Page 201 of 338

AUTO LANGERE TIJD
STALLEN
Tref de volgende maatregelen als de auto enkele
maanden niet wordt gebruikt:
❒zet de auto in een overdekte, droge en goed
geventileerde ruimte;
❒schakel een versnelling in;
❒zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken;
❒maak de minkabel los van de accu en controleer
de acculading. Gedurende het stallen moet deze
controle iedere drie maanden worden herhaald.
Laad de accu op als de optische meter een don-
kere kleur heeft zonder een groen middenstuk;
❒maak de gespoten plaatdelen schoon en behan-
del ze met een beschermende was;
❒reinig en conserveer de glimmende metalen
delen met daarvoor geschikte middelen;❒smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers en
achterruitwisser in met talkpoeder en laat ze los
van de ruit staan;
❒zet de ruiten een klein stukje open;
❒dek de auto af met een stoffen of een ademende
kunststof hoes. Gebruik geen dichte plastic hoes,
omdat het in en op de auto aanwezige vocht dan
niet kan verdampen.
❒breng de bandenspanning 0,5 bar boven de nor-
maal voorgeschreven spanning en controleer
deze regelmatig;
❒als u de accukabels niet loskoppelt, moet de
lading iedere maand gecontroleerd worden; laad
de accu op als de optische meter een donkere
kleur heeft zonder groen middenstuk;
❒tap het koelsysteem van de motor niet af.
200
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
INDICE
ALFABETICO
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
Page 202 of 338

201
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
LAMPJES EN BERICHTEN
REMPEDAAL INTRAPPEN - VERTRAAGDE
START................................................................... 219
VERSNELLING NIET BESCHIKBAAR ................. 220
HANDELING NIET TOEGESTAAN ...................... 221
REMPEDAAL INTRAPPEN - HANDELING
HERHALEN .......................................................... 222
IN N ZETTEN ....................................................... 223
MISTACHTERLICHTEN....................................... 224
MISTLAMPEN VOOR ........................................... 224
RICHTINGAANWIJZER LINKS ............................ 224
RICHTINGAANWIJZER RECHTS ........................ 224
BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN ......... 225
FOLLOW ME HOME ............................................ 225
GROOTLICHT ...................................................... 225
CRUISE-CONTROL .............................................. 226
KANS OP GLADHEID........................................... 226
INSCHAKELING BRANDSTOFNOOD-
SCHAKELAAR ...................................................... 227
STORING ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING -
LANCIA CODE ..................................................... 228
ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING
“DUAL DRIVE” .................................................... 229
STORING SENSOR DIESELFILTER .................... 229
STORING VOORGLOEI-INSTALLATIE ............... 229 ALGEMENE OPMERKINGEN .............................. 203
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU ................... 204
AANGETROKKEN HANDREM ............................. 204
AIRBAG PASSAGIERSZIJDE UITGESCHAKELD. 205
NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDEL ...... 205
ACCU WORDT NIET VOLDOENDE
OPGELADEN ........................................................ 206
TE LAGE MOTOROLIEDRUK ............................. 206
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR .... 207
NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN ................ 209
ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING “DUAL
DRIVE” ................................................................. 209
OVERSCHRIJDING INGESTELDE
SNELHEIDSLIMIET ............................................ 210
BRANDSTOFRESERVE ........................................ 210
WATER IN BRANDSTOFFILTER .......................... 211
VOORGLOEIBOUGIES ......................................... 212
ASR-TRACTIEREGELING ................................... 212
TE LAGE BANDENSPANNING............................. 213
LEKKE BAND ....................................................... 214
SCHAKELMOMENTEN BEPERKEN .................... 216
FUNCTIE MANUAL NIET BESCHIKBAAR .......... 216
FUNCTIE AUTO NIET BESCHIKBAAR ............... 217
KOPPELING OVERVERHIT ................................ 218
Page 203 of 338

