Page 177 of 246
Page 178 of 246

174
Zekeringenkast in het dashboardkastje (fig. 36)
1
2
4
5
7
9
10
11
12
14
15
16
17
18
19
20
22
23
24
2610A
15A
15A
10A
20A
30A
20A
15A
10A
30A
30A
5A
15A
10A
40A
10A
10A
15A
15A
40AMistachterlichten
Achterruitwisser
Voeding functies van belangrijke elektronische regeleenheid
Remlicht links
Spotje, aansteker, verlichting dashboardkastje
passagierszijde, automatische achteruitkijkspiegel
Opendak voor, ruitenwissers voor
Diagnosestekker, aansluiting voor trekhaak
Diefstalalarm, Connect Nav+ telematica-infosysteem,
bedieningsknoppen op stuurwiel, roetfilter (JTD-uitvoeringen);
Parkeerlicht rechts, kentekenplaatverlichting, verlichting bedieningsknoppen
airconditioning, plafondverlichting (eerste, tweede en derde rij)
Centrale portiervergrendeling, extra vergrendeling
Achterruitsproeier
Voeding airbag-systeem, voeding body computer
Remlicht rechts, derde remlicht, remlicht eventuele aanhanger
Voeding diagnosestekker, schakelaar rempedaal en koppeling.
Shunt
Voeding autoradio via body computer
Parkeerlicht links; achterlicht eventuele aanhanger
Sirene diefstalalarm
Voeding parkeersensoren via body computer
Achterruitverwarming
Page 179 of 246
175
Zekeringenkast naast de accu (fig. 37)
1
2
3
4
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
4040A
40A
30A
–
–
–
–
25A
25A
20A
20A
10A
10A
15A
20A
20AElektrische zijschuifdeur rechts
Elektrische zijschuifdeur links
Hifi-versterker
Beschikbaar
Beschikbaar
Beschikbaar
Beschikbaar
Bestuurdersstoel met elektrische afstelling
Passagiersstoel met elektrische afstelling
Opendak derde rij
Opendak tweede rij
Stoelverwarming passagierszijde
Stoelverwarming bestuurderszijde
Kinderveiligheidsslot
12V-stekkerdoos derde rij
12V-stekkerdoos bij de bestuurdersstoel
Page 180 of 246

176
Zekeringenkast in de motorruimte (fig. 38)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
1810A
15A
10A
10A
10A
15A
20A
20A
15A
15A
10A
10A
15A
10A
30A
30A
30A
40ASchakelaar achteruitrijlichten, gasontladingslampen (xenon), bediening
aanjager, niveau koelvloeistof, verwarmd dieselfilter (JTD-uitvoeringen),
voorgloeibougies (JTD-uitvoeringen), cruise-control, luchtkwantummeter
(JTD-uitvoeringen)
Brandstofpomp, uitlaatgasrecirculatie en regelaar turbocompressor (JTD-uitvoeringen).
ABS, ESP.
Voeding services via start-/contactslot voor body computer
Roetfilter (JTD-uitvoeringen).
Mistlampen voor
Koplampsproeiers
Voeding relais body computer, bediening relais elektroventilateur (JTD-uitvoeringen),
magneetklep oliedrukregelaar en uitlaatgasrecirculatie (JTD-uitvoeringen).
Dimlicht links, koplampverstelling.
Dimlicht rechts
Grootlicht links
Grootlicht rechts
Claxon
Ruitensproeier-/achterruitsproeierpomp
Lambdasonde, inspuitventielen, bougies, brandstofdamp afsluitklep, uitlaatgasverdeling
en -recirculatie (benzine-uitvoeringen), magneetklep inspuitpomp (JTD-uitvoeringen)
Luchtpomp (benzine-uitvoeringen);
Ruitenwissers
Extra aanjagers.
Page 181 of 246
177
In deze zekeringenkast bevinden zich ook de volgende MAXI-FUSE zekeringen:
MAXI-FUSE
MAXI-FUSE
MAXI-FUSE
MAXI-FUSE
MAXI-FUSE
MAXI-FUSE
MAXI-FUSE
MAXI-FUSE50A
50A
30A
60A
70A
30A
40A
50AElektroventilateur (tweede snelheid);
ABS, ESP.
Magneetklep ESP-systeem;
Voeding 1 body computer;
Voeding 2 body computer;
Elektroventilateur (eerste snelheid)
Lancia CODE
Extra aanjagers klimaatregeling.
Page 182 of 246

