Page 49 of 99

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-56-5
N. ITEMCONTROLE OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (x 1000 km)
110203040
JAARLIJKSE
CONTROLE
• Controleer de werking.
• Smeren.
• Controleer de werking en speling.
• Stel indien nodig de speling af.
• Smeer het gaskabelhuis en de gaskabel.
• Controleer de luchtafsluitklep, de membraanklep
en de slang op beschadiging.
• Vervang beschadigde onderdelen indien nodig.
• Controleer of de schroefklem goed vastzit.
• Controleer de werking.
• Stel de koplamplichtbundel af. Voor- en
achterremschakelaar
Bewegende delen
en kabels
Gaskabelhuis en
gaskabel
Luchtinlaatsysteem
Uitlaatdemper en
uitlaatpijp
Lampen,
richtingaanwijzers
en schakelaars 25
✻
26
27
✻
28✻
29✻
30✻
OPMERKING:
Het luchtfilter dient vaker te worden gecontroleerd wanneer u in een extreem vochtige of stoffige omgeving rijdt.
Hydraulisch remsysteem
Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en de remklauwen worden vervangen
en de remvloeistof worden ververst.
De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.√√√√√ √
√√√√ √
√√√√ √
√√√√ √
√√√√√
√√√√√ √
MY03 04-06 NL 22-12-2005 12:24 Pagina 6-5
Page 50 of 99

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU18771
Panelen verwijderen en
aanbrengen
Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden die in dit
hoofdstuk worden beschreven, moe-
ten de afgebeelde panelen worden
verwijderd. Neem deze paragraaf tel-
kens door om een paneel te verwijde-
ren of aan te brengen.
DAUB1290
Panelen A en B
1. Bouten de paneel
A. Rechterpaneel
B. Linkerpaneel
Verwijderen van een paneel
1. Verwijder de bouten.
2. Haal het paneel los door het pa-
neel omhoog te schuiven.
Aanbrengen van een paneel
1. Plaats het paneel in de haak, en
schuif het paneel omlaag naar de
oorspronkelijke positie.
2. Breng de bouten aan.
DAU19602
Controleren van de bougie
De bougie is een belangrijk motoronder-
deel dat gemakkelijk te controleren is.
Door hitte en aanslag slijten bougies op
de lange duur. Daarom moeten bougies
worden verwijderd en gecontroleerd vol-
gens het periodieke onderhouds- en
smeerschema. Bovendien kan aan het
uiterlijk van de bougie de conditie van de
motor worden afgelezen.
De bougie verwijderen
1. Bougiedop
2. Bougiesleutel
1. Verwijder de bougiedop.
6-6
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
MY03 04-06 NL 22-12-2005 12:24 Pagina 6-6
Page 51 of 99

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
2. Verwijder de bougie zoals weer-
gegeven met behulp van de bou-
giesleutel uit de boordgereed-
schapsset.
Controleren van de bougie
1. Controleer of de porseleinen isola-
tor rondom de centrale elektrode
van de bougie een middeldonkere
tot lichte kleur vertoont (de ideale
kleur bij normaal gebruik van de
machine).
OPMERKING:
De motor is misschien defect als de
bougie een duidelijk andere kleur
heeft. Probeer dergelijke problemen
niet zelf vast te stellen. Laat in plaats
daarvan uw motorfiets nakijken door
een Yamaha dealer.
2. Controleer de bougie op afslijting
van de elektroden en op overmati-
ge koolstof- of andere aanslag.
Vervang indien nodig de bougie.
6-7
Voorgeschreven bougie:
CR7E (NGK)
Elektrodenafstand:
0,7-0,8 mm (0,028-0,032 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
12,5 Nm (1,25 m·kgf, 9,0 ft·lbf)
De bougie monteren
1. Meet de elektrodenafstand met
een draadvoelmaat. Stel de af-
stand indien nodig af volgens de
specificatie.
1. Elektrodenafstand
2. Reinig het oppervlak van de
bougiepakking en het pasvlak en
verwijder eventueel vuil uit de
schroefdraad van de bougie.3. Breng de bougie aan met behulp
van de bougiesleutel en zet vast
met het correcte aanhaalmoment.
OPMERKING:
Als geen momentsleutel beschikbaar
is, wordt de bougie correct vastgezet
door handvast te zetten en dan nog
1/4-1/2 slag verder te draaien. De
bougie moet echter zo snel mogelijk
naar het juiste aanhaalmoment wor-
den aangedraaid.
4. Installeer de bougiedop.
MY03 04-06 NL 22-12-2005 12:24 Pagina 6-7
Page 52 of 99

