Page 137 of 246

133
JTD-MOTOREN
De dieselmotoren zijn
uitsluitend geschikt voor
dieselbrandstof voor
motorvoertuigen (Europese spe-
cificatie EN590). Het gebruik van
andere producten of mengsels
kan de motor onherstelbaar
beschadigen en het vervallen van
de garantie tot gevolg hebben.
Mocht u onverhoopt een ander
type brandstof tanken, dan mag
de motor niet worden gestart en
moet de brandstoftank worden
afgetapt. Ook als de motor slechts
kort heeft gedraaid, moet naast
de brandstoftank, ook alle
brandstof uit de brandstofleidin-
gen worden afgetapt.
Bij lage buitentemperaturen kan de
vloeibaarheid van de dieselbrandstof
verminderen door de vorming van
paraffine, waardoor het dieselfilter
verstopt kan raken.Om dit probleem te voorkomen
wordt er, afhankelijk van het sei-
zoen, dieselbrandstof geleverd die
speciaal voor de zomer of voor de
winter is ontwikkeld.
Bij buitentemperaturen die tussen de
0 en 15°C schommelen (bijvoorbeeld
in het voor- en najaar), kan de door het
tankstation geleverde dieselbrandstof
niet toereikend blijken te zijn.
Gebruik in die omstandigheden, en
vooral als de motor regelmatig wordt
afgezet en weer wordt gestart bij
lage buitentemperaturen (bijv. in de
bergen), dieselbrandstof die speciaal
voor de winter is ontwikkeld; in alle
andere gevallen raden wij aan de
dieselbrandstof te mengen met het
vorstbeveiligingsmiddel DIESEL
MIX in de verhouding die in de
gebruiksaanwijzing van het middel
is aangegeven. Doe eerst het middel
in de tank en voeg daarna de diesel-
brandstof toe.
U moet het vorstbeveiligingsmiddel
DIESEL MIXdoor de dieselbrand-
stof mengen voordat de dieselbrand-
stof door de kou van samenstelling is
veranderd. Achteraf toevoegen heeft
geen enkel effect.TANKDOP (fig. 162)
De tankdop Ais voorzien van een
slot met sleutel. De dop is bereikbaar
na het openen van het tankklepje B.
Ontgrendel de tankdop door de con-
tactsleutel linksom te draaien en de
dop los te draaien.
Hang de dop tijdens het tanken
aan het haakje in het klepje, zoals is
afgebeeld.
fig. 162
L0B0116b
Page 138 of 246

134
BELANGRIJKDoor de hermeti-
sche afsluiting kan de druk in de
tank iets oplopen; daarom is het nor-
maal als u tijdens het losdraaien van
de tankdop een gesis hoort.
Draai na het tanken de dop rechts-
om totdat u een of meerdere klikken
hoort; draai vervolgens de sleutel
rechtsom en neem hem uit het slot.
Sluit het klepje.
Kom niet dicht bij de
vulopening met open vuur
of een brandende sigaret:
brandgevaar. Houd uw hoofd ook
niet dichtbij de vulopening om te
voorkomen dat u schadelijke
dampen inademt.
Vervang de tankdop
zonodig alleen door een
ander exemplaar van het-
zelfde type, anders kan de wer-
king van het benzinedamp-
opvangsysteem in gevaar worden
gebracht.
BESCHERMING
VAN HET MILIEU
De bescherming van het milieu is
het uitgangspunt geweest in alle
fasen van de ontwikkeling en pro-
ductie van de Lancia Phedra. Het
resultaat is zichtbaar in het gebruik
van de materialen en de toepassing
van systemen om de schadelijke
effecten te verminderen of drastisch
te beperken.
De emissiereductiesystemen voor
benzinemotoren zijn:
– driewegkatalysator (katalysator);
– lambdasondes;
– benzinedamp-opvangsysteem.De emissiereductiesystemen voor
JTD-motoren zijn:
– oxidatiekatalysator
– uitlaatgasrecirculatiesysteem
(E.G.R.).
– roetfilter (indien aanwezig): dit
filter vangt onverbrande roetdeeltjes
op en verbrandt deze vervolgens om
de schadelijke uitlaatgasemissie te
verminderen.
De Lancia Phedra is klaar voor de
start, met een ruime voorsprong op
de strengste internationale milieu-
eisen.
Page 139 of 246

