Page 17 of 102

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
Startblokkeersysteem ........................................................................ 3-1
Contactslot/stuurslot .......................................................................... 3-2
Controlelampjes en waarschuwingslampjes .................................... 3-4
Snelheidsmeterunit ........................................................................... 3-6
Antidiefstal-alarm (optie) ................................................................... 3-6
Stuurschakelaars .............................................................................. 3-7
Koppelingshendel .............................................................................. 3-8
Schakelpedaal ................................................................................... 3-8
Remhendel ........................................................................................ 3-9
Rempedaal ........................................................................................ 3-9
Vuldop brandstoftank ......................................................................... 3-9
Brandstof ......................................................................................... 3-10
Brandstofkraan ................................................................................ 3-11
Chokehendel ................................................................................... 3-12
Zadels ............................................................................................. 3-13
Helmbevestiging .............................................................................. 3-14
Opbergcompartiment ...................................................................... 3-15
Afstellen van de schokdemperunit .................................................. 3-16
Bagageriembevestiging ................................................................... 3-18
Zijstandaard .................................................................................... 3-19
Startspersysteem ............................................................................ 3-19
U5KSD4.book Page 1 Thursday, September 12, 2002 4:23 PM
Page 18 of 102

3-1
3
DAU00027
3-FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU04992
Startblokkeersysteem Dit voertuig is voorzien van een startblok-
keersysteem waarmee diefstal kan worden
bemoeilijkt door de codering van de stan-
daardsleutels te wijzigen. Het systeem be-
staat uit de volgende onderdelen:
een codeersleutel (met een rood bo-
vendeel)
twee standaardsleutels (met een
zwart bovendeel) die opnieuw kunnen
worden gecodeerd
een transponder (die is geïntegreerd
in de codeersleutel)
een startblokkeereenheid
de ontstekingsmodule
een controlelampje startblokkering
(Zie pagina 3-5 voor meer informatie.)
De sleutel met het rode bovendeel wordt
gebruikt om de twee standaardsleutels te
coderen. Het wijzigen van de codes is een
ingewikkelde procedure. Breng het voertuig
daarom met alle drie sleutels naar een
Yamaha dealer om deze opnieuw te laten
coderen. Gebruik de sleutel met het rode
bovendeel niet om met het voertuig te rij-
den. Deze sleutel dient uitsluitend te wor-
den gebruikt voor het opnieuw coderen van
de standaardsleutels. Gebruik altijd een
standaardsleutel om met het voertuig te rij-
den.
DCA00151
LET OP:_
BEWAAR DE CODEERSLEUTEL
ZORGVULDIG! NEEM ONMIDDEL-
LIJK CONTACT OP MET UW
DEALER ALS DE SLEUTEL VERLO-
REN RAAKT! Als de codeersleutel
verloren raakt, is het niet meer mo-
gelijk om de standaardsleutels op-
nieuw te coderen. De
standaardsleutels kunnen nog
steeds worden gebruikt om het
voertuig te starten, maar wanneer
de codeersleutel vereist is (bijvoor-
beeld als er een nieuwe standaard-
sleutel wordt gemaakt of alle
sleutels verloren zijn geraakt) moet
het volledige startblokkeersysteem
worden vervangen. Het is daarom
aan te bevelen een van de twee
standaardsleutels te gebruiken en
de codeersleutel te bewaren op een
veilige plaats.
Dompel de sleutels niet onder in
water.
Stel de sleutels niet bloot aan ex-
treem hoge temperaturen.
1. Codeersleutel (rood bovendeel)
2. Standaardsleutel (× 2, zwart bovendeel)U5KSD4.book Page 1 Thursday, September 12, 2002 4:23 PM
Page 19 of 102

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
3
Houd de sleutels uit de buurt van
magneten (inclusief, maar niet be-
perkt tot, producten zoals luidspre-
kers, etc.).
Plaats geen zware voorwerpen op
de sleutels.
Probeer niet de sleutels te slijpen of
de vorm ervan te veranderen.
Probeer niet het kunststof boven-
deel van de sleutels open te maken.
Bevestig niet meer dan één sleutel
van hetzelfde startblokkersysteem
aan een sleutelring.
Houd de standaardsleutels en sleu-
tels van andere startblokkeersyste-
men uit de buurt van de
codeersleutel van dit voertuig.
Houd sleutels van andere startblok-
keersystemen uit de buurt van het
contactslot, deze kunnen signaal-
storing veroorzaken.
_
DAU04984
Contactslot/stuurslot Via het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlichtingssys-
temen bediend en wordt het stuur vergren-
deld.OPMERKING:_ Gebruik de standaardsleutel (zwart boven-
deel) voor het normale gebruik van het
voertuig. Bewaar de codeersleutel (rood
bovendeel) op een veilige plaats om verlies
te voorkomen en gebruik de sleutel uitslui-
tend voor het opnieuw coderen van de
standaardsleutels. _
DAU04926
AAN
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting, het
achterlicht en het parkeerlicht gaan bran-
den en de motor kan worden gestart. De
sleutel kan niet worden uitgenomen.OPMERKING:_ De koplamp gaat automatisch branden als
de motor wordt gestart en blijft aan totdat de
sleutel naar “OFF” wordt gedraaid. _
DAU00038
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
U5KSD4.book Page 2 Thursday, September 12, 2002 4:23 PM
Page 20 of 102

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
DAU00040
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in
en draai hem dan naar de “LOCK”-
stand. Houd de sleutel hierbij inge-
drukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai hem dan naar
“OFF” terwijl de sleutel ingedrukt wordt ge-
houden.
DW000016
WAARSCHUWING
_ Draai de contactsleutel nooit naar “OFF”
of naar “LOCK” terwijl de motorfiets
rijdt; elektrische systemen worden dan
afgeschakeld en mogelijk zult u zo de
macht over het stuur verliezen of een
ongeval veroorzaken. Zorg altijd dat de
motorfiets stilstaat voordat u de sleutel
naar “OFF” of naar “LOCK