Page 25 of 56

DAU15980
DWA10870
s s
WAARSCHUWING
Zorg dat u volkomen vertrouwd
bent met alle bedieningsfunc-
ties en hun werking voordat u
gaat rijden. Informeer bij een
Yamaha dealer als u de wer-
king van een schakelaar of
functie niet volkomen begrijpt.
Start de motor nooit in een
afgesloten ruimte en laat deze
hierin ook niet lange tijd aane-
en draaien. Uitlaatgassen zijn
giftig en het inademen ervan
kan al binnen korte tijd leiden
tot bewusteloosheid en dode-
lijk letsel. Controleer altijd of er
voldoende ventilatie is.
Start de motor om veiligheids-
redenen te allen tijde met de
middenbok naar beneden.
DAU16560
Starten van een koude motorDCA10250
LET OP
Zie pagina 5-2 voor instructies over
het inrijden van de motor alvorensde machine in gebruik wordt geno-
men.
1. Draai de sleutel naar “*” en draai
naar “ON” zodra het waarschu-
wingslampje olieniveau gaat
branden.
DCA10240
LET OP
Als het waarschuwingslampje voor
olieniveau niet gaat branden, vraag
dan een Yamaha dealer het elek-
trisch circuit te testen.
2. Sluit de gasklep volledig.
3. Start de motor door de startknop
in te drukken of het kickstarter-
pedaal omlaag te trappen terwijl
tegelijkertijd de voor- of achte-
rrem is bekrachtigd.
OPMERKING:
Als de motor na indrukken van de
startknop niet wil starten, laat dan de
startknop los, wacht een paar secon-
den en probeer het dan opnieuw.
Iedere startpoging moet zo kort
mogelijk duren om de accu te sparen.
Laat de startmotor nooit langer dan 5
seconden aaaneen draaien. Probeerde kickstarter als de motor niet via de
startmotor wil aanslaan.
DCA11040
LET OP
Trek nooit snel op terwijl de motor
nog koud is, dit verkort de levens-
duur van de motor!
DAU16760
Wegrijden
OPMERKING:
Laat de motor warmdraaien voordat u
wegrijdt.
1. Houd met uw linkerhand de ach-
terremhendel ingedrukt, houd
met uw rechterhand de rechter-
handgreep vast en duw de scoo-
ter van de middenbok af.
2. Ga schrijlings op het zadel zitten
en stel de achteruitkijkspiegels
af.
3. Zet de richtingaanwijzer aan.
4. Controleer op tegemoetkomend
verkeer en draai voorzichtig aan
de gasgreep (rechts) om weg te
rijden.
5. Schakel de richtingaanwijzer uit.
5
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-1
5RW-F8199-D3.qxd 08/09/2005 18:11 Página 25
Page 26 of 56

DAU16780
Sneller en langzamer rijden
De rijsnelheid wordt geregeld door de
gasgreep open of dicht te draaien.
Draai de gasgreep richting (a) om
sneller te gaan rijden. Draai de gas-
greep richting (b) om langzamer te
gaan rijden.
DAU16791
Remmen
1. Sluit de gasklep volledig.
2. Knijp de voor- en achterremmen
gelijktijdig in en oefen geleidelijk
meer druk uit.
DWA10300
s s
WAARSCHUWING
Vermijd hard en abrupt rem-
men (met name wanneer u
naar één kant overhelt). De
scooter zou namelijk kunnen
slippen of omvallen.
Spoorwegovergangen, tram-
rails, ijzeren platen gebruikt in
de wegenbouw en putdeksels
worden in natte toestand zeer
glad. U dient deze obstakels
daarom met aangepaste snel-
heid te naderen en voorzichtig
te passeren.
Onthoud dat remmen op een
nat wegdek veel moeilijker is.
Rijd langzaam heuvelafwaarts,
remmen kan tijdens afdalingen
soms lastig zijn.
DAU16830
Inrijperiode
De belangrijkste periode in de levens-
duur van het motorblok is de tijd tus-
sen 0 en 1000 km (600 mi). Lees daa-
rom de volgende informatie
aandachtig door.
Omdat het motorblok gloednieuw is,
mag dit gedurende de eerste 1000 km
(600 mi) niet te zwaar worden belast.
De verschillende onderdelen van de
motor slijten op elkaar in totdat de
juiste bedrijfsspelingen zijn bereikt.
Rijd tijdens deze periode nooit lang-
durig volgas en vermijd ook andere
manoeuvres die tot oververhitting van
de motor kunnen leiden.
DAUT1110
0~150 km (0~90 mi)
Draai de gasgreep niet tot voorbij 1/3
open. Zet de motor steeds af nadat
deze een uur heeft gedraaid en laatdan gedurende 5 tot 10 minuten afko-
elen. Varieer de rijsnelheid van de
scooter zo nu en dan. Verander de
stand van de gasgreep regelmatig.
150~500 km (90~300 mi)
Houd de gasgreep niet langdurig
voorbij halverwege opengedraaid.
500~1000 km (300~600 mi)
Houd geen kruissnelheid aan waarbij
de gasgreep voorbij driekwart is
opengedraaid.
DCAT1010
LET OP
Nadat de eerste 1000 km (600 mi)
zijn afgelegd moet de cardanolie
worden ververst.
1000 km (600 mi) en verder
Laat de motor niet langdurig volgas
draaien. Varieer het toerental zo nu en
dan.
DAU17200
Parkeren
Zet om te parkeren de motor af en
neem dan de sleutel uit het contacts-
lot.
5
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-2
5RW-F8199-D3.qxd 08/09/2005 18:11 Página 26
Page 27 of 56
DWA10310
s s
WAARSCHUWING
De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet worden, par-
keer dus op een plek waar
voetgangers of kinderen niet
gemakkelijk met deze onder-
delen in aanraking kunnen
komen.
Parkeer niet op een helling of
op een zachte ondergrond, de
machine zou dan kunnen
omvallen.
5
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-3
5RW-F8199-D3.qxd 08/09/2005 18:11 Página 27
Page 28 of 56