STARTEN MET EEN HULPACCU
Zie “Starten met een hulpaccu” in
dit hoofdstuk.
178
Een lege accu
Wij raden u aan in het hoofdstuk
“Onderhoud van de auto” de voor-
zorgsmaatregelen door te lezen om
een lege accu te voorkomen en om
een lange levensduur van de accu te
garanderen.
BELANGRIJKDe beschrijving
van de procedure voor het opladen
van de accu dient slechts ter infor-
matie. Wendt u tot een Lancia-
dealerom deze werkzaamheden uit
te laten voeren.
ACCU OPLADEN
We raden u aan de accu langzaam
en met een lage stroomsterkte
(ampère) gedurende ca. 24 uur op te
laden. Als u de accu langer oplaadt,
kan de accu worden beschadigd.
Ga als volgt te werk:
1)Maak de minklem los van de
accu.
BELANGRIJKAls de auto is uitge-
rust met het elektronisch diefstala-
larm, schakel dan het alarm uit met
de afstandsbediening.2)Sluit de kabels van het laadap-
paraat aan op de accupolen. Let
hierbij op de polariteit.
3)Schakel de acculader in.
4)Aan het einde van het opladen:
schakel eerst de acculader uit en
koppel dan de accu los.
5) Sluit de minklem weer aan op de
accu.
De vloeistof in de accu is
giftig en corrosief.
Voorkom contact met de
huid en de ogen. Het opladen van
de accu moet worden uitgevoerd
in een goed geventileerde ruimte,
ver verwijderd van open vuur en
vonkvormende apparaten:
brand- en ontploffingsgevaar.Probeer een bevroren
accu niet op te laden:
eerst moet de accu ont-
dooid worden, anders loopt u het
risico dat de accu ontploft. Als de
accu bevroren is geweest, moet
worden gecontroleerd of de cel-
len niet beschadigd zijn (risico op
kortsluiting) en of de bak geen
scheuren vertoont, waardoor de
giftige en corrosieve vloeistof kan
weglekken.
Page 183 of 246

179
HET OPKRIKKEN VAN DE AUTO
Als de krik niet juist
geplaatst wordt, kan de
opgekrikte auto van de
krik vallen. Op een sticker op de
krik is het maximum hefvermo-
gen aangegeven; de krik mag
nooit voor een zwaardere last
worden gebruikt. MET DE BOORDKRIK
Zie de paragraaf “Een lekke band”
in dit hoofdstuk.
Het is nodig te weten dat:
– de krik geen afstelwerkzaamhe-
den mag vereisen;
– de krik bij beschadiging vervan-
gen moet worden door een krik van
hetzelfde type;
– buiten de slinger geen enkel
ander gereedschap op de krik
gemonteerd mag kunnen worden.De krik dient uitsluitend
voor het verwisselen van
een wiel van de auto
waarbij de krik geleverd.
Gebruik de krik niet voor het
opkrikken van andere auto’s. En
beslist nooit voor het uitvoeren
van werkzaamheden onder de
auto.
MET DE GARAGEKRIK
Voor
De auto mag uitsluitend worden
opgekrikt door de hefarm van de
krik op de punten te plaatsen, zoals
is aangegeven in (fig. 39):
A: opkrikken rechtsvoor;
B: opkrikken linksvoor.
Achter
Het opkrikken is niet mogelijk.
fig. 39
L0B0139b
Page 184 of 246
– verwijder het geklemde dekseltje
Cop de voorbumper (fig. 42) of de
achterbumper (fig. 43);
– draai het sleepoog Ageheel op de
schroefdraadpen.
180
MET EEN HEFBRUG
De auto moet zo opgekrikt worden
dat de uiteinden van de hefarmen
zich op de in (fig. 40) aangegeven
plaatsen bevinden:
A- hefarm voor;
B- hefarm achter.HET SLEPEN VAN DE AUTO
Het sleepoog dat bij de auto wordt
geleverd, bevindt zich in de motor-
ruimte.
Sleepoog bevestigen:
– open de motorkap (zie de aanwij-
zingen in de paragraaf “Motorkap”
in het hoofdstuk “Wegwijs in uw
Auto”);
– verwijder het sleepoog A(fig. 41)
uit de houder B;
fig. 40
L0B0043b
fig. 41
L0B0044b
fig. 43
L0B0157b
fig. 42
L0B0156b