Page 16 of 150
33
2
VOORDAT U GAAT RIJDEN
Cockpit
Display geeft weer signaleert Wat te doen
Temperatuur/
Gladheid
het verklikkerlampje
voor gladheid, de
temperatuur die
knippert en een
melding die wordt
weergegeven op
het display.
weersomstandigheden met kans
op gladheid. Wees extra waakzaam en rem niet abrupt. Zie in de
rubriek 5 het gedeelte "Veilig rijden".
Temperatuur instellen:
Datum. Tijd. een instelling via het menu
MODE.
Zie in de rubriek 4 het gedeelte "Mode".
Hoogte van de
koplampverstelling een verstelling
van de
koplampen.stand 0 t/m 3, afhankelijk van
de belading van de auto. Verstel de koplampen met de knop op het
dashboard. Zie in de rubriek 3 het gedeelte
"Stuurkolomschakelaars".
Onderhoudssleutelde sleutel die
blijft branden.
een bijna verstreken
onderhoudsinterval. Zie het overzicht met controlepunten in het
onderhoudsboekje. Laat de onderhoudsbeurt uitvoeren
door het PEUGEOT-netwerk.
Page 17 of 150
33
2
VOORDAT U GAAT RIJDEN
Cockpit
Display geeft weer signaleert Wat te doen
Temperatuur/
Gladheid
het verklikkerlampje
voor gladheid, de
temperatuur die
knippert en een
melding die wordt
weergegeven op
het display.
weersomstandigheden met kans
op gladheid. Wees extra waakzaam en rem niet abrupt. Zie in de
rubriek 5 het gedeelte "Veilig rijden".
Temperatuur instellen:
Datum. Tijd. een instelling via het menu
MODE.
Zie in de rubriek 4 het gedeelte "Mode".
Hoogte van de
koplampverstelling een verstelling
van de
koplampen.stand 0 t/m 3, afhankelijk van
de belading van de auto. Verstel de koplampen met de knop op het
dashboard. Zie in de rubriek 3 het gedeelte
"Stuurkolomschakelaars".
Onderhoudssleutelde sleutel die
blijft branden.
een bijna verstreken
onderhoudsinterval. Zie het overzicht met controlepunten in het
onderhoudsboekje. Laat de onderhoudsbeurt uitvoeren
door het PEUGEOT-netwerk.
Page 19 of 150

35
2
VOORDAT U GAAT RIJDEN
Cockpit
ONDERHOUDSINDICATOR
Na het aanzetten van het contact brandt
gedurende enkele seconden het lampje
(een sleutel die onderhoudswerkzaamheden
symboliseert): het display geeft de afstand tot
de volgende onderhoudsbeurt aan volgens het
onderhoudsschema van de constructeur (zie het
onderhoudsboekje). Deze afstand wordt bepaald
op basis van de afgelegde afstand sinds de
vorige onderhoudsbeurt.
DIMMER DASHBOARDVERLICHTING
De lichtsterkte van de dashboardverlichting kan
worden ingesteld als de verlichting is ingeschakeld.
Raadpleeg het overzicht van de
onderhoudsbeurten in het onderhoudsboekje
d a t u b i j d e a fl e v e r i n g v a n d e a u t o i s o v e r h a n d i g d .
Na enkele seconden schakelt het display weer over
naar de normale weergave.
Stel de lichtsterkte van de
dashboardverlichting in met deze
schakelaars.
Er zijn 8 standen mogelijk.
Slijtage-indicator motorolie (100 pk- en 120 pk-motor)
Functie "Oil Life" of "Suit in Oil": het
verversingsinterval bij normaal gebruik van
uw auto bedraagt 40.000 km.
Vanaf wordt door de elektronische eenheid
motor echter al de kwaliteit van de motorolie
gecontroleerd.
Onder zware omstandigheden zal de
kwaliteit van de motorolie van uw auto
sneller achteruitgaan. Als de motorolie moet worden
ververst, wordt u elke keer
dat de motor wordt gestart
gewaarschuwd door het
verklikkerlampje motoroliedruk en een
melding op het instrumentenpaneel (volgens
uitvoering).
Zorg ervoor dat in dat geval de olie zo
snel mogelijk wordt ververst.
Page 25 of 150

41
3
ERGONOMIE EN COMFORT
AUTOMATISCHE VERLICHTING
De automatische verlichting (volgens
uitvoering) zorgt er bij een geringe
lichtsterkte van de omgeving voor dat
automatisch het dimlicht wordt ingeschakeld.
Het dimlicht wordt tevens automatisch
ingeschakeld als de ruitenwissers
onafgebroken wissen.
Bij mist of sneeuwval kan de lichtsensor
voldoende licht waarnemen en zullen
de lichten niet automatisch worden
ingeschakeld. Schakel het dimlicht indien
nodig zelf in.
De verlichting wordt uitgeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving weer
voldoende is of als het wissen is gestopt.
KOPLAMPEN VERSTELLEN
Pas de stand van de koplampen aan de
belading van de auto aan.
De koplampen kunnen worden versteld als
het dimlicht of het grootlicht is ingeschakeld.
PARKEERLICHTEN/PARKDe parkeerlichten kunnen blijven branden
als de auto geparkeerd staat met afgezet
contact, sleutel in de stand PARK of sleutel
uit het contact verwijderd.
