Page 105 of 246

101
De asbak kan gebruikt worden
voor de zitplaatsen achter door het
bakje Din het uitneembare afval-
bakje Ete plaatsen zoals is afgebeeld
in (fig. 127).INTERIEURVERLICHTING
De auto is uitgerust met een tijdge-
schakelde plafondverlichting die
geleidelijk gaat branden/dooft.
De bedieningsschakelaar D(fig.
128) bevindt zich op de hemelbekle-
ding:
å= interieurverlichting altijd uit;
= interieurverlichting altijd aan;
ú= interieurverlichting beschik-
baar. Als de schakelaar in deze stand
staat, gaat de interieurverlichting
branden als u met de afstandsbedie-
ning de portieren ontgrendelt, als u de
afstandsbediening met de lokalisatie-
functie bedient, als u de achterklep
opent of als u de contactsleutel in
stand Sdraait (of de sleutel uit het
contactslot neemt).BELANGRIJKControleer voordat
u de auto verlaat of de schakelaar in
stand ústaat. Op deze manier zullen
de lampjes van de plafondverlichting
doven bij het sluiten van de portieren,
en voorkomt u dat de accu ontlaadt.
Werking
Als de portieren met de afstandsbe-
diening worden ontgrendeld of door
de sleutel in het slot te draaien, gaan
de lampjes in het midden en de spot-
jes van alle drie de rijen branden. De
werking is tijdgeschakeld; na enkele
seconden, zonder de portieren te
openen, doven de lampjes geleide-
lijk.
Als u het knopje op de afstandsbe-
diening voor het vergrendelen van
de portieren even ingedrukt houdt,
wordt de “lokalisatie”-functie inge-
schakeld: de gehele interieurverlich-
ting gaat samen met de richtingaan-
wijzers enkele seconden branden.
Deze functie wordt door het systeem
herkend op een afstand van onge-
veer 30 meter van de auto.
fig. 127
L0B0291b
Page 106 of 246

102
Als u de contactsleutel in stand S
draait (of de sleutel uit het contact-
slot neemt), gaat de plafondverlich-
ting voor van de eerste rij branden.
De werking is tijdgeschakeld; na
enkele seconden doven de lampjes
geleidelijk.
Als u een voorportier opent, gaan
het middelste lampje, zonder de
spotjes, van de plafondverlichting en
de dorpelverlichting op de portieren
branden. De werking is tijdgescha-
keld; enkele seconden na het sluiten
van de portieren doven de lampjes
geleidelijk. Bij het starten van de
motor zullen de lampjes na enkele
seconden geleidelijk doven.
Als u een portier achter opent, gaat
het middelste lampje, zonder de
spotjes, van de plafondverlichting
branden. Enkele seconden na het
sluiten van de portieren doven de
lampjes geleidelijk.
Als u de achterklep opent, gaat
automatisch de bagageruimtever-
lichting branden. De verlichting
dooft geleidelijk als u de achterklep
sluit.Plafondverlichting voor (fig. 128)
De plafondverlichting bestaat uit
een lampje in het midden en twee
spotjes aan de zijkant en een bijbe-
horende bedieningsschakelaar.
Met de knoppen A, Ben Cworden
de lampjes afzonderlijk ingescha-
keld.Plafondverlichting in het midden
en achter (fig. 129)
De plafondverlichting bestaat uit
een lampje in het midden en twee
spotjes aan de zijkant en een bijbe-
horende bedieningsschakelaar.
Met de knoppen A, Ben Cworden
de lampjes afzonderlijk ingescha-
keld.
fig. 128
L0B0076b
fig. 129
L0B0077b
Page 107 of 246
103
Verlichting zonneklepspiegel
(fig. 130)
Als u met de contactsleutel in stand
Mhet afsluitschuifje Bopent, gaat
de verlichting Aaan de zijkant van
het spiegeltje branden. Door de ver-
lichting kan het spiegeltje ook bij
weinig licht gebruikt worden.Verlichting dashboardkastje
(fig. 131)
Met de contactsleutel in stand M
gaat de verlichting Aautomatisch
branden als het dashboardkastje
wordt geopend. Dorpelverlichting (fig. 132)
De verlichting Ain de voorportie-
ren gaat automatisch branden als
het betreffende portier wordt geo-
pend, ongeacht de stand van de con-
tactsleutel.
fig. 130
L0B0086b
fig. 131
L0B0258b
fig. 132
L0B0259b
Page 108 of 246

