Page 65 of 246

61
HANDREM AANGE-
TROKKEN OF TE LAAG
REMVLOEISTOFNIVEAU
(rood)
Als u de contactsleutel in stand M
draait, gaat het lampje branden. Na
enkele seconden moet het lampje
doven. Het lampje gaat branden als
het remvloeistofniveau in het reser-
voir onder het minimum niveau is
gedaald, bijvoorbeeld door lekkage
in het remsysteem en als de handrem
wordt aangetrokken.DEFECT IN ANTI-BLOK-
KEERSYSTEEM (ABS)
(geel)
Als u de contactsleutel in stand M
draait, gaat het lampje branden. Na
enkele seconden moet het lampje
doven.
Het lampje gaat branden als het
systeem defect is. In dat geval blijft
het remsysteem normaal werken,
maar zonder de mogelijkheden van
het ABS. In deze situatie is het raad-
zaam om onder omstandigheden
met weinig grip voorzichtig te rijden.
Wendt u zo snel mogelijk tot de
Lancia-dealer.
xj
Als het lampje tijdens
het rijden gaat branden,
controleer dan of de
handrem niet is aangetrokken.
Als het lampje blijft branden ter-
wijl de handrem is losgezet, stop
dan onmiddellijk en wendt u tot
de Lancia-dealer.
STORING IN
ELEKTRONI-
SCHE REM-
DRUKVERDELING (EBD) (rood)
De auto is uitgerust met een elek-
tronische remdrukverdeling (EBD).
Het gelijktijdig gaan branden van
deze lampjes duidt op een storing in
het EBD-systeem.
xj+
Als er een storing is in
het EBD dan kunnen bij
hard remmen de achter-
wielen vroegtijdig blokkeren
waardoor de auto kan gaan slip-
pen. Als er een storing in het
EBD-systeem wordt gesignaleerd,
zet dan de auto onmiddellijk stil
en wendt u tot de Lancia-dealer.
Page 66 of 246

62
STOP (rood)
Dit gaat gelijktijdig
branden als één van
de overige waarschuwingslampjes
brandt.
NIET OMGELEGDE VEI-
LIGHEIDSGORDEL
(rood)
Als u de contactsleutel in stand M
draait, gaat het lampje continu
branden als de veiligheidsgordel aan
bestuurderszijde niet is omgelegd. TE LAGE MOTOROLIE-
DRUK (rood)
Als u de contactsleutel in
stand Mdraait, gaat het lampje
branden. Direct na het starten van
de motor moet het lampje doven. Als
de motor stationair draait, kan het
voorkomen dat het lampje iets later
dooft.
Als de motor zwaar belast is, kan
het lampje gaan knipperen als de
motor stationair draait. Het moet
doven zodra u iets gas geeft.TE HOGE KOELVLOEI-
STOFTEMPERATUUR
(rood)
Als u de contactsleutel in stand M
draait, gaat het lampje branden. Na
enkele seconden moet het lampje
doven. Het lampje gaat branden als
de motor te warm is. Als het lampje
tijdens het rijden gaat branden,
moet u de auto stilzetten en de
motor met verhoogd toerental laten
draaien waardoor de koelvloeistof
sneller gaat circuleren.
vu
<
Als het lampje gaat
branden tijdens het rij-
den, moet de motor wor-
den uitgezet en dient u zich tot de
Lancia-dealer te wenden.Als het lampje na 2÷3
minuten niet dooft, moet
de motor worden uitgezet
en dient u zich tot de Lancia-
dealer te wenden.
ì
Page 67 of 246