202
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
STORING ABS - SYSTEEM NIET
BESCHIKBAAR ..................................................... 230
STORING REGENSENSOR ................................... 230
STORING EBD - SYSTEEM NIET
BESCHIKBAAR ..................................................... 231
DEFECTE BUITENVERLICHTING ...................... 232
STORING ZEKERING REMLICHTEN ................. 234
STORING CONTROLESYSTEEM
VOOR BANDENSPANNING .................................. 234
STORING PARKEERSENSOREN.......................... 235
STORING ANTI-LETSELSENSOR RUITEN ........ 235
STORING AIRBAG ................................................ 236
STORING SCHEMERSENSOR .............................. 237
STORING IN INSPUITSYSTEEM ......................... 237
STORING MOTORMANAGEMENTSYSTEEM
(EOBD) ................................................................. 238
ALGEMENE STORINGSMELDING ...................... 239
STORING DUAL FUNCTION SYSTEM
VERSNELLINGSBAK ........................................... 240
STORING ESP-SYSTEEM NIET BESCHIKBAAR . 241
STORING HILL HOLDER .................................... 242
Page 204 of 338

203
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN
Naast de storingsmeldingen die op het instelbare
multifunctionele display worden weergegeven, het
akoestisch signaal (instelbaar) dat u hoort en het
branden van het betreffende lampje (indien
aanwezig), verschijnen er specifieke
waarschuwingsberichten (bijvoorbeeld: “Zet de
motor uit” enz.). Deze berichten zijn kort en uit
voorzorg en hebben tot doel u er op attent te maken
snel actie te ondernemen als er een storing in de
werking van de auto wordt gevonden. Een
dergelijke melding moet echter als een aanvulling
worden gezien en niet als alternatief voor de
informatie in dit instructieboekje. Wij raden u
daarom aan dit instructieboekje goed door te lezen.
Houdt u bij een storing altijd aan de aanwijzingen
die in dit hoofdstuk beschreven worden.
BELANGRIJK De storingsmeldingen die op het
instelbare multifunctionele display verschijnen, zijn
onderverdeeld in twee categorieën: zeer ernstige
storingen en ernstige/minder ernstige storingen.
Bij zeer ernstige storingen worden gedurende enkele
seconden afwisselend de storingsmelding en het
waarschuwingsbericht weergegeven. Deze
“signaleringscyclus” wordt een onbepaalde tijd
herhaald, waarbij de weergave die daarvoor op het
display werd aangegeven, onderbroken wordt.
Iedere keer als u de contactsleutel in stand MAR zet,wordt de “cyclus” opnieuw weergegeven, totdat de
oorzaak van de storing is verholpen.
Als de storing verdwijnt, blijven het bericht en het
lampje op het instrumentenpaneel nog twee
seconden actief: als de storing is verholpen, dooft
het lampje en verdwijnt het bericht van het display.
Het is bovendien mogelijk de “cyclus” te
onderbreken door de toets Qin te drukken: in dat
geval verschijnt het scherm van voor de
storingsmelding en blijft het lampje op het
instrumentenpaneel branden, totdat de oorzaak van
de storing verholpen is.
Bij ernstige/minder ernstige storingen worden
gedurende enkele seconden afwisselend de
storingsmelding en het waarschuwingsbericht
weergegeven. Deze “signaleringscyclus” wordt
ongeveer 20 seconden herhaald en verdwijnt
daarna. Iedere keer als u de contactsleutel in stand
MAR zet, wordt de “cyclus” opnieuw weergegeven.
Als de storing verdwijnt tijdens deze 20 seconden,
dan blijven het bericht en het lampje op het
instrumentenpaneel nog twee seconden actief: als de
storing is verholpen, dooft het lampje en verdwijnt
het bericht van het display.
Als de “signaleringscyclus” ten einde is (na
ongeveer 20 seconden) of als de toets Qwordt
ingedrukt, verschijnt het scherm weer dat voor de
storing op het display werd weergegeven en blijft
het lampje op het instrumentenpaneel branden,
totdat de oorzaak van de storing verholpen is.
Q= Toets “MODE” korter dan 2 seconden indrukken
R= Toets “MODE” langer dan 2 seconden indrukken
Page 205 of 338

