Page 57 of 104
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
6
DAUM0109
Paneel C
Verwijderen van het paneel1. Trek de rechtervoetplaatmat omhoog.2. Verwijder het paneel zoals getoond.
Aanbrengen van het paneel
1. Plaats het paneel in de oorspronkelij-
ke positie.
2. Leg de voetplaatmat weer terug in de
oorspronkelijke positie.
DAU00494
Paneel D
Verwijderen van het paneelTrek het paneel los zoals getoond.
Aanbrengen van het paneelPlaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie.
1. Voetplaatmat
1
ZAUM0435
1. Paneel C
1
ZAUM0436
1. Paneel D
1
ZAUM0437
Page 58 of 104
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
6
DAU01535
Paneel E
Verwijderen van het paneelVerwijder de schroef en trek het stroomlijn-
paneel dan los zoals getoond.
Aanbrengen van het paneelPlaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de schroef aan.
DAU03620
Controleren van de bougie De bougie is een belangrijk motoronderdeel
dat gemakkelijk te controleren is. Door hitte
en aanslag slijten bougies op de lange
duur. Daarom moeten bougies worden ver-
wijderd en gecontroleerd volgens het perio-
dieke onderhouds- en smeerschema.
Bovendien kan aan het uiterlijk van de bou-
gie de conditie van de motor worden afgele-
zen.
De bougie verwijderen
1. Verwijder het stroomlijnpaneel B. (Zie
pagina 6-8 voor de werkwijze bij ver-
wijderen en aanbrengen van het
stroomlijnpaneel.)
2. Verwijder de bougiedop.
1. Paneel E
2. Schroef
1
2
ZAUM0585
1. Bougie
1
ZAUM0438
Page 59 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
6
3. Verwijder de bougie zoals weergege-
ven met behulp van de bougiesleutel
uit de boordgereedschapsset.Controleren van de bougie
1. Controleer of de porseleinen isolator
rondom de centrale elektrode van de
bougie een middeldonkere tot lichte
kleur vertoont (de ideale kleur bij nor-
maal gebruik van de scooter).
OPMERKING:_ De motor is misschien defect als de bougie
een duidelijk andere kleur heeft. Probeer
dergelijke problemen niet zelf vast te stel-
len. Laat in plaats daarvan uw scooter nakij-
ken door een Yamaha dealer. _2. Controleer de bougie op afslijting van
de elektroden en op overmatige kool-
stof- of andere aanslag. Vervang de
bougie als dat nodig is.De bougie monteren
1. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
2. Reinig het oppervlak van de bougie-
pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
1. Bougiesleutel
1
ZAUM0036
Voorgeschreven bougie:
DR8EA (NGK)
a. ElektrodenafstandElektrodenafstand:
0,6–0,7 mm
a
ZAUM0037
Page 60 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
6
OPMERKING:_ Als er geen momentsleutel voorhanden is
om de bougie te monteren, is het aanhaal-
moment ongeveer correct als een kwart-
slag tot een halve slag–verder dan
handvast wordt aangedraaid. De bougie
moet echter zo snel mogelijk naar het juiste
aanhaalmoment worden aangedraaid. _4. Installeer de bougiedop.
5. Breng het stroomlijnpaneel aan.
DAUM0103*
Motorolie Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema en wanneer de indica-
tor olieverversing gaat branden.Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de scooter op de middenbok.
OPMERKING:_ Zorg dat de scooter rechtop staat bij het
controleren van het motorolieniveau. Wan-
neer de machine iets schuin staat, kan het
niveau al foutief worden afgelezen. _2. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit. Aanhaalmoment:
Bougie:
17,5 Nm (1,75 m·kgf)
Page 61 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
6
3. Wacht een paar minuten om de olie tot
rust te laten komen, verwijder de olie-
vuldop, veeg de peilstok schoon,
steek deze weer in de vulopening
(zonder vast te draaien) en neem dan
weer uit om het olieniveau te controle-
ren.OPMERKING:_ Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan. _
4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
5. Steek de peilstok in de vulopening en
draai dan de olievuldop vast.