135
BENZINEMOTOR STARTEN
BELANGRIJKHet gaspedaal mag
pas worden ingetrapt nadat de
motor is gestart.
1) Zorg ervoor dat de handrem is
aangetrokken.
2) Zet de versnellingspook in de
vrijstand.
3)Trap het koppelingspedaal
geheel in.
4)Bij uitvoeringen met een auto-
matische versnellingsbak moet de
versnellingspook in stand Pof N
worden gezet.
5) Draai de contactsleutel in stand
Den laat de sleutel los zodra de
motor aanslaat.
De elektrische installaties die veel
stroom verbruiken (airconditioning,
achterruitverwarming, enz.) schake-
len tijdens het starten tijdelijk uit.MOTOR STARTEN
BELANGRIJK De auto is uitgerust
met een elektronische startblokke-
ring. Zie bij startproblemen
“Lancia-CODE” in het hoofdstuk “
Wegwijs in uw auto”.
Het is raadzaam om
gedurende de eerste
gebruiksperiode geen
maximale prestaties van uw auto
te verlangen (bijv. krachtig acce-
lereren, langdurig rijden met
hoge toerentallen en bruusk rem-
men). Het is zeer gevaarlijk om
de motor in een afgesloten
ruimte te laten draaien.
De motor verbruikt zuurstof en
produceert koolmonoxide dat
zeer giftig is en dodelijk kan zijn.
BELANGRIJKHet contactslot is
voorzien van een herstartbeveiliging.
Als de motor bij de eerste poging
niet aanslaat, moet u de sleutel
terugdraaien in stand Sen nogmaals
starten.
Laat de contactsleutel
niet in stand MAR staan
als de motor stilstaat,
zodat de accu niet onnodig wordt
ontladen.
GEBRUIK VAN DE AUTO EN PRAKTISCHE TIPS
Page 140 of 246

136
Raak de hoogspannings-
kabels (bougiekabels)
nooit aan als de motor
draait.
Als de motor bij de eerste poging
niet aanslaat, moet u de sleutel in
stand Sdraaien en vervolgens weer
in stand M; als de motor nog niet
aanslaat, probeer het dan met de
andere geleverde sleutels. Wendt u,
als de motor nog niet aanslaat, tot de
Lancia-dealer.
JTD-MOTOR STARTEN
1) Zorg ervoor dat de handrem is
aangetrokken.
2) Zet de versnellingspook in de
vrijstand.
3)Trap het koppelingspedaal
geheel in.4) Draai de contactsleutel in stand
M. Op het instrumentenpaneel gaat
het controlelampje mbranden.
5)Wacht tot het lampje m
gedoofd is. Hoe warmer de motor,
hoe sneller het lampje dooft.
6)Draai de contactsleutel in stand
Donmiddellijk nadat het lampje
mgedoofd is. Als u te lang wacht,
zijn de voorgloeibougies weer afge-
koeld.
De elektrische installaties die veel
stroom verbruiken (airconditioning,
achterruitverwarming, enz.) schake-
len tijdens het starten tijdelijk uit.
Als de motor bij de eerste poging
niet aanslaat, moet u de sleutel in
stand Sdraaien en vervolgens weer
in stand M; als de motor nog niet
aanslaat, probeer het dan met de
andere geleverde sleutels.
Wendt u, als de motor nog niet
aanslaat, tot de Lancia-dealer.MOTOR
OPWARMEN
– Rijd rustig weg, laat de motor
niet met hoge toerentallen draaien
en trap het gaspedaal niet bruusk in.
– Verlang de eerste kilometers geen
maximale prestaties. Wij raden u
aan te wachten tot de koelvloeistof
een temperatuur heeft bereikt van
50°÷ 60°C.
ROLLEND STARTEN
Probeer auto’s nooit te starten
door ze aan te duwen, te
slepen of van een helling
te laten rijden. Op die
wijze kan er onverbrande brand-
stof in de katalysator terechtko-
men, waardoor deze onherstel-
baar zal beschadigen.
Page 141 of 246

