Page 265 of 382

261
TREKHAAK MONTERENDe trekhaak moet door gespeciali-
seerd personeel aan de carrosserie
worden bevestigd waarbij de richtlij-
nen die hierna zijn opgenomen,
moeten worden aangehouden. Deze
richtlijnen worden eventueel aange-
vuld door extra informatie van de
fabrikant van de trekhaak.
De te installeren trekhaak moet
voldoen aan de huidige EU-normen
94/20 en daarop volgende wijzigin-
gen.
Voor iedere uitvoering moet een
trekhaak worden gebruikt die
geschikt is voor het maximale aan-
hangergewicht van de auto waarop
de trekhaak wordt bevestigd.
Voor de elektrische aansluiting
moet een gestandaardiseerde stekker
worden gebruikt die kan worden
bevestigd op de daarvoor bestemde
steun op de trekhaak. Bovendien
moet op de auto een regeleenheid
voor de buitenverlichting van de
aanhanger worden geïnstalleerd. Voor de elektrische aansluiting
moet een 7- polige 12VDC stekker-
verbinding (CUNA/UNI- en
ISO/DIN-normen) worden gebruikt,
waarbij eventuele aanwijzingen van
de fabrikant van de auto en/of van
fabrikant van de trekhaak moeten
worden opgevolgd.
De eventueel aanwezige elektrisch
geregelde rem (lier, enz) moet recht-
streeks op de accu worden aangeslo-
ten met een kabel met een diameter
van minimaal 2,5 mm
2.
BELANGRIJK De elektrisch gere-
gelde rem of lier kan alleen gebruikt
worden als de motor draait.
Naast de op het schema aangege-
ven aansluitingen, is slechts een aan-
sluiting voor een eventuele elektrisch
geregelde rem toegestaan en één
voor een 15W-gloeilamp voor de
binnenverlichting van de caravan.
Gebruik voor de elektrische verbin-
dingen de aparte module met een
kabel vanaf de accu met een diame-
ter van ten minste 2,5 mm
2. MONTAGESCHEMA
(fig. 1)
De trekhaak moet op de punten
aangegeven met ( 1) bevestigd wor-
den met 18 M10-bouten en op de
punten aangegeven met ( 2) met 4
M8-bouten.
De trekhaak moet op de carrosserie
gemonteerd worden zonder gaten in
of vervormingen van de achterbum-
per die zichtbaar zijn bij gedemon-
teerde trekhaak.
BELANGRIJK Het is verplicht om
op dezelfde hoogte als de trekkogel
een (goed zichtbaar) plaatje van vol-
doende afmetingen en kwaliteit aan
te brengen met de volgende tekst:
MAX. GEWICHT OP KOPPELING
75 kg
Na de montage van de trekhaak
moeten de boutgaten worden afge-
dicht om te voorkomen dat uitlaatgas-
sen in het interieur kunnen dringen.
Page 266 of 382
Page 267 of 382

263
WINTERBANDEN
Deze banden zijn speciaal ontwor-
pen voor het rijden op sneeuw en ijs
en kunnen worden gemonteerd in
plaats van de standaard geleverde
banden.
Gebruik alleen winterbanden met
goedgekeurde afmetingen die in de
typegoedkeuring vermeld staan.
De Lancia-dealer kan u adviseren
welke band het meest geschikt is
voor het doel waarvoor u hem wilt
gebruiken
Houdt u voor bandenmaat, de ban-
denspanning en de winterbanden
exact aan de aanwijzingen die staan
aangegeven in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
De specifieke eigenschappen van
winterbanden verminderen aanzien-
lijk als de profieldiepte minder is
dan 4 mm. Vervang ze in dat geval. Door de specifieke eigenschappen
van winterbanden zijn de prestaties
onder niet-winterse omstandigheden
of wanneer er lange afstanden op de
snelweg worden gereden, minder
dan die van de standaard gemon-
teerde banden.
Beperk het gebruik van winterban-
den tot die omstandigheden waar-
voor ze zijn goedgekeurd.
BELANGRIJK Als u winterbanden
gebruikt waarvan de maximum toe-
gestane snelheid lager is dan de top-
snelheid van de auto (met een marge
van 5%), dan dient u in het interieur
van de auto een voor de bestuurder
duidelijk zichtbaar waarschuwings-
plaatje te plaatsen met de maximum
toegestane snelheid wanneer met die
winterbanden wordt gereden (over-
eenkomstig de EU-normen). Monteer op alle vier de wielen
dezelfde banden (zelfde merk en
profieldiepte) voor meer veiligheid
tijdens het rijden en remmen en voor
een betere bestuurbaarheid.
Keer de draairichting van de ban-
den niet om.
Bij winterbanden met de indicatie
“Q” geldt een maximum snelheid
van 160 km/h; bij winterbanden
met de indicatie “T” geldt een maxi-
mum snelheid van 190 km/h; bij
winterbanden met de indicatie “H”
geldt een maximum snelheid van
210 km/h. Deze maximum snelhe-
den zijn in overeenstemming met de
huidige wetgeving.
Page 268 of 382