Verversen van de motorolie
1. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
2. Zet een oliecarter onder de motor om
de gebruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.
1. Vuldop motorolie
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1
321ZAUM0439
1. Aftapplug motorolie
11
ZAUM0583
Page 62 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-15
6
4. Controleer of de onderlegring bescha-
digd is en vervang indien nodig.
5. Breng de onderlegring en de olieaftap-
plug aan en zet de plug dan vast met
het voorgeschreven aanhaalmoment.OPMERKING:_ Controleer of de onderlegring correct aan-
ligt. _
6. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motoro-
lie, monteer dan de olievuldop en zet
deze vast.
DCA00140
LET OP:_
Gebruik geen olieën met een “CD”
dieselspecificatie of olieën met een
hogere kwaliteit dan gespecifi-
ceerd. Gebruik ook geen oliën met
een “ENERGY CONSERVING II” of
hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
_
7. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
8. Stel de indicator olieversing terug. (Zie
hiervoor pagina 3-7.)
1. Olieaftapplug
2. RingAanhaalmoment:
Olieaftapplug:
20 Nm (2,0 m·kgf)
12
ZAUM0129
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Periodieke olieverversing:
1,2 L
Totale hoeveelheid (droge motor):
1,4 L
Page 63 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-16
6
DAU04228
Cardanolie Vóór elke rit moet het cardanhuis worden
gecontroleerd op olielekkage. Ingeval van
lekkage dient u de scooter door een
Yamaha dealer te laten nakijken en te laten
repareren. Bovendien dient de cardanolie
als volgt te worden ververst op de aangege-
ven tijdstippen in het periodieke onder-
houds- en smeerschema.
1. Start de motor, warm deze op door
een paar minuten te gaan rijden en zet
dan de motor af.
2. Zet de scooter op de middenbok.
3. Plaats een oliecarter onder het car-
danhuis om de gebruikte olie op te
vangen.4. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het cardanhuis af te
tappen.
5. Breng de olieaftapplug voor het car-
danhuis aan en zet hem vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
6. Voeg de benodigde hoeveelheid aan-
bevolen cardanolie toe. Breng vervol-
gens de olievuldop aan en draai deze
vast.
DWA00062
WAARSCHUWING
_
Zorg ervoor dat geen verontreini-
gingen het cardanhuis kunnen bin-
nendringen.
Zorg ervoor dat geen olie op de
banden of wielen terecht komt.
_7. Controleer het cardanhuis op olielek-
kage. Zoek ingeval van lekkage naar
de oorzaak.
1. Vuldop versnellingsbakolieAanhaalmoment:
Aftapplug cardanolie:
22 Nm (2,2 m·kgf)
1
ZAUM0441
1. Aftapplug cardanolieAanbevolen cardanolie:
Zie pagina 8-2.
Oliehoeveelheid:
0,25 L
1
1
ZAUM0442
Page 64 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-17
6
DAU04591*
Koelvloeistof Het koelvloeistofreservoir bevindt zich on-
der het paneel B. (Zie pagina 6-9 voor de
werkwijze bij het verwijderen en aanbren-
gen van het paneel.)
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de scooter op een vlakke onder-
grond en houd hem rechtop.OPMERKING:_
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
Zorg dat de scooter rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistof-
niveau. Wanneer de scooter iets
schuin staat, kan het koelvloeistofni-
veau al foutief worden afgelezen.
_
2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.OPMERKING:_ Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan. _
3. Open de reservoirdop, vul koelvloei-
stof bij tot de merkstreep voor maxi-
mumniveau en sluit de reservoirdop
weer als de koelvloeistof bij of bene-
den de merkstreep voor minimumni-
veau staat.
4. Breng de accukap aan.
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
1
2
ZAUM0444
1. Dop van koelvloeistofreservoir
Inhoud koelvloeistofreservoir:
0,4 L
1
ZAUM0445