DAU17280
De eigenaar is verplicht de optimale
veiligheid te waarborgen. Door perio-
diek inspecties, afstellingen en sme-
erbeurten uit te laten voeren, zorgt u
ervoor dat uw machine in zo veilig en
efficiânt mogelijke conditie blijft. Op
de volgende pagina’s wordt de belan-
grijkste informatie met betrekking tot
inspecties, afstellingen en smeer-
beurten gegeven.
De intervalperioden vermeld in het
periodiek smeer- en onderhoudss-
chema moeten worden beschouwd
als een algemene richtlijn onder nor-
male rijcondities Het is echter moge-
lijk dat de INTERVALPERIODEN
VOOR ONDERHOUD MOETEN
WORDEN VERKORT AFHANKELIJK
VAN HET WEER, HET TERREIN, DE
GEOGRAFISCHE LOCATIE EN INDI-
VIDUEEL GEBRUIK.
DWA10320
s s
WAARSCHUWING
Vraag een Yamaha dealer het
onderhoudswerk uit te voeren als u
hiermee niet echt vertrouwd bent.
DWA10330
s s
WAARSCHUWING
Deze scooter is uitsluitend ontwor-
pen voor gebruik op verharde
wegen. Wanneer deze scooter
wordt gebruikt in een abnormaal
stoffige, modderige of vochtige
omgeving, dient het luchtfilterele-
ment vaker te worden gereinigd of
te worden vervangen om snelle slij-
tage van de motor te voorkomen.
Raadpleeg een Yamaha dealer voor
de juiste onderhoudsperiodes.
6
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-1
5RW-F8199-D3.qxd 08/09/2005 18:11 Página 28
Page 29 of 56

DAU17710
Periodiek smeer- en onderhoudsschema
OPMERKING:
De jaarlijkse controles horen eenmaal per jaar te worden uitgevoerd, behalve wanneer in plaats daarvan een
onderhoudsbeurt op kilometerbasis wordt verricht.
Herhaal de onderhoudsintervallen vanaf 30000 km, beginnend vanaf 6000 km.
Werkzaamheden gemarkeerd met een asterisk horen te worden uitgevoerd door een Yamaha dealer, omdat hiertoe
speciaal gereedschap, technische gegevens en vakmanschap vereist zijn.
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-2
6
KILOMETERSTAND (x 1000 Km)JAARLIJSE
NR.ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURT 1 6 12 18 24CONTROLE
1*Brandstofleiding• Controleer de brandstof- en onderdrukslangen op scheurtjes of beschadigingen.√√√√ √
2Bougie• Controleer de conditie.
• Reinigen en elektrodenafstand afstellen.√√
• Vervangen.√√
3Luchtfilterelement• Reinigen.√√• Vervangen.√√
4*Voorrem• Controleer de werking en het vloeistofniveau en
controleer de machine op vloeistoflekkage.√√ √ √√ √
• Vervang de remblokken. Wanneer de slijtagelimiet is bereikt
5*Achterrem• Controleer de werking en stel de speling van de remhendel af.√√ √ √√ √• Vervang de remschoenen. Wanneer de slijtagelimiet is bereikt
6*Remslang• Controleer op scheurtjes en beschadigingen.√√√√ √• Vervangen. Elke 4 jaar
7*Wielen• Controleer de speling en controleer op beschadigingen.√√√√
5RW-F8199-D3.qxd 08/09/2005 18:11 Página 29
Page 30 of 56

