Page 169 of 283

168
STARTEN MET EEN
HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor
worden gestart met een hulpaccu, die
ten minste dezelfde capaciteit moet
hebben als de lege accu (zie hoofdstuk
“Technische gegevens”).
Ga als volgt te werk:
1) Verbind de pluspolen A (fig. 1)en
B van de accu’s met een startkabel.
2) Sluit een tweede startkabel aan op
de minpool C van de hulpaccu en het
metalen uiteinde D van de massa -
kabel van de auto met de lege accu.
BELANGRIJK Verbind de min -
polen van de twee accu’s niet recht-
streeks: eventuele vonken kunnen het
explosieve gas ontsteken dat uit de
accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu
is geïnstalleerd aan boord van een an-
dere auto, mogen tussen deze auto en
de auto met de lege accu niet per on-
geluk metalen delen met elkaar in
verbinding staan. 3)
Start de motor.
4) Neem als de motor draait, de ka-
bels in omgekeerde volgorde los: klem
D , C , B en tenslotte A .
Als de motor na enkele pogingen niet
aanslaat, blijf dan niet proberen maar
wendt u tot een Lancia-dealer. Voer deze procedure niet
uit als u er geen ervaring
mee hebt: Onjuiste hande-
lingen kunnen leiden tot vonken
en ernstige beschadiging van de
accu en de elektrische installatie.
Kom ook niet dichtbij een accu
met open vuur of een brandende
sigaret en veroorzaak geen vonken:
brand- en ontploffingsgevaar.
Gebruik voor een nood-
start beslist nooit een
accul ader: de elektronische
systemen kunnen beschadigen; in
het bijzonder de regeleenheden
van de ontsteking en de inspuiting.
fig. 1
P4T0109
Page 170 of 283

169
ROLLEND
STARTEN
Attendeer het overige
verkeer op de stilstaande
auto m.b.v.: de waarschu -
wingsknipperlichten, de gevaren-
driehoek, enz. Tijdens het verwisselen van een
wiel moeten alle inzittenden de auto
hebben verlaten, en op een veilige
afstand van het verkeer wachten,
totdat het wiel verwisseld is. Blokkeer de wielen met stenen of
andere voorwerpen als de auto
schuin op een helling of op een
slecht wegdek staat. Probeer auto’s met ka-
talysator nooit te starten
door ze aan te duwen, te
slepen of van een helling te laten
rijden. Op die wijze kan er onver-
brande brandstof in de katalysa-
tor terechtkomen, waardoor hij
onherstelbaar zal beschadigen.
Houd er rekening mee dat
de rem- en stuurbekrach-
tiging niet werken zolang
de motor niet is aangeslagen. U
moet daarom krachtiger op de rem
trappen en aan het stuur draaien.
Het reservewiel (indien
aanwezig) is speciaal ont -
worpen voor deze auto;
monteer het wiel niet op andere
modellen en monteer ook geen re-
servewielen van andere modellen
op uw auto.
EEN LEKKE BAND
Voor het verwisselen van het wiel en
voor het juiste gebruik van de krik en
het reservewiel (indien aanwezig)
moeten de onderstaande voorzorgs -
maatregelen in acht worden genomen.
Het reservewiel is kleiner
dan de normale wielen en
mag uitsluitend gebruikt
worden om de dichtstbijzijnde re-
paratiewerkplaats te bereiken,
waar de lekke band gerepareerd
kan worden. Tijdens het gebruik
van het reservewiel mag u niet
harder dan 80 km/h rijden.Op het
reservewiel is een sticker aange-
bracht waarop de belangrijkste
aanwijzingen en de beperkingen
staan vermeld met betrekking tot
het gebruik van het reservewiel .
Deze sticker mag absoluut niet
worden verwijderd of afgedekt.Op
de sticker staan de volgende
aanwijzingen in vier talen ver-
meld: ATTENTIE! ALLEEN VOOR TIJ-
DELIJK GEBRUIK! MAXIMAAL
80 KM/H!
VERVANG ZO SNEL MOGELIJK
DOOR EEN NORMAAL WIEL.
BEDEK DEZE AANWIJZINGEN
NIET. Op het reservewiel mag nooit een
wieldeksel worden gemonteerd. Bij
een gemonteerd reservewiel veran-
deren de rij-eigenschappen van de
auto. Vermijd met vol gas optrek -
ken, bruusk remmen en hoge snel -
heden in de bochten.
Page 171 of 283