63
STORING IN MOTORMA-
NAGEMENTSYSTEEM
EOBD (geel)
Als u onder normale omstandighe-
den de contactsleutel in stand
Mdraait, gaat het lampje branden.
Na het starten van de motor moet
het lampje doven. Het lampje gaat
eerst branden om de juiste werking
ervan aan te geven.
Als het lampje blijft branden of tij-
dens het rijden gaat branden:
constant branden- duidt op een
defect in het inspuit-/ontstekings-
systeem. Dit kan tot gevolg hebben
dat de schadelijke uitlaatgasemissie
toeneemt, de prestaties verminde-
ren, de auto slechter gaat rijden en
het brandstofverbruik toeneemt.
U kunt onder deze omstandigheden
doorrijden zonder te veel van de
motor te eisen of met hoge snelheid
te rijden. Als u te lang doorrijdt met
een brandend waarschuwingslampje
kan dat schade veroorzaken. Wendt
u zo snel mogelijk tot de Lancia-
dealer. Het lampje dooft als de storing ver-
dwijnt. De storing wordt door het
systeem in het geheugen opgeslagen;
knipperend lampje(alleen benzi-
ne-uitvoeringen) - duidt op een
mogelijke beschadiging van de kata-
lysator (zie “EOBD-systeem” in dit
hoofdstuk).
Als het lampje knippert, moet het
gaspedaal worden losgelaten zodat
de motor met lage toerentallen
draait en het lampje niet meer knip-
pert; u kunt met matige snelheid
doorrijden waarbij rij-omstandighe-
den moeten worden vermeden die
kunnen leiden tot het opnieuw gaan
knipperen van het lampje. Wendt u
zo snel mogelijk tot de Lancia-
dealer.
U
Als u de contactsleutel in
stand M draait en het
lampje gaat niet branden
of het gaat branden of knipperen
tijdens het rijden, wendt u dan u
zo snel mogelijk tot de Lancia-
dealer.
Page 68 of 246

64
Als het lampje niet gaat
branden, blijft branden of
als het gaat branden tij-
dens het rijden, zet dan onmid-
dellijk de motor uit en wendt u
tot de Lancia-dealer.Als het lampje na deze 4
seconden gaat knipperen
en het lampje storing air-
bag is gedoofd, betekent dit dat
het lampje zelf defect is. Wendt u
in dat geval zo snel mogelijk tot
de Lancia-dealer.
Het lampje gaat branden als de air-
bag voor aan passagierszijde wordt
uitgeschakeld. STORING AIRBAG (geel)
Als het systeem niet goed
werkt.
Als u de contactsleutel in stand M
draait, gaat het lampje branden. Na
ongeveer 4 seconden moet het lamp-
je doven. AIRBAG VOOR PASSA-
GIERSZIJDE UITGE-
SCHAKELD
(geel)
Als de airbag voor aan passagiers-
zijde is ingeschakeld en u zet de con-
tactsleutel in stand M, dan gaat het
lampje branden. Na ongeveer 4
seconden moet het lampje doven.MISTACHTERLICHTEN
(geel)
Als de mistachterlichten zijn inge-
schakeld.
ESP-systeem (geel)
Als u de contactsleutel in stand M
draait, gaat het lampje branden. Na
enkele seconden moet het lampje
doven.
Als het lampje blijft branden of als
het gaat branden tijdens het rijden,
wendt u dan tot de Lancia-dealer.
Als het lampje knippert tijdens het
rijden, dan geeft dit aan dat het
ESP-systeem werkt.
Het lampje gaat bovendien bran-
den als u het ESP-systeem uitscha-
kelt door de betreffende knop in te
drukken (zie het hoofdstuk ESP-
systeem).
îï4
ñ
Page 69 of 246