137
MOTOR UITZETTEN
Draai de contactsleutel in stand S
terwijl de motor stationair draait.
PARKEREN
Voer voor het parkeren van de auto
de volgende handelingen uit:
– zet de motor uit;
– trek de handrem aan;
– schakel de eerste versnelling in
als de auto op een helling omhoog
staat en de achteruit bij een helling
omlaag;
– zet de voorwielen zo dat de auto,
als de handrem losschiet, direct tot
stilstand komt.
Zie voor uitvoeringen met automa-
tische versnellingsbak de aanwijzin-
gen in de betreffende paragraaf in
het hoofdstuk “Wegwijs in uw
auto”.Laat de contactsleutel
niet in stand M staan als
de motor stilstaat, zodat
de accu niet onnodig wordt ontla-
den. Houd er rekening mee
dat de rem- en stuurbe-
krachtiging niet werken
zolang de motor niet is aangesla-
gen, waardoor meer kracht nodig
is voor de bediening van het rem-
pedaal en het stuur.
Gasgeven voordat u de
motor uitzet heeft geen
enkel nut, verspilt brand-
stof en is, vooral voor motoren
met turbocompressor, schadelijk.
BELANGRIJKHet is beter om de
motor na een zware rit even “op
adem” te laten komen. Zet de motor
niet onmiddellijk uit, maar laat hem
even stationair draaien. Hierdoor
kan de temperatuur in de motor-
ruimte dalen.
Laat kinderen nooit
alleen achter in de auto.
Neem de sleutels altijd uit
het contactslot als u de auto ver-
laat en neem de sleutels mee.
Page 142 of 246

138
VEILIG RIJDEN
Tijdens het ontwerpen van de
Lancia Phedra heeft Lancia veel
aandacht besteed aan de optimale
veiligheid voor de inzittenden.
Desalniettemin blijft het gedrag van
de bestuurder van doorslaggevende
betekenis voor de veiligheid op de
weg.
Hierna vindt u enkele eenvoudige
tips en aanbevelingen om onder
diverse omstandigheden veilig te rij-
den Hoewel u de meeste natuurlijk
al kent, is het toch de moeite waard
ze aandachtig te lezen.VOOR U WEGRIJDT
Enkele belangrijke tips:
– Controleer of de verlichting goed
werkt.
– Zet de stoel, het stuur en de ach-
teruitkijkspiegels in de juiste stand.
– Zet de hoofdsteunen zo, dat ze
het hoofd steunen en niet de nek.
– Controleer of de slag van de
pedalen niet beperkt wordt (door
matten, enz.).
– Controleer of eventuele kinderzit-
jes (stoeltjes, wiegjes, enz.) goed
bevestigd zijn op de stoelen die hier-
op zijn voorbereid.– Stuw eventuele bagage zorgvul-
dig in de bagageruimte om te voor-
komen dat bij bruusk remmen voor-
werpen door het interieur schieten.
– Gebruik geen zware maaltijden
voor een reis. Een lichte maaltijd
draagt ertoe bij goede reflexen te
behouden. Vermijd vooral het
gebruik van alcohol. Het gebruik
van bepaalde medicijnen kan de rij-
vaardigheid negatief beïnvloeden:
lees aandachtig de bijbehorende
waarschuwingen.
Controleer regelmatig:
– conditie en spanning van de ban-
den;
– niveau van de motorolie;
– niveau van de koelvloeistof en de
conditie van het koelsysteem;
– niveau van de remvloeistof;
– niveau van de olie van de stuur-
bekrachtiging;
– niveau van de ruitensproeier-
vloeistof.
Page 143 of 246

