Page 17 of 150
33
2
VOORDAT U GAAT RIJDEN
Cockpit
Display geeft weer signaleert Wat te doen
Temperatuur/
Gladheid
het verklikkerlampje
voor gladheid, de
temperatuur die
knippert en een
melding die wordt
weergegeven op
het display.
weersomstandigheden met kans
op gladheid. Wees extra waakzaam en rem niet abrupt. Zie in de
rubriek 5 het gedeelte "Veilig rijden".
Temperatuur instellen:
Datum. Tijd. een instelling via het menu
MODE.
Zie in de rubriek 4 het gedeelte "Mode".
Hoogte van de
koplampverstelling een verstelling
van de
koplampen.stand 0 t/m 3, afhankelijk van
de belading van de auto. Verstel de koplampen met de knop op het
dashboard. Zie in de rubriek 3 het gedeelte
"Stuurkolomschakelaars".
Onderhoudssleutelde sleutel die
blijft branden.
een bijna verstreken
onderhoudsinterval. Zie het overzicht met controlepunten in het
onderhoudsboekje. Laat de onderhoudsbeurt uitvoeren
door het PEUGEOT-netwerk.
Page 18 of 150

34
Cockpit
BRANDSTOFNIVEAUMETER
Het brandstofniveau wordt aangegeven zodra
het contact wordt aangezet.
De wijzer staat op:
-
F (Full - vol): de brandstoftank is volledig
gevuld (ongeveer 90 liter).
- E (Empty - leeg): de brandstoftank is bijna
leeg, het verklikkerlampje blijft branden.
Het lampje gaat branden op het moment dat
er nog ongeveer 11 liter brandstof in de tank
aanwezig is.
Optioneel kan de auto worden uitgerust met
een brandstoftank met een inhoud van 60 of
125 liter.
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
De wijzer van de
koelvloeistoftemperatuurmeter bevindt
zich tussen C (Cold - koud) en H (Hot -
warm): de temperatuur is in orde.
Onder zware gebruiksomstandigheden of bij
warm weer kan de wijzer in de buurt van het
rode gebied komen. - wacht tot de motor is afgekoeld om
het niveau te controleren en eventueel
koelvloeistof bij te vullen. Neem daarbij de
volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
het koelcircuit staat onder druk. Draai om
brandwonden te voorkomen de dop eerste
2 omwentelingen los om de druk te laten dalen.
Controleer, als de druk eenmaal is gedaald, het niv eau
en verwijder de dop om koelvloeistof bij te vullen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk als de
wijzer in het rode gebied blijft staan.
Raadpleeg in de rubriek 7 het gedeelte
"Niveaus".
Raadpleeg in de rubriek 7 het gedeelte
"Brandstof". Als de wijzer in het rode gebied komt
en/of het lampje gaat branden:
- stop onmiddellijk en zet het contact af.
De motorventilateur kan nog ongeveer
10 minuten blijven werken.
EMISSIEREGELING
EOBD (European On Board Diagnosis) is
een Europees diagnosesysteem dat de
emissieregeling bewaakt en ervoor zorgt dat de
auto voldoet aan de normen voor de uitstoot van:
- CO (koolmonoxide),
- HC (koolwaterstoffen),
- NOx (stikstofoxide) of roetdeeltjes, de samenstelling van de uitstoot wordt
gecontroleerd door de lambdasondes
voor en achter de katalysator.
In het geval van een storing in de
emissieregeling wordt de bestuurder
gewaarschuwd door het branden van
d i t s p e c i i e k e v e r k l i k k e r l a m p j e o p h e t
instrumentenpaneel.
De katalysator kan beschadigd raken .
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Page 19 of 150

35
2
VOORDAT U GAAT RIJDEN
Cockpit
ONDERHOUDSINDICATOR
Na het aanzetten van het contact brandt
gedurende enkele seconden het lampje
(een sleutel die onderhoudswerkzaamheden
symboliseert): het display geeft de afstand tot
de volgende onderhoudsbeurt aan volgens het
onderhoudsschema van de constructeur (zie het
onderhoudsboekje). Deze afstand wordt bepaald
op basis van de afgelegde afstand sinds de
vorige onderhoudsbeurt.
DIMMER DASHBOARDVERLICHTING
De lichtsterkte van de dashboardverlichting kan
worden ingesteld als de verlichting is ingeschakeld.
Raadpleeg het overzicht van de
onderhoudsbeurten in het onderhoudsboekje
d a t u b i j d e a fl e v e r i n g v a n d e a u t o i s o v e r h a n d i g d .
Na enkele seconden schakelt het display weer over
naar de normale weergave.
Stel de lichtsterkte van de
dashboardverlichting in met deze
schakelaars.
Er zijn 8 standen mogelijk.
Slijtage-indicator motorolie (100 pk- en 120 pk-motor)
Functie "Oil Life" of "Suit in Oil": het
verversingsinterval bij normaal gebruik van
uw auto bedraagt 40.000 km.
Vanaf wordt door de elektronische eenheid
motor echter al de kwaliteit van de motorolie
gecontroleerd.
Onder zware omstandigheden zal de
kwaliteit van de motorolie van uw auto
sneller achteruitgaan. Als de motorolie moet worden
ververst, wordt u elke keer
dat de motor wordt gestart
gewaarschuwd door het
verklikkerlampje motoroliedruk en een
melding op het instrumentenpaneel (volgens
uitvoering).
Zorg ervoor dat in dat geval de olie zo
snel mogelijk wordt ververst.
Page 20 of 150