264
Op bandenmaat
225/50R17 (94W) en
225/50ZR17 (94W) kun-
nen geen sneeuwkettingen worden
gemonteerd, omdat ze de naafdra-
ger van de voorwielophanging
raken.Houd bij gemon-
teerde sneeuwket-
tingen een matige
snelheid aan; rijd niet harder dan
50 km/h. Vermijd kuilen, stoep-
randen en andere obstakels en
rijd, om de auto en het wegdek
niet te beschadigen, geen lange
stukken op sneeuwvrije wegen.
Bij gemonteerde
sneeuwkettingen is het
raadzaam het ASR-sys-
teem uit te schakelen. Druk op de
knop ASR-OFF, het lampje op de
knop brandt.
SNEEUWKETTIN-
GEN
Het gebruik van sneeuwkettingen
is afhankelijk van de voorschriften
van het land waar wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen
op de voorwielen gemonteerd wor-
den (aangedreven wielen).
Uitvoering
2.0 TB
2.4 - 2.4 AUT.
2.4 JTD
3.0 V6 AUT.
De banden waarop
sneeuwkettingen gemon-
teerd kunnen worden en
het type sneeuwketting staan
aangegeven in de volgende tabel;
houdt u strikt aan deze tabel.
Voordat u overgaat tot de aankoop
en montage van sneeuwkettingen,
raden wij u aan contact op te nemen
met de Lancia-dealer.
Controleer na enkele meters rijden
of de kettingen nog goed gespannen
zijn.
Banden waarop sneeuw-
kettingen gemonteerd kun-
nen worden
215/60 R16 95W
215/60 ZR16 95W
215/60 R16 95H M+S
215/60 R16 95W
215/60 ZR16 95W
215/60 R16 95H M+S
215/60 R16 95W
215/60 ZR16 95W
215/60 R16 95H M+S
215/60 R16 95W
215/60 ZR16 95W
215/60 R16 95H M+S
Type sneeuwketting
Maximale dikte van de
sneeuwkettingen boven het
profiel van de band: 10 mm.
Page 269 of 382

265
WEER IN GEBRUIK NEMENAls de auto langdurig niet gebruikt
is en u wilt de auto weer in gebruik
nemen, voer dan de volgende hande-
lingen uit:
– Reinig de buitenzijde van de auto
niet droog.
– Controleer visueel op lekkage van
vloeistoffen (olie, rem- en koppe-
lingsvloeistof, koelvloeistof, enz.).
– Vervang de motorolie en het
oliefilter.
–Controleer het niveau van:
– rem-/koppelingsvloeistof
– koelvloeistof.
– Controleer het luchtfilter en ver-
vang het zonodig.
– Controleer de bandenspanning en
controleer de banden op beschadi-
gingen, inkepingen of scheuren.
Vervang zonodig de banden.
– Controleer de conditie van de rie-
men in de motor.
– Controleer de acculading en sluit
de minkabel (–) aan.AUTO LANGERE
TIJD STALLEN
Tref de volgende maatregelen als de
auto langere tijd niet wordt gebruikt:
– Zet de auto in een overdekte, droge
en zo mogelijk goed geventileerde
ruimte.
– Schakel een versnelling in.
– Schakel de automatische handrem
uit als de auto op een vlakke onder-
grond geparkeerd staat, volgens de
instructies in de betreffende para-
graaf.
– Maak de gespoten plaatdelen
schoon en behandel ze met een
beschermende was.
– Smeer de wisserrubbers van de
ruitenwissers in met talkpoeder en
laat ze los van de ruit staan.
– Zet de ruiten een klein stukje open.
– Breng de bandenspanning 0,5 bar
boven de normaal voorgeschreven
spanning en controleer deze regelma-
tig. Laat de banden, zo mogelijk, op
houten blokken steunen. – Schakel het diefstalalarm niet in.
– Maak de minkabel (-) los van de
accu en controleer de acculading.
Gedurende het stallen moet deze
controle iedere vier weken worden
herhaald. Laad de accu op als de
spanning lager is dan 12,5V.
BELANGRIJK Voordat u het
kofferdeksel opent om de accu los te
koppelen, moet u de instructies in de
paragraaf “Accu loskoppelen” in het
hoofdstuk “Noodgevallen” aandach-
tig lezen en opvolgen.
– Tap het koelsysteem van de
motor niet af.
– Dek de auto af met een stoffen of
een ademende kunststof hoes.
Gebruik geen dichte plastic hoes,
omdat het in en op de auto aanwezi-
ge vocht dan niet kan verdampen.
Page 270 of 382
266
BELANGRIJKVoordat u de accu
weer vastkoppelt, moet u de instruc-
ties in de paragraaf “Accu loskoppe-
len” in het hoofdstuk
“Noodgevallen” aandachtig lezen en
opvolgen.
– Zet de versnellingspook in de
vrijstand, start de motor en laat de
motor enige minuten stationair
draaien. Trap hierbij een aantal
malen het koppelingspedaal in.
Deze handelingen moe-
ten in de openlucht wor-
den uitgevoerd. Het uit-
laatgas bevat koolmonoxide dat
zeer giftig is en dodelijk kan zijn.NUTTIGE ACCES-
SOIRES
Onafhankelijk van de wettelijk ver-
plichtingen, raden wij u aan het vol-
gende aan boord te hebben ( fig. 2):
– verbandtrommel met niet alcoho-
lische, desinfecterende deppers, ste-
riele gaascompressen, verbandgaas,
pleisters enz.,
– een zaklamp,
– een schaar met afgeronde punten;
– werkhandschoenen,
– een brandblusser.
De afgebeelde en beschreven voor-
werpen zijn opgenomen in het
Lancia Lineaccessori-programma.
fig. 2
L0A0170b
Page 271 of 382