170
Het reservewiel (indien
aanwezig) heeft een levens -
duur van maximaal 3.000
km. Na deze afstand moet het re-
servewiel vervangen worden door
een ander wiel van hetzelfde type.
Monteer nooit een normale band
op de velg van het reservewiel. Laat het verwisselde wiel zo snel
mogelijk repareren en monteren.
Het is niet toegestaan met twee of
meer reservewielen te rijden. Smeer de schroefdraad van de
wielbouten niet met vet in voordat
u ze monteert: de bouten kunnen
loslopen. De krik dient uitsluitend voor het
verwisselen van een wiel van de
auto waarbij hij geleverd is of voor
auto’s van hetzelfde model. Ge-
bruik de krik niet voor het op -
krikken van andere auto’s en be-
slist nooit voor het uitvoeren van
werkzaamheden onder de auto. Als de krik niet juist geplaatst
wordt, kan de opgekrikte auto van
de krik vallen. Op een sticker op de krik
is het maximum hefvermo-
gen aangegeven; de krik
mag nooit voor een zwaardere last
worden gebruikt. Het noodreservewiel (indien
aanwezig) is niet geschikt voor de
montage van sneeuwkettingen. Als
u een lekke voorband (aangedre-
ven wiel) heeft en er moet met
sneeuwkettingen worden gereden,
dan moet u een wiel van de achter -
as afhalen en daarvoor in de plaats
het noodreservewiel monteren. Op
deze manier heeft u de beschikking
over twee normale voor wielen
waarop sneeuwkettingen gemon-
teerd kunnen worden en is deze
noodsituatie opgelost. Door een verkeerde montage kan
het wieldeksel tijdens het rijden
loslaten. Maak het ventiel absoluut
niet open. Plaats geen enkel stuk
gereedschap tussen velg en band. Controleer regelmatig de span-
ning van de banden en van het re-
servewiel en houdt u daarbij aan
de waarden die beschreven staan
in het hoofdstuk “Technische ge-
gevens”. WIEL VERWISSELEN
De richtlijnen geven aan dat:
– de krik 2,05 kg moet wegen
– de krik geen afstelwerkzaamheden
mag vereisen
– de krik bij beschadiging vervangen
moet worden door een krik van het-
zelfde type
– buiten de slinger geen enkel ander
gereedschap op de krik gemonteerd
mag kunnen worden.
De auto kan zijn uitgerust met een
reservewiel met normale afmetingen
(indien aanwezig).
fig. 2
P4T0110
Page 172 of 283

171
Ga als volgt te werk voor het
verwisselen van een wiel:1) Stop de auto op een plaats waar
het verkeer niet in gevaar wordt ge-
bracht en in alle veiligheid het wiel
kan worden verwisseld. Zet de auto zo
mogelijk op een vlakke en stevige on-
dergrond. 2)
Trek de handrem aan.
3) Schakel de eerste versnelling of de
achteruit in.
4) Open het kofferdeksel, til de be -
kleding op en haak deze aan de
boven rand vast met de daarvoor be-
stemde riem A (fig. 2).
De vloerbedekking kan ook uit de ba-
gageruimte worden verwijderd door de
vloerbedekking naar achteren te
trekken. Verwijder het vulstuk (fig. 3).
5) Draai de blokkeerschroef B (fig.
4) los, pak de gereedschaphouder C
en het reservewiel D en plaats deze
dicht bij het te verwisselen wiel. 6)
Verwijder op uitvoeringen met
metalen velgen het geklemde wiel-
deksel E (fig. 5) door het bij de gaten
vast te pakken en naar buiten te
trekken of door het met de platte kant
van de bijgeleverde schroevendraaier
aan de rand los te wippen.
fig. 4
P4T0111
fig. 3
P4T0281
fig. 5
P4T0112
fig. 6
P4T0113
Page 173 of 283

172
7) Bij uitvoeringen met lichtmetalen
velgen moet het geklemde wieldeksel
worden verwijderd door de platte
kant van de bijgeleverde schroeven-
draaier op de daarvoor bestemde
plaats als hefboom te gebruiken.
Schud vervolgens enige malen aan de
bovenkant van de carrosserie, waar-
door de velg los van de wielnaaf kan
komen. 8)
Draai de wielbouten ongeveer één
slag los met behulp van de bijgele-
verde sleutel (fig. 6).
9) Plaats de krik onder de auto,
dicht bij het te verwisselen wiel, op de
punten die staan aangegeven aan de
onderkant van de portieren:
– punt 1 (fig. 7) voor het verwisse-
len van een voorwiel;
– punt 2 (fig. 8) voor het verwisse-
len van een achterwiel.
10) Draai met het wieltje F (fig. 9)
de krik iets omhoog en plaats vervol-
gens de krik onder de auto. 11)
Bedien de krik met de hand tot-
dat de groef G (fig. 9) van de krik
goed in het profiel H van de chassis -
balk zit.
12) Waarschuw eventuele omstan-
ders dat de auto wordt opgekrikt; zorg
ervoor dat ze zich niet in de nabijheid
van de auto bevinden en de auto voor -
al niet aanraken totdat deze weer
geheel op de grond staat.
13) Draai de krik met slinger L (fig.
10) en krik de auto op, totdat het wiel
enige centimeters los van de grond is.
Als u de slinger draait, moet u zorgen
voor voldoende werkruimte, zodat u
geen schaafwonden aan uw hand
oploopt door contact met de grond.
Ook de bewegende delen van de krik
(schroefdraad en scharnieren) kunnen
fig. 8
P4T0115
fig. 7
P4T0114
fig. 9
P4T0116
fig. 10
P4T0117
Page 174 of 283