204
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
Lampje op
instr.paneelWeergave op het
multifunctionele display
x
x
rood
rood
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het
instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje
doven.
Het lampje gaat branden (op het display verschijnt ook een bericht)
als het remvloeistofniveau in het reservoir onder het minimum niveau
is gedaald, bijvoorbeeld door lekkage in het remsysteem.
AANGETROKKEN HANDREM
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het
instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje
doven. Het lampje gaat branden als de handrem wordt aangetrokken.
BELANGRIJK Als het lampje
xtijdens het rijden gaat branden,
controleer dan of de handrem niet is aangetrokken.
Als het lampje xtijdens het rijden gaat branden (op enkele uitvoeringen
verschijnt ook een bericht op het display), stop dan onmiddellijk en wendt u tot de
Lancia-dealer.
ATTENTIE
Page 206 of 338

205
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
AIRBAG PASSAGIERSZIJDE UITGESCHAKELD (indien
aanwezig)
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de
frontairbag aan passagierszijde is uitgeschakeld. Als u bij
ingeschakelde frontairbag aan passagierszijde de contactsleutel in
stand MAR draait, gaat het lampje
Fop het instrumentenpaneel
ongeveer 4 seconden branden en vervolgens 4 seconden knipperen.
Hierna moet het lampje doven.
F
NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDEL
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat continu branden als bij
stilstaande auto de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde niet goed is
omgelegd. Als de auto rijdt en de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde is
niet goed omgelegd, dan gaat het lampje knipperen en klinkt tegelijkertijd
een akoestisch signaal (zoemer).
Het akoestische signaal (zoemer) van het SBR-systeem (Seat Belt
Reminder) kan permanent worden uitgeschakeld door de Lancia-dealer.
Het systeem kan weer worden ingeschakeld via het instelmenu (zie het
schema hiernaast).
<
ATTENTIEHet lampje Fgeeft bovendien eventuele storingen van het lampje ¬aan. Dit
wordt aangegeven door het langer knipperen van lampje
Fdan de normale 4
seconden.In dit geval kan het lampje
¬geen storingen in de airbag-/
gordelspannersystemen aangeven. Voordat u verder rijdt, dient u contact op te
nemen met de Lancia-dealer om het systeem direct te laten controleren.geel
oranje
rood
Lampje op
instr.paneel Weergave op het
multifunctionele display
Page 207 of 338
206
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
Lampje op
instr.paneelWeergave op het
multifunctionele display
rood
rood
w
v
ACCU WORDT NIET VOLDOENDE OPGELADEN
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het
instrumentenpaneel branden. Het moet doven nadat de motor is
gestart. Als de motor stationair draait, kan het voorkomen dat het
lampje iets later dooft.
Als het lampje blijft branden, wendt u dan onmiddellijk tot de
Lancia-dealer.
TE LAGE MOTOROLIEDRUK
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het
instrumentenpaneel branden. Direct na het starten van de motor moet
het lampje doven.
Als het lampje vtijdens het rijden gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een
bericht op het display), zet dan onmiddellijk de motor uit en wendt u tot de Lancia-dealer.
Page 208 of 338

207
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het
instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje
doven.
Het lampje gaat branden (er verschijnt ook een bericht op het display)
als de motor te warm is. Als het lampje gaat branden, moeten de
volgende aanwijzingen worden opgevolgd:
❒bij normale rij-omstandigheden: stop de auto, zet de motor uit en
controleer of het niveau van de koelvloeistof in het reservoir niet
onder het MIN-merkteken staat. Als dit wel het geval is, wacht dan
enkele minuten zodat de motor kan afkoelen, open vervolgens
langzaam en voorzichtig de dop, vul koelvloeistof bij en controleer
of de koelvloeistof tussen het MIN- en MAX-merkteken op het
reservoir staat. Controleer ook of er geen vloeistof weglekt. Als bij
het starten van de motor het lampje opnieuw gaat branden, wendt
u dan tot de Lancia-dealer;
ç
vervolg op de volgende pagina
rood
Lampje op
instr.paneel Weergave op het
multifunctionele display