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAUB1350
Motorolie en oliefilterelement
Vóór iedere rit moet het motorolie-
niveau worden gecontroleerd. Verder
moet de olie worden ververst en het
oliefilterelement worden vervangen
volgens de intervalperioden vermeld
in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.Om het motorolieniveau
te controleren
1. Zet de machine op een vlakke on-
dergrond en houd deze rechtop.
OPMERKING:
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het motorolie-
niveau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
2. Start the motor, laat deze 10-15
minuten warmlopen, daarna 20-
30 seconden stationair draaien,
en zet de motor vervolgens uit.
3. Wacht een paar minuten om de
olie tot rust te laten komen, ver-
wijder de olievuldop, veeg de peil-
stok schoon, steek deze weer in
de vulopening (zonder vast te
draaien) en neem dan weer uit
om het olieniveau te controleren.1. Olievuldop
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
DWAB0010
WAARSCHUWING0
Tijdens en na het gebruik van het
voertuig zijn de uitlaatpijpen erg
heet. Om brandwonden te voorko-
men dient u er bij het verwijderen
van de olievuldop goed op te letten
dat u de uitlaatpijpen niet aanraakt.
OPMERKING:
Het oliereservoir bevindt zich vóór
het frame.
Het motorolieniveau moet tussen
de merkstrepen voor minimum- en
maximumniveau staan.
6-8
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
MY03 04-06 NL 22-12-2005 12:24 Pagina 6-8
Page 53 of 99

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DCA10010LET OP:
Gebruik de machine alleen als u
weet dat het motorolieniveau vol-
doende hoog is.
DWA10360
WAARSCHUWING0
Draai de oliereservoirdop nooit los
direct nadat op hoge snelheid is ge-
reden, de hete motorolie kan dan
naar buiten spuiten en schade of
brandwonden veroorzaken. Geef
de motorolie steeds de gelegen-
heid voldoende af te koelen voordat
de oliereservoirdop wordt verwij-
derd.
4. Als de motorolie beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, vul dan voldoende olie, van
de aanbevolen soort, bij tot het
correcte niveau.
5. Breng de olievuldop aan.
Om de motorolie te verversen
(met of zonder vervanging
oliefilterelement)
1. Start de motor, laat hem een paar
minuten warmdraaien en zet hem
dan uit.
2. Zet de motorfiets op de zijstan-
daard, en plaats een oliecarter
onder het oliereservoir en ook
een onder de motor om de ge-
bruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de af-
tapplug van het carter om de olie
uit het carter te laten stromen.
4. Verwijder de aftapplug van het
oliereservoir om de olie uit het
oliereservoir te laten stromen.
1. Olieaftapplug (carter)
2. Olieaftapplug (oliereservoir)
5. Verwijder de aftapbout van het
oliefilterelement om de olie uit het
oliefilterelement te laten stromen.
6-9
MY03 04-06 NL 22-12-2005 12:24 Pagina 6-9
Page 54 of 99

OPMERKING:
Zorg dat de o-ringen correct aanlig-
gen.
9. Breng de motorolieaftappluggen
aan en zet deze dan vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Aftapbout oliefilterelement
2. Bevestigingsbout oliefilterdeksel
OPMERKING:
Sla stappen 6-8 over als het oliefilter-
element niet wordt vervangen.
6. Verwijder het oliefilterdeksel door
de bouten te verwijderen.
7. Verwijder en vervang het oliefil-
terelement en de o-ringen.
8. Monteer het oliefilterdeksel door
de bouten en de aftapbout aan te
brengen en deze dan vast te zet-
ten met het voorgeschreven aan-
haalmoment.
1. Oliefilterelement
2. O-ring
6-10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Aanhaalmomenten:
Bevestigingsbout oliefilterdeksel:
10 Nm (1,0 m·kgf, 7,2 ft·lbf)
Aftapbout oliefilterelement:
10 Nm (1,0 m·kgf, 7,2 ft·lbf)
Aanhaalmomenten:
Olieaftapplug (carter):
30 Nm (3,0 m·kgf, 22 ft·lbf)
Olieaftapplug (oliereservoir):
30 Nm (3,0 m·kgf, 22 ft·lbf)
10. Vul bij met de voorgeschreven
hoeveelheid van de aanbevolen
motorolie, monteer dan de olie-
vuldop en zet deze vast.
MY03 04-06 NL 22-12-2005 12:24 Pagina 6-10
Page 55 of 99