65
SNELHEIDSREGELAAR
CRUISE-CONTROL (geel)
Het lampje gaat branden
als het systeem werkt.
VOORGLOEI-INSTALLA-
TIE (geel)
Als u de contactsleutel in
stand Mdraait, gaat het lampje
branden. Het lampje dooft als de
voorgloeibougies de vooraf ingestel-
de temperatuur hebben bereikt.
Start de motor zodra het lampje
gedoofd is.
BELANGRIJKBij een hoge bui-
tentemperatuur kan het lampje zeer
kort branden.RESERVEBRANDSTOF
(geel)
Het lampje gaat branden
als er nog ongeveer 8 liter brandstof
in de tank aanwezig is.
DIMLICHTEN (groen)
Het lampje gaat branden
als de dimlichten worden
ingeschakeld.
RICHTINGAANWIJZER
RECHTS (groen)
Het lampje gaat branden
(knipperend) als de richtingaanwij-
zerhendel omhoog wordt gezet of,
tegelijkertijd met het lampje van de
linker richtingaanwijzer, als de
drukknop voor de waarschuwings-
knipperlichten wordt ingedrukt.RICHTINGAANWIJZER
LINKS (groen)
Het lampje gaat branden
(knipperend) als de richtingaanwij-
zerhendel omlaag wordt gezet of,
tegelijkertijd met het lampje van de
rechter richtingaanwijzer, als de
drukknop voor de waarschuwings-
knipperlichten wordt ingedrukt.
MISTLAMPEN VOOR
(groen)
Het lampje gaat branden
als de mistlampen voor worden inge-
schakeld.
GROOTLICHT (blauw)
Het lampje gaat branden
als het grootlicht wordt
ingeschakeld.
m
KR
5
1
2
E
ó
Page 70 of 246
66
KLIMAATREGELING (fig. 77)
fig. 77
L0B0247b
Page 71 of 246

67
Legenda (fig. 77)
1Vast luchtrooster boven voor ont-
wasemen/ontdooien van voorruit - 2
Vaste luchtroosters voor ontwase-
men/ontdooien van zijruiten - 3
Verstel- en regelbare uitstroomope-
ningen aan zijkant - 4Verstel- en
regelbare luchtroosters in het mid-
den - 5Vaste luchtroosters in been-
ruimte voor - 6Vaste luchtroosters
in beenruimte achter, tweede rij - 7
Verstel- en regelbare uitstroomope-
ningen achter, tweede rij - 8Vaste
luchtroosters in beenruimte achter,
derde rij - 9Verstelbare uitstroom-
openingen, derde rij.LUCHTROOSTERS IN HET MID-
DEN VERSTELLEN (fig. 78)
De twee uitstroomopeningen aan
de zijkant zijn voorzien van een hen-
deltje Awaarmee de luchtstroom
kan worden gericht (in 4 richtingen:
omhoog/omlaag/rechts/links), ter-
wijl de uitstroomopening in het mid-
den niet verstelbaar is.
Bedien knop Bvoor regeling van de
luchtopbrengst:
ô=geheel dicht
ö=geheel open.REGELBARE UITSTROOM-
OPENINGEN AAN DE ZIJKANT
VERSTELLEN (fig. 79)
Met hendeltje Akan de lucht-
stroom worden gericht.
Bedien knop Bvoor regeling van de
luchtopbrengst:
ô =geheel dicht
ö=geheel open.
fig. 78
L0B0063b
fig. 79
L0B0064b
Page 72 of 246
68
REGELBARE UITSTROOMOPE-
NINGEN ACHTER (TWEEDE
RIJ) VERSTELLEN (fig. 80)
Met hendeltje Akan de lucht-
stroom worden gericht.
Bedien knop Bvoor regeling van de
luchtopbrengst (+of –).REGELBARE UITSTROOMOPE-
NINGEN ACHTER (DERDE RIJ)
VERSTELLEN (fig. 81)
Met hendeltje Akan de lucht-
stroom worden gericht.
Bedien knop Bvoor regeling van de
luchtopbrengst (+of –).AUTOMATISCHE
AIRCONDITIONING
De auto is uitgerust met een auto-
matisch geregelde klimaatregeling.
Dit systeem regelt de temperatuur,
de luchtopbrengst, de luchtverdeling
en de recirculatie. Het systeem kan
op twee manieren werken:
• automatisch gescheiden tweezone
systeem met gescheiden tempera-
tuurregeling links/rechts voor de
eerste en tweede rij;
• automatisch meerzone systeem
met extra aanjagers achter die
bediend kunnen worden op de twee-
de rij om de luchttoevoer uit de uit-
stroomopeningen naar de hoofd-
ruimte van de tweede en derde rij te
veranderen.
fig. 80
L0B0065b
fig. 81
L0B0186b