104
Bagageruimteverlichting
(fig. 133)
Als u de achterklep opent, gaat
automatisch de bagageruimtever-
lichting A(één lampje aan iedere
zijde) branden. Deze lampjes bevin-
den zich in de bekleding aan de zij-
kant van de bagageruimte.
Bij het sluiten van de achterklep
gaat de verlichting automatisch uit.
BELANGRIJKDe verlichting
dooft bij geopende achterklep in
ieder geval na enkele minuten, om te
voorkomen dat de accu ontlaadt.STEKKERDOZEN (fig. 134)
Deze werken alleen als de contact-
sleutel in stand Mstaat en bevinden
zich:
– stekkerdoos Aop het rechter
paneel van de derde rij.
– stekkerdoos Bop de achterzijde
van de stoelbescherming aan
bestuurderszijde, onder het bevesti-
gingspunt van de veiligheidsgordels.
Voor het gebruik moeten de
beschermdeksels worden geopend.ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
De ruitbediening is voorzien van
een anti-letselfunctie. De elektroni-
sche regeleenheid van dit systeem
kan met behulp van sensoren in de
ruitrubbers een eventueel obstakel
waarnemen als de ruit sluit. In dat
geval onderbreekt het systeem de
ruitbeweging en wordt de ruit
onmiddellijk geopend.
BELANGRIJKMet de contactsleu-
tel in stand Sof uitgenomen, blijft
de ruitbediening nog ongeveer 1
minuut actief.
BELANGRIJKAls de accu ont-
koppeld is geweest en u de schake-
laar voor het sluiten indrukt en de
ruitbediening niet werkt, dan moet
het systeem geïnitialiseerd worden;
laat de schakelaar los en druk er
nogmaals op totdat de ruit geheel
geopend is; houd aan het einde van
de slag de knop nog een seconde
ingedrukt. Hierna herneemt het sys-
teem zijn normale werking.
fig. 134
L0B0087b
fig. 133
L0B0079b
Page 109 of 246

105
Onzorgvuldig gebruik
van de elektrische ruitbe-
diening kan gevaarlijk
zijn. Controleer voor en tijdens
het bedienen van de ruit altijd of
de passagiers niet verwond kun-
nen worden door de bewegende
ruiten, hetzij direct door contact
met de ruit, hetzij door voorwer-
pen die door de ruit worden mee-
gesleept of geraakt. Verwijder
altijd de sleutel uit het contact-
slot als u de auto verlaat, om te
voorkomen dat een onverwachte
inschakeling van de elektrische
ruitbediening gevaar oplevert
voor de achtergebleven passa-
giers.PORTIER BESTUURDERSZIJDE
(fig. 135)
Op het sierpaneel van het portier
aan bestuurderszijde zijn vijf bedie-
ningsschakelaars gemonteerd waar-
mee u, met de contactsleutel in stand
M, de zijruiten bedient:
A- openen/sluiten zijruit links-
voor;
B- openen/sluiten zijruit rechts-
voor.
C- openen/sluiten zijruit linksach-
ter;
D- openen/sluiten zijruit rechts-
achter;
E- uitschakeling werking bedie-
ningsschakelaars voor de ruiten op
de achterportieren, uitschakeling
werking bedieningsschakelaars voor
het openen/sluiten van de schuif-
deuren en (indien aanwezig) uit-
schakeling werking bedieningsscha-
kelaars van de opendaken achter.Druk voor het openen of het sluiten
van de ruit op de betreffende scha-
kelaar; als u de schakelaar loslaat,
stopt de ruit op het punt waar het
zich op dat moment bevindt.
De ruit aan de bestuurderszijde
kan “automatisch” worden geopend
en gesloten (alleen bij een draaiende
motor). Hiervoor hoeft u de schake-
laar Aslechts kort in te drukken,
zodat de ruit geheel opent of sluit: de
ruit stopt in de gewenste stand als u
de schakelaar nogmaals indrukt.
Houd de schakelaar niet
ingedrukt als de ruit aan
het einde van zijn slag is.
fig. 135
L0B0047b
Page 110 of 246
106
PORTIER PASSAGIERSZIJDE
(fig. 136)
Op het sierpaneel van het portier is
een bedieningsschakelaar Agemon-
teerd om de betreffende ruit te
bedienen.
SCHUIFDEUREN (fig. 137)
Druk voor het openen/sluiten van
de ruit op de betreffende schakelaar
A.UITZETRUITEN ACHTER
(3° rij)
Sluiten:
– ga in omgekeerde volgorde te
werk totdat u de ruit hoort vergren-
delen als de hendel Aop de juiste
wijze is teruggeplaatst. Openen/sluiten (fig. 138)
Openen:
– plaats de hendel Azoals staat
afgebeeld in de figuur en druk de
hendel vervolgens naar buiten, tot-
dat de ruit geheel geopend is;
– druk de hendel naar achteren tot-
dat de vergrendeling inspringt.
fig. 136
L0B0046b
fig. 137
L0B0048b
fig. 138
L0B0049b
Page 111 of 246