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilter
element:
3,0 L (3,17 US qt) (2,64 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilter
element:
3,1 L (3,28 US qt) (2,72 Imp.qt)
DCA11620LET OP:
Om het slippen van de koppeling
te voorkomen (de motorolie
smeert immers ook de koppe-
ling) mogen geen chemische
additieven worden toegevoegd.
Gebruik geen olieën met een
"CD" dieselspecificatie of olieën
met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook
geen oliën met een "ENERGY
CONSERVING II" of hogere aan-
duiding.
Zorg dat er geen verontreini-
gingen in het carter terecht ko-
men.11. Start de motor, laat hem een paar
minuten stationair draaien en
controleer daarbij op olielekkage.
Als er sprake is van olielekkage,
zet de motor dan direct af en zoek
de oorzaak.
12. Zet de motor af, controleer dan
het olieniveau en corrigeer indien
nodig.
DCAB0030LET OP:
Het oliereservoir moet in twee stap-
pen worden gevuld. Vul het oliere-
servoir eerst met 2,0 L (2,11 US qt)
(1,75 Imp.qt) van de aanbevolen
motorolie. Start vervolgens de mo-
tor, geef vijf of zes keer flink gas,
zet de motor weer uit en vul dan de
rest van de motorolie bij.
MY03 04-06 NL 22-12-2005 12:24 Pagina 6-11
Page 56 of 99

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU20070Koelvloeistof
Voor iedere rit moet het koelvloeistof-
niveau worden gecontroleerd. Ook
moet de koelvloeistof worden ververst
volgens de intervalperioden vermeld
in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU20090
Controleren van het
koelvloeistofniveau
1. Plaats de machine op een vlakke
ondergrond en houd deze verticaal.
OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet
worden gecontroleerd terwijl de
motor koud is, temperatuurver-
schillen zijn namelijk van invloed
op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat
bij het controleren van het koel-
vloeistofniveau. Wanneer de ma-
chine iets schuin staat, kan het ni-
veau al foutief worden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofni-
veau in het reservoir.
OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet tussen
de merkstrepen voor minimum en
maximum niveau staan.
1. Koelvloeistofreservoir
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
4. Dop koelvloeistofreservoir
3. Open de reservoirdop, vul koel-
vloeistof bij tot de merkstreep voor
maximumniveau en sluit de reser-
voirdop weer als de koelvloeistof
bij of beneden de merkstreep voor
minimumniveau staat.
DCA10470LET OP:
Als er geen koelvloeistof voor-
handen is, gebruik in plaats
daarvan dan gedistilleerd water
of zacht leidingwater. Gebruik
geen hard water of zout water,
hierdoor kan de motor worden
beschadigd.
Wanneer water werd gebruikt
in plaats van koelvloeistof, ver-
vers dan zo snel mogelijk met
koelvloeistof, anders wordt de
motor onvoldoende gekoeld en
is het koelsysteem niet be-
schermd tegen bevriezing en
corrosie.
Als water aan de koelvloeistof
is toegevoegd, vraag dan zo
snel mogelijk een Yamaha
dealer het antivries percentage
van de koelvloeistof te contro-
leren, anders zal de koelvloei-
stof minder effectief zijn.
6-12
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Inhoud koelvloeistofreservoir:
0,25 L (0,26 US qt) (0,22 Imp.qt)
MY03 04-06 NL 22-12-2005 12:24 Pagina 6-12