Inschakelen Draai de ring in de afgebeelde
stand. Als het contact wordt
afgezet, wordt de verlichting
automatisch uitgeschakeld.
Dek de lichtsensor in het midden van
de voorruit niet af.FOLLOW ME HOME
Contact afgezet of contact in de
stand STOP.
Zet binnen 2 minuten na het
afzetten van de motor het contact
in de stand STOP of verwijder de sleutel uit
het contact.
Trek de lichtschakelaar naar het stuurwiel
toe.
Het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Telkens als u de lichtschakelaar naar het
stuurwiel toe trekt, wordt de duur van de
follow-me-home verlichting met 30 seconden
verlengd. De maximale duur bedraagt
ongeveer 3 minuten. Zodra de ingestelde
duur is verstreken, wordt de verlichting
automatisch uitgeschakeld.
Houd de schakelaar langer dan 2 seconden
naar het stuurwiel toe getrokken om de
functie uit te schakelen. Druk op deze schakelaar en
draai gelijktijdig de contactsleutel
één stand naar links. Verwijder
vervolgens de sleutel uit het
contact.
De functie "follow me home"
(volgens uitvoering) zorgt ervoor
dat als u de auto verlaat en
de automatische verlichting is
geactiveerd (ring in de stand A), de parkeer-
en dimlichten nog gedurende de ingestelde
tijd blijven branden (bijvoorbeeld op een
parkeerterrein).
Druk herhaaldelijk op deze
schakelaars op het dashboard
om de koplampen te verstellen.
Een verklikkerlampje op het
display geeft de geselecteerde
stand aan (0, 1, 2, 3).Stuurkolomschakelaars
Page 37 of 150
53
3
ERGONOMIE EN COMFORT
Ventilatie
Inschakelen/uitschakelen
Met behulp van deze schakelaar
op het bedieningspaneel uiterst
links op het dashboard kan de
bestuurder de bediening achter in
de auto in- of uitschakelen.
Eén keer indrukken: inschakelen
(lampje brandt).
Twee keer indrukken: uitschakelen (lampje uit).
Zet de knop in de stand 0 om de aanjager
uit te schakelen. Om condens te voorkomen, zorgt een
veiligheidssysteem echter automatisch voor
de ventilatie achter, ook als de schakelaar in
de stand 0 staat.
Luchtopbrengst De kracht van de luchttoevoer via
de ventilatieroosters varieert van
1 tot 4.
Zet de knop in de gewenste stand
voor een optimaal comfort. Instellen comfortwaarde
- van blauw (toevoer van koude lucht),
- tot rood (toevoer van warme lucht).
De functie kan worden uitgeschakeld met de
schakelaar OFF van het centrale "Monozone"
bedieningspaneel.
Zet de knop in de gewenste stand:
Page 38 of 150
54
Ventilatie
PROGRAMMEERBARE
STANDKACHEL
De programmeerbare standkachel (volgens
uitvoering) zorgt voor een geleidelijke
voorverwarming van het koelcircuit, zodat de
motor beter op temperatuur is bij het starten. Met behulp van de tijdschakelaar kunt u
het gewenste inschakeltijdstip kiezen. Het
systeem zorgt ervoor dat het interieur sneller
wordt opgewarmd. Pictogram verwarmingscyclus
Digitale programmering
Het bedieningspaneel van de standkachel
bevindt zich links onder op het dashboard. Verlichting display
Weergave nummer geselecteerd
programma
Toets weergave tijd
Toetsen instellen tijd
Selectie opgeslagen programma
Toets voor direct inschakelen
verwarming
Pictogram instellen en weergave
tijd
Page 47 of 150
63
3
ERGONOMIE EN COMFORT
Praktische voorzieningen
INDELING VAN DE CABINE
Opbergvak voorstoelen
Het uitschuifbare opbergvak bevindt zich
onder de bestuurdersstoel.
Het opbergvak onder de passagiersstoel
is bestemd voor gereedschap voor het
verwisselen van een wiel.
Stoelen met variabele demping zijn echter
niet voorzien van opbergvakken. Opklapbaar schrijfblad
Het schrijfblad bevindt zich in het midden
van het dashboard.
Met de klem kunnen documenten,
vrachtbrieven, enz. worden vastgezet.
Beweeg het schrijfblad aan de bovenzijde
omhoog of omlaag om het uit of in te klappen.
PRAKTISCHE VOORZIENINGEN
Centraal opbergvak
Dit opbergvak is afsluitbaar met de sleutel
(volgens uitvoering).
Het schrijfblad is niet beweegbaar
als uw auto is voorzien van een
passagiersairbag.
Page 48 of 150
64
Praktische voorzieningen
Dashboardkastje Gekoeld dashboardkastje
Het gekoelde dashboardkastje bevindt zich
rechts boven in het dashboard.
Het ventilatierooster kan worden geopend
of gesloten. De lucht die de aanjager in
het dashboardkastje verspreidt is dezelfde
als de lucht uit de ventilatieroosters in het
interieur.Zonneklep
Klap de zonneklep omlaag om verblinding
door de zon te voorkomen.
De zonnekleppen zijn voorzien van etuis
voor het opbergen van tolkaarten, tickets, ...