107
ELEKTRISCH
BEDIENBARE
OPENDAKEN
(indien aanwezig)
De auto kan zijn uitgerust met drie
elektrisch bedienbare opendaken:
voor, in het midden en achter die
bediend kunnen worden met de
betreffende bedieningsknoppen als
de contactsleutel in stand Mstaat.
BELANGRIJKMet de contactsleu-
tel in stand Sof uitgenomen, blijft
de opendakbediening nog ongeveer
1 minuut actief.
Deze zijn uitgerust met een zonne-
scherm en een anti-letselfunctie. De
elektronische regeleenheid van dit
systeem kan met behulp van sen-
soren in de dakrubbers een eventu-
eel obstakel waarnemen als het dak
sluit. In dat geval onderbreekt het
systeem de dakbeweging en wordt
het dak onmiddellijk geopend.Onzorgvuldig gebruik
van het opendak kan
gevaarlijk zijn.
Controleer voor en tijdens de
bediening van het opendak altijd
of de passagiers niet verwond
kunnen worden door de bewe-
ging van het opendak zelf of door
in beweging gebrachte voorwer-
pen.
Verwijder altijd de sleu-
tel uit het contactslot als
u de auto verlaat, om te
voorkomen dat een onverwachtse
inschakeling van het opendak
gevaar oplevert voor de achterge-
bleven passagiers.
Open het dak niet bij
sneeuw of ijs: het kan dan
beschadigd worden.
BELANGRIJKAls de accu ont-
koppeld is geweest en u de schake-
laar voor het sluiten indrukt en het
opendak niet werkt, dan moet het
systeem geinitialiseerd worden; laat
de schakelaar los en druk er nog-
maals op totdat het opendak geheel
gesloten is; houd aan het einde van
de slag de knop nog een seconde
ingedrukt. Hierna herneemt het sys-
teem zijn normale werking.
BEDIENING EERSTE RIJ (fig. 139)
Opendak voor
Openen/sluiten in kantelstand:
– druk voor het openen op schake-
laar A(zijde 1) tot het einde van de
slag;
– druk voor het sluiten op schake-
laar A(zijde 2) en houd de schake-
laar ingedrukt totdat het opendak
geheel gesloten is.
Page 112 of 246

108
Volledig openen/sluiten:
– openen: druk, als het opendak
geopend is in kantelstand, nogmaals
op schakelaar A(zijde 1) en houd de
schakelaar ingedrukt totdat het
opendak geheel geopend is:
– sluiten: druk op schakelaar A
(zijde 2) totdat het opendak geo-
pend is in kantelstand en druk ver-
volgens opnieuw op schakelaar A
(zijde2) totdat het opendak geheel
gesloten is.
Opendak in het midden en achter
Met dit systeem kunnen vanaf de
eerste rij het opendak in het midden
en het opendak achter gelijktijdig
worden bediend; bedien schakelaar
Bop dezelfde wijze als beschreven
staat voor het opendak voor.BEDIENING TWEEDE EN
DERDE RIJ (fig. 140)
Openen/sluiten in kantelstand:
– druk voor het openen op schake-
laar A(zijde 1) en houd de schake-
laar ingedrukt tot het einde van de
slag;
– druk voor het sluiten op schake-
laar A(zijde 2) en houd de schake-
laar ingedrukt totdat het opendak
geheel gesloten is.
Volledig openen/sluiten:
– openen: druk, als het opendak
geopend is in kantelstand, nogmaals
op schakelaar A(zijde 1) en houd de
schakelaar ingedrukt totdat het
opendak geheel geopend is:
– sluiten: druk op schakelaar A
(zijde 2) totdat het opendak geo-
pend is in kantelstand en druk ver-
volgens opnieuw op schakelaar A
(zijde2) totdat het opendak geheel
gesloten is.Voor de veiligheid van de passa-
giers achter (kinderen) is het moge-
lijk om de bedieningsschakelaars op
de tweede en derde rij uit te schake-
len, door schakelaar E(fig. 135) in
te drukken. Deze bevindt zich op het
bedieningspaneel van de ruitbedie-
ning op het bestuurdersportier.
fig. 139
L0B0098b
fig. 140
L0B0100b