139
TIJDENS DE RIT
Enkele belangrijke tips:
– De eerste regel van veilig rijden is
voorzichtigheid. Voorzichtigheid
houdt ook in, dat u alert bent op
fouten en onvoorzichtigheden van
anderen.
– Houdt u altijd strikt aan de gel-
dende verkeersregels van elk land
waarin u rijdt en houdt u vooral aan
de maximum snelheden.
– Controleer ook altijd of naast
uzelf ook alle overige inzittenden de
veiligheidsgordel dragen en dat de
kinderen in passende zitjes worden
vervoerd. Dieren dienen bij voorkeur
in een van het interieur afgescheiden
gedeelte te worden vervoerd.
– Lange reizen moeten in optimale
conditie worden gestart.– Rijd niet te lang achter elkaar,
maar las pauzes in en gebruik die
om een beetje te bewegen en weer op
krachten te komen.
– Zorg voor een constante luchtver-
versing in het interieur.
– Rijd nooit van een helling af met
een afgezette motor: u kunt dan niet
op de motor afremmen en de rem-
en stuurbekrachtiging werken niet,
waardoor meer kracht nodig is voor
de bediening van het rempedaal en
het stuur.Water, ijs en strooizout
op de wegen kunnen zich
afzetten op de remschij-
ven waardoor de gewenste rem-
vertraging iets later wordt
bereikt.
Let op bij de montage
van spoilers, lichtmetalen
velgen en niet standaard
wieldoppen: ze kunnen de venti-
latie van de remmen verminderen
en daarmee hun doelmatigheid
tijdens krachtig en veelvuldig
remmen; bijvoorbeeld tijdens een
steile afdaling. Rijden onder invloed
van alcohol, verdovende
middelen, of bepaalde
medicijnen is zeer gevaarlijk
voor uzelf en voor anderen.
Page 144 of 246

140
IN HET DONKER RIJDEN
Enkele belangrijke tips:
– Rijd extra voorzichtig: rijden in
het donker vergt veel meer concen-
tratie.
– Beperk de snelheid, vooral op
onverlichte wegen.– Stop bij de eerste tekenen van
slaperigheid: doorrijden levert
gevaar op voor uzelf en voor ande-
ren. Ga pas weer rijden na voldoen-
de rust.
– Bewaar een veilige afstand, groter
dan overdag, van de auto’s die voor
u rijden. Het is moeilijk om de snel-
heid van andere auto’s te schatten
als alleen de lichten te zien zijn.
– Controleer of de koplampen goed
staan afgesteld: als ze te laag staan,
wordt uw zicht beperkt en raakt u
sneller vermoeid. Als ze te hoog
staan, kunnen ze andere weggebrui-
kers hinderen.
– Gebruik het grootlicht alleen bui-
ten de stad en als u zeker weet dat u
andere weggebruikers niet hindert.
– Doof het grootlicht (indien inge-
schakeld) als u een tegenligger ziet
en passeer met dimlicht.
– Houd alle lampen schoon.
– Let buiten de stad op oversteken-
de dieren. Rijd niet met voorwer-
pen op de vloer voor de
bestuurdersstoel: tijdens
het remmen kunnen deze tussen
de pedalen komen waardoor het
onmogelijk is te accelereren of te
remmen.
Let op de dikte van
eventuele extra vloermat-
ten: zelfs een gering defect
in het remsysteem kan tot gevolg
hebben, dat het rempedaal die-
per dan normaal moet worden
ingetrapt.Draag altijd veiligheids-
gordels, zowel voorin als
achterin en zorg ervoor
dat kinderen in passende zitjes
worden vervoerd. Zonder gordels
rijden vergroot het risico op ern-
stig letsel of dodelijke afloop bij
een ongeval.