267
NOODSTART
Als de Lancia CODE er niet in slaagt
om de startblokkering op te heffen,
blijven de symbolen Yen U op het
multifunctionele display branden met
daarbij de opschriften “ELEKTRO-
NISCHE SLEUTEL NIET HER-
KEND” en “DEFECT IN MOTOR-
CONTROLESYSTEEM” en start de
motor niet. Voor het starten van de
motor is het nodig een noodstart uit
te voeren.
Wij raden u aan om eerst de in-
structies goed te lezen voordat u de
motor op deze wijze start.
Als er tijdens deze noodstartproce-
dure een vergissing wordt gemaakt,
moet de contactsleutel in stand STOP
worden gedraaid en de gehele proce-
dure vanaf het begin (punt 1) worden
herhaald.
1) Lees de 5-cijferige elektronische
code die op de CODE-card vermeld
staat.
2) Draai de contactsleutel in stand
MAR. 3
) Trap het gaspedaal geheel in en
houd het ingetrapt. Het lampje U
gaat ongeveer 8 seconden branden.
Zodra het lampje is gedoofd, moet u
het gaspedaal loslaten en u voorbe-
reiden op het tellen van het aantal ke-
ren dat het lampje Uknippert.
4 ) Als het lampje evenveel keer heeft
geknipperd als het eerste cijfer van de
code op uw CODE-card, moet u het
gaspedaal intrappen en ingetrapt hou-
den totdat het lampje U4 seconden
heeft gebrand. Zodra het lampje is ge-
doofd, moet u het gaspedaal loslaten.
5) Het lampje Ugaat weer knippe-
ren: als het lampje evenveel keer heeft
geknipperd als het tweede cijfer van
de code op uw CODE-card, moet u
het gaspedaal intrappen en ingetrapt
houden.
6) Herhaal deze procedure voor de
overige cijfers van de code op uw
CODE-card. 7
) Houd bij het laatste cijfer het gas-
pedaal ingetrapt. Het lampje Ugaat
4 seconden branden. Zodra het
lampje is gedoofd, moet u het gaspe-
daal loslaten.
8) Als het lampje Uongeveer 4 se-
conden snel gaat knipperen, is de pro-
cedure op de juiste wijze uitgevoerd.
9) Start de motor door de contact-
sleutel van stand MARin stand AVV
te draaien, zonder de sleutel in stand
STOP te plaatsen.
Als het lampje Ublijft branden,
draai dan de contactsleutel in stand
STOP en herhaal de procedure vanaf
punt 1).
BELANGRIJK Bij elke volgende
startpoging van de motor moet deze
noodstartprocedure worden herhaald.
Wij raden u daarom aan om na het
uitvoeren van een noodstart een Lan-
cia-dealer te raadplegen.
NOODGEVALLEN
Page 272 of 382

268
STARTEN MET EEN
HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor
worden gestart met een hulpaccu, die
dezelfde capaciteit moet hebben als de
lege accu (zie hoofdstuk “Technische
gegevens”).
De accu is links in de bagageruimte
geplaatst en wordt beschermd door
een deksel. Voordat u het kofferdek-
sel opent om de accu op te
laden of een hulpaccu aan
te sluiten, moet u de instructies in
de paragraaf “Accu loskoppelen”
in het hoofdstuk “Noodgevallen”
aandachtig lezen en opvolgen.
Het starten met een hulpaccu is niet
schadelijk voor de Lancia CODE en
moet als volgt worden uitgevoerd:
1) Schakel alle niet noodzakelijke
elektrische systemen uit.
2) Open het kofferdeksel door de
metalen baard van de sleutel rechts -
om in het slot te draaien.
3) Draai aan knop A(fig. 1) en ver-
wijder de bescherming B.
fig. 1
L0A0030b
fig. 2
L0A0031b
fig. 3
L0A0032b
4) Druk op de lippen A(fig. 2) en
verwijder het deksel B.
5 ) Verbind de pluspolen ( +) A (fig.
3 ) en Bvan de accu’s met een start-
kabel.
6) Sluit eerst een tweede startkabel
aan op de minpool ( –) C van de hulp -
accu en daarna op het metalen uit-
einde Dvan de massakabel van de
auto met de lege accu.