KILOMETERSTAND (x 1000 Km)JAARLIJSE
NR.ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURT 1 6 12 18 24CONTROLE
8*Banden• Controleer op slijtage en beschadigingen.
• Vervang indien nodig.
• Controleer de bandspanning.
• Corrigeer indien nodig.√√√√ √
9*Wiellagers• Controleer op speling of beschadigingen.√√√√
10 *Balhoofdlagers• Controleer de lagers op speling en oppervlakteruwheid.√√ √ √√• Smeren met lithiumvet. Elke 24000 km
11 *Framebevestigingen• Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig
zijn vastgezet.√√√√ √
12Middenbok• Controleer de werking.
• Smeren.√√√√ √
13 *Voorvork• Controleer op een correcte werking en olielekkage.√√√√
14 *Schokdemperunit• Controleer op een correcte werking en olielekkage.√√√√
15 *Carburateur• Stel het stationair toerental af.√√ √ √√ √
16 *Autolube pomp• Controleer de werking.
• Ontlucht indien nodig.√√√√
17 *Koelsysteem• Controleer het koelvloeistofniveau en controleer de
machine op vloeistoflekkage.√√√√ √
• Verversen. Elke 3 jaar
18Versnellingsbakolie• Controleer de machine op olielekkage.√√ √• Verversen.√√√
19 *V-snaar• Vervangen. Elke 12000 km
20 *Voor- en
• Controleer de werking.√√ √ √√ √
achterremschakelaar
21Bewegende delen
• Smeren.√√√√ √
en kabels
22 *Lampen, richtingaan-• Controleer de werking.
wijzersen schakelaars• Stel de koplamplichtbundel af.√√ √ √√ √
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-3
6
5RW-F8199-D3.qxd 08/09/2005 18:11 Página 30
Page 31 of 56
DAU18660
OPMERKING:
Het luchtfilter dient vaker te worden gecontroleerd wanneer u in een extreem vochtige of stoffige omgeving rijdt.
Hydraulisch remsysteem
• Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
• Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinder en de remklauw worden vervangen en
de remvloeistof worden ververst.
• De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-4
6
5RW-F8199-D3.qxd 08/09/2005 18:11 Página 31
Page 32 of 56

DAU19602
Controleren van de bougie
De bougie is een belangrijk motoron-
derdeel dat gemakkelijk te controle-
ren is. Door hitte en aanslag slijten
bougies op de lange duur. Daarom
moeten bougies worden verwijderd
en gecontroleerd volgens het perio-
dieke onderhouds- en smeerschema.
Bovendien kan aan het uiterlijk van de
bougie de conditie van de motor wor-
den afgelezen.
De bougie verwijderen
1. Verwijder de bougiedop.
2. Verwijder de bougie zoals weer-
gegeven met behulp van de bou-
giesleutel uit de boordgereeds-
chapsset.
Controleren van de bougie
1. Controleer of de porseleinen iso-
lator rondom de centrale elektro-
de van de bougie een middel-
donkere tot lichte kleur vertoont
(de ideale kleur bij normaal
gebruik van de machine).
OPMERKING:
De motor is misschien defect als de
bougie een duidelijk andere kleurheeft. Probeer dergelijke problemen
niet zelf vast te stellen. Laat in plaats
daarvan uw motorfiets nakijken door
een Yamaha dealer.
2. Controleer de bougie op afslijting
van de elektroden en op overma-
tige koolstof- of andere aanslag.
Vervang indien nodig de bougie.
De bougie monteren
1. Afstand tussen de elektroden
1. Meet de elektrodenafstand met
een draadvoelmaat. Stel de afs-
tand indien nodig af volgens de
specificatie.2. Reinig het oppervlak van de bou-
giepakking en het pasvlak en ver-
wijder eventueel vuil uit de schro-
efdraad van de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp
van de bougiesleutel en zet vast
met het correcte aanhaalmo-
ment.
OPMERKING:
Als geen momentsleutel beschikbaar
is, wordt de bougie correct vastgezet
door handvast te zetten en dan nog
1/4~1/2 slag verder te draaien. De
bougie moet echter zo snel mogelijk
naar het juiste aanhaalmoment wor-
den aangedraaid.
4. Installeer de bougiedop.
Aanhaalmoment:
Bougie:
20 Nm (2,0 m•kgf, 14,6 ft•lbf)
Elektrodenafstand:
0,6 ~ 0,7 mm (0,24 ~ 0,27in)
Voorgeschreven bougie:
BR8HS/NGK
6
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-5
5RW-F8199-D3.qxd 08/09/2005 18:11 Página 32