173
letsel veroorzaken: vermijd contact
met deze onderdelen. Reinig uw han-
den zorgvuldig als deze met vet in
contact zijn geweest.14) Draai de wielbouten helemaal
los en verwijder het wiel.
BELANGRIJK Om deze handeling
te vergemakkelijken, kan de zeshoek
aan de bovenkant van de handgreep
van de bijgeleverde schroevendraaier
worden gebruikt. Draai met het blad
van de schroevendraaier ( fig. 11).
15) Zorg ervoor dat de boutgaten en
alle contactvlakken van het reser-
vewiel schoon zijn en geen onzuiver -
heden bevatten, omdat hierdoor na
verloop van tijd de wielbouten kun-
nen loslopen. 16)
Monteer het reservewiel, waar-
bij de pasgaten in de velg over de cen-
treerpennen M (fig. 12)van de naaf
moeten vallen.
17) Draai de vier wielbouten hand-
vast.
BELANGRIJK Om deze handeling
te vergemakkelijken, kan de zeshoek
aan de bovenkant van de handgreep
van de bijgeleverde schroevendraaier
worden gebruikt. Draai met het blad
van de schroevendraaier ( fig. 11).18)
Draai de slinger van krik zodat
de auto zakt, en verwijder de krik
( fig. 13).
19) Draai de wielbouten kruiselings
vast, in de volgorde die aangegeven is
(fig. 14).
fig. 11
P4T0119
fig. 13
P4T0118
fig. 12
P4T0648
fig. 14
P4T0649
Page 175 of 283

174
20)Monteer het wieldeksel op het
wiel met normale afmetingen met het
ventiel N (fig. 15) in de daarvoor be-
stemde uitsparing en druk de randen
van het wieldeksel aan, te beginnen
bij het ventiel. Druk vervolgens het
wieldeksel helemaal vast.
21) Plaats het verwisselde wiel, de
krik en het gereedschap in de bagage -
ruimte en maak ze op de juiste wijze
vast.
22) Monteer de tussenvloer ( fig. 3).Haak voordat u de vloerbedekking
laat zakken, de riem aan de bekleding
zoals is afgebeeld ( fig. 16).
BELANGRIJK Monteer geen wiel-
deksel of naafdop op het reservewiel. HET NORMALE WIEL
MONTEREN
1) Volg de hiervoor beschreven pro-
cedure, krik de auto op en demonteer
het reservewiel.
2) Zorg ervoor dat de boutgaten en
alle contactvlakken van het reser-
vewiel schoon zijn en geen onzui-
verheden bevatten, omdat hierdoor na
verloop van tijd de wielbouten kun-
nen loslopen.
3) Monteer het normale wiel, waar-
bij de pasgaten in de velg over de cen-
treerpennen A (fig. 17) van de naaf
moeten vallen.
fig. 15
P4T0122
fig. 17
P4T0124
fig. 16
P4T0280
Page 176 of 283

175
4) Bij auto’s met lichtmetalen velgen
moet de bijgeleverde centreerpen B
(fig. 18) op de wielnaaf worden ge-
schroefd. Plaats vervolgens het wiel
en draai de 3 bouten vast. Verwijder
de pen B en draai de laatste bout vast.
5) Draai de bouten vast met de zes -
hoek die zich boven in de handgreep
van de bijgeleverde schroevendraaier
bevindt en steek de steel van de
schroeven draaier door de handgreep
( fig. 19).
6) Laat de auto zakken en verwijder
de krik. 7)
Draai de wielbouten kruiselings
vast, in de volgorde die is aangegeven
(fig. 20).
8) Plaats het wieldeksel op de velg
met het ventiel C (fig. 21) in de daar-
voor bestemde uitsparing en druk de
buitenste rand van het wieldeksel
vast, te beginnen bij de delen die het
dichtst bij het ventiel zitten, totdat het
wieldeksel geheel vast zit.
9) Bij uitvoeringen met lichtmetalen
velgen moet het wieldeksel licht wor-
den aangedrukt. BELANGRIJK
Door een verkeerde
montage kan het wieldeksel tijdens
het rijden loslaten.
fig. 18
P4T0125
fig. 19
P4T0119
fig. 21
P4T0123
fig. 20
P4T0126