Page 17 of 104

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
Contactslot/stuurslot-unit ................................................................... 3-1
Controlelampjes ................................................................................ 3-2
Snelheidsmeter ................................................................................. 3-2
Brandstofniveaumeter ....................................................................... 3-3
Accuspanningmeter/temperatuurmeter koelvloeistof ........................ 3-3
Multifunctioneel display ..................................................................... 3-4
Antidiefstal-alarm (optie) ................................................................... 3-7
Stuurschakelaars .............................................................................. 3-8
Voorremhendel .................................................................................. 3-9
Achterremhendel ............................................................................... 3-9
Tankdop ........................................................................................... 3-10
Brandstof ......................................................................................... 3-10
Uitlaatkatalysator ............................................................................. 3-11
Zadel ............................................................................................... 3-12
Opbergcompartimenten ................................................................... 3-12
Slotcompartiment ............................................................................ 3-14
Afstellen van de schokdemperunits ................................................ 3-14
Bagagehaak ..................................................................................... 3-15
Zijstandaard .................................................................................... 3-16
Startspersysteem ............................................................................ 3-16
Gelijkstroom aansluitcontact voor accessoires ............................... 3-18
Page 18 of 104

3-1
3
DAU00027
3-FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU00029
Contactslot/stuurslot-unit Via het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlichtingssys-
temen bediend en wordt het stuur vergren-
deld. De diverse standen worden hierna
beschreven.
DAU04580
AAN “ ”
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting, het
achterlicht, de kentekenverlichting en het
parkeerlicht gaan branden en de motor kan
worden gestart. De sleutel kan niet worden
uitgenomen.
OPMERKING:_ De koplamp gaat automatisch branden
wanneer de motor wordt gestart en blijft
aan totdat de sleutel naar “” wordt ge-
draaid of de zijstandaard omlaag wordt be-
wogen. _
DAU00038
OFF “ ”
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
DAU00040
LOCK “ ”
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “”-stand in en
draai hem dan naar de “”-stand.
Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.Om het stuur te ontgrendelen
Druk de sleutel in en draai hem dan naar
“” terwijl de sleutel ingedrukt wordt ge-
houden.
DW000016
WAARSCHUWING
_ Draai de contactsleutel nooit naar “ ”
of naar “ ” terwijl de scooter rijdt;
elektrische systemen worden dan afge-
schakeld en mogelijk zult u zo de macht
over het stuur verliezen of een ongeval
veroorzaken. Zorg altijd dat de scooter
stilstaat voordat u de sleutel naar “ ”
of naar “ ” draait. _
PUSHOPEN
ZAUM0253
Page 19 of 104
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
3
DAU00056
Controlelampjes
DAU04121
Controlelampjes richtingaanwijzers
“” en “”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is ge-
drukt.
DAU00063
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het grootlicht van de koplamp is ingescha-
keld.
DAUM0090
Controlelampje dimlicht “”
Dit controlelampje gaat branden wanneer
de koplamp is ingeschakeld voor dimlicht.
DAU04031
Snelheidsmeter De snelheidsmeter toont de actuele rijsnel-
heid.
1. Controlelampje dimlicht “”
2. Linker richtingaanwijzer “”
3. Rechter richtingaanwijzer “”
4. Controlelampje grootlicht “”
12 34
ZAUM0578
1. Snelheidsmeter
Alleen UK
Page 20 of 104

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
DAUM0098
Brandstofniveaumeter De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is. De
naald beweegt naar “E” (Empty) naarmate
het brandstofniveau daalt. Wanneer de res-
terende brandstof in de tank bijna het ni-
veau 1,9 L bereikt, gaat het
waarschuwingslampje brandstofniveau
branden en schakelt het multifunctionele
display automatisch naar de modus
“Trip/Fuel”. (Zie pagina 3-4–3-5 voor meer
informatie.) Vul in dat geval zo snel mogelijk
brandstof bij.OPMERKING:_ Voorkom dat de brandstoftank geheel
droog komt te staan. _
DAUM0099*
Accuspanningmeter/
temperatuurmeter koelvloeistof Wanneer de sleutel op “” wordt gezet,
geeft deze meter het accuspanningsniveau
aan van de motor voordat deze werd uitge-
zet.OPMERKING:_ Als de naald naar de aanduiding “9V” zakt,
laat de accu dan controleren door een Ya-
maha dealer._
Wanneer de sleutel op “” wordt gezet,
geeft deze meter de temperatuur van de
koelvloeistof aan. Wanneer de naald in de
rode zone komt, stopt u de scooter en laat u
de motor afkoelen. (Zie pagina 6-17 voor
meer informatie.)
DC000002
LET OP:_ Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is. _
1. Brandstofniveaumeter
2. Waarschuwingslampje brandstof
1. Hoog niveau
2. Laag niveau
1
2
ZAUM0579
1. Rode zone
1
ZAUM0580
Page 21 of 104