36
Versnellingsbakken en stuurwiel
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Trap om soepel te kunnen schakelen het
koppelingspedaal altijd volledig in.
Om te voorkomen dat de werking van het
pedaal wordt gehinderd:
-
controleer of de mat goed op zijn
plaats ligt,
-
leg nooit meerdere matten boven op elkaar.
Laat tijdens het rijden niet uw hand op de
versnellingspook rusten. Zelfs een lichte belasting
op de pook kan na verloop van tijd slijtage aan de
onderdelen in de versnellingsbak veroorzaken.
VERSNELLINGSBAKKEN EN STUURWIEL
STUURWIEL IN DIEPTE VERSTELLEN
Stel eerst, bij stilstaande auto, de stoel in de
juiste stand af.
Ontgrendel het stuurwiel door de hendel
naar u toe te trekken.
Stel het stuurwiel in de gewenste stand en
vergrendel het weer door de hendel volledig
terug te duwen.
Uit veiligheidsoverwegingen mogen deze
handelingen alleen bij stilstaande auto
worden uitgevoerd.
Achteruit
Trek de ring onder de pookknop omhoog om
de achteruit in te schakelen. Schakel de achteruit pas in als de auto
volledig stilstaat.
Zet de pook met beleid in de
achteruitversnelling om bijgeluiden te
beperken.
Als de achteruit is ingeschakeld, klinkt aan de
buitenzijde van de auto een geluidssignaal.
De parkeerhulp (volgens uitvoering)
wordt bij het inschakelen van
de achteruitversnelling automatisch
ingeschakeld; hierbij klinkt een geluidssignaal.
Raadpleeg in rubriek 4 het gedeelte
"Parkeerhulp achter".
Page 21 of 150

37
2
VOORDAT U GAAT RIJDEN
Starten en stoppen
STARTEN EN STOPPEN
Stand MAR: AAN.
Verschillende accessoires functioneren.
Stand AVV(Avviemento): startmotor.
De startmotor wordt in werking gezet.
Stand PARK: parkeren.
De parkeerlichten kunnen bij afgezet contact
blijven branden.
Zie in de rubriek 3 het gedeelte
"Parkeerlicht".
Stand STOP: stuurslot.
Het contact is afgezet. Gebruiksvoorschrift: starten
Verklikkerlampje startblokkering
Gebruik als dit lampje brandt een
andere sleutel en laat de defecte sleutel
controleren door het PEUGEOT-netwerk.
Verklikkerlampje voorgloeien
dieselmotor
Zet het contact in de stand MAR.
Wacht bij koud weer tot dit lampje
uitgaat en zet vervolgens de startmotor in
werking (stand AVV) tot de motor aanslaat.
Als de motor voldoende op temperatuur is,
gaat het lampje na minder dan 1 seconde uit
en kunt u de motor direct starten. Verklikkerlampje geopend portier
Controleer als dit lampje brandt
of de portieren, achterdeuren,
schuifdeuren en de motorkap
goed zijn gesloten!
Page 22 of 150
+ 5%+ 5%
2 s2 s
38
Starten en stoppen
Hill Holder
Deze aan het ESP gekoppelde functie
vereenvoudigt het wegrijden op een helling
en wordt geactiveerd onder de volgende
omstandigheden:
- de auto moet stilstaan met draaiende
motor,
- de helling moet steiler zijn dan 5 %, Als u het rempedaal en het
koppelingspedaal hebt ingetrapt, hebt u
zodra u het rempedaal loslaat ongeveer
2 seconden de tijd om, zonder dat de auto
de helling af begint te rollen, gas te geven
en weg te rijden.
Bij het wegrijden wordt de functie
automatisch gedeactiveerd door de remdruk
geleidelijk te laten afnemen.
Gedurende deze fase is het mogelijk dat de
remmen hoorbaar zijn, het teken dat de auto
in beweging komt.
Page 23 of 150
39
2
VOORDAT U GAAT RIJDEN
Starten en stoppen
Storing
In het geval van een storing in het
systeem gaat dit verklikkerlampje
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding
ter bevestiging op het display (volgens
uitvoering).
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk om het
systeem te laten nakijken.
De functie HHC (Hill Holder Control) zorgt
voor extra rijcomfort. Het systeem werkt niet
als automatische parkeerrem of handrem. Gebruiksvoorschrift: stoppen
Ontzien van de motor en de versnellingsbak
Laat de motor voordat u het contact afzet
enkele seconden draaien om het toerental
van de turbocompressor te laten dalen.
Geef geen gas bij het afzetten van het
contact.
Het inschakelen van een versnelling na het
parkeren van de auto is niet nodig.
Page 24 of 150
40
Stuurkolomschakelaars
LICHTSCHAKELAAR
Draai de ring met het witte merkteken in de
stand van de gewenste verlichting.
Alle verlichting uit
Richtingaanwijzers
(groene verklikkerlampjes)
Links: omlaag.
Rechts: omhoog.
STUURKOLOMSCHAKELAARS
Parkeerlichten aan Dimlicht/grootlicht aan
Schakelen tussen dim- en
grootlicht
Trek de hendel volledig naar u toe.
Lichtsignaal
Trek de hendel naar u toe, ongeacht de
stand van de ring. Mistlampen vóór
Mistachterlicht
De mistlampen (volgens uitvoering) werken
als het parkeerlicht, dimlicht of grootlicht is
ingeschakeld.
Druk op één van deze schakelaars om de
gewenste verlichting in te schakelen. De mistlampen mogen uitsluitend
worden gebruikt bij dichte mist of zware
sneeuwval.
Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebruikers en
daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te schakelen
zodra ze niet meer nodig zijn.