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
DAUM1950
Multifunctioneel display Het multifunctionele display toont de vol-
gende voorzieningen:
een kilometerteller (die de totale afge-
legde afstand toont)
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand tonen sinds ze voor het laatst op
nul zijn gezet, de tijd die is verlopen
sinds de rittellers op nul zijn gezet en
de gemiddelde snelheid gedurende
deze periode)
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afgelegde afstand aangeeft sinds
het waarschuwingslampje brand-
stofreserve aanging)
een klok
een omgevingstemperatuurweergave
een indicator olieverversing (die gaat
branden als de motorolie moet worden
ververst)
OPMERKING:_
Voor het Verenigd Koninkrijk wordt de
afgelegde afstand aangegeven in mij-
len en wordt de temperatuur aangege-
ven in °F.
Voor andere landen wordt de afgeleg-
de afstand aangegeven in kilometers
en wordt de temperatuur aangegeven
in °C.
_
Kilometerteller- en rittellermodi
Door indrukken van de “MODE”-toets wis-
selt de weergave tussen de kilometerteller-
modus “Total” en de rittellermodi “Trip”, in
de onderstaande volgorde:
1. Mode-toets
2. Digitale weergave
3. Insteltoets
1
23
ZAUM0581
1. Total
2. Trip 1
3. Trip 2
4. Trip/FuelTotal
→ Trip 1
→ Trip 2
→ Trip/fuel
→
Total"Mode"
"Mode"
"Mode"
"Mode"1
2
3
4
ZAUM0391
Page 22 of 104

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
OPMERKING:_
De kilometerteller “Trip/fuel” wordt al-
leen geactiveerd als het waarschu-
wingslampje brandstofniveau gaat
branden.
De kilometerteller “Trip 2” wordt auto-
matisch op nul teruggesteld nadat de
sleutel naar “ ” is gedraai d (2 urŽn) .
_Door indrukken van de “SET”-toets in de rit-
tellermodus wisselt de weergave tussen de
verschillende rittellerfuncties in de onder-
staande volgorde: Als het waarschuwingslampje brandstofni-
veau gaat branden (zie pagina 3-3), wisselt
de weergave automatisch naar brand-
stofreserve-rittellermodus “Trip/fuel” en
wordt de afgelegde afstand vanaf dat punt
aangegeven. In dat geval wordt door in-
d
rukken van de “ MODE ”-toets g ewiss eld
tus sen de diverse weergaven van ritt ellers
en kilom eterte ller, vo lgens onderstaande
volg ord e: Om een ritteller op nul terug te stellen, se-
lecteert u deze met een druk op de
“MODE”-toets, waarna u de “SET”-toets
minstens een seconde lang ingedrukt
houdt. Wanneer u de brandstofreserve-rit-
teller niet zelf met de hand op nul terugstelt,
wordt deze automatisch teruggesteld zodra
na het tanken 5 km (3 mi) is gereden en
verschijnt de vorige weergavemodus weer.1. Afstand
2. Tijd
3. Gemiddelde snelheidAfstand
→ Tijd
→ Gemiddelde snelheid
→ Afstand
"Set"
"Set" "Set"
12
3
ZAUM0392
Trip/Fuel
→ Trip 1
→ Trip 2
→ Total
→
Trip/fuelZAUM0393
Page 23 of 104
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
3
Klokweergave
De klok op tijd zetten:
1. Houd de “SET”-toets minstens twee
seconden lang ingedrukt terwijl de
weergave “Total” actief is.
2. Zodra de urenaanduiding begint te
knipperen, drukt u op de “SET”-toets
om de uren in te stellen.3. Druk op de “MODE”-toets en de minu-
tenaanduiding zal gaan knipperen.
4. Druk op de “SET”-toets om de minu-
ten in te stellen.
5. Druk op de “MODE”-toets en laat deze
dan los om de klok te starten. De
weergave keert weer terug naar de
“Total”-modus.Omgevingstemperatuurweergave
Deze weergave toont de omgevingstempe-
ratuur vanaf -30 °C (-86 °F) tot 50 °C
(122°F).
De vorstindicator “” verschijnt automa-
tisch als de temperatuur daalt tot onder
3°C (37,4 °F).ZAUM0394
ZAUM0395
1. Waarschuwingslampje vorst “”
2. Min-item
3. Temperatuur1
2
3ZAUM0396
Page 24 of 104

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
Indicator olieverversing “OIL”
Als deze indicator aangaat, moet de mo-
torolie worden ververst. De indicator blijft
branden totdat deze wordt teruggesteld.
Stel de indicator als volgt terug na het ver-
versen van de motorolie:
1. Houd de “MODE”- en de “SET”-toets
tegelijkertijd ingedrukt en draai de
sleutel naar “”.
2. Houd de “MODE”- en de “SET”-toets
nog twee tot vijf seconden lang inge-
drukt.
3. Laat de toetsen los en de indicator
olieverversing zal uitgaan.
OPMERKING:_
De indicator olieverversing gaat bran-
den na de eerste 1000 km (600 mi) en
elke daaropvolgende 3000 km
(4800 mi).
Als de motorolie werd ververst voordat
de indicator olieverversing brandde
(dus voordat de intervalperiode voor
olieverversing was verstreken), moet
de indicator na de olieverversing wor-
den teruggesteld zodat het eerstvol-
gende tijdstip voor olieverversing weer
correct wordt aangegeven. Na het te-
rugstellen brandt de indicator gedu-
rende 2 seconden. Als de indicator
niet gaat branden, herhaal dan de te-
rugstelprocedure.
_
DAU00109
Antidiefstal-alarm (optie) Deze motor kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel anti-
diefstal-alarmsysteem. Neem contact op
met een Yamaha dealer voor nadere infor-
matie.
1. Indicator olieverversing
1
ZAUM0582
1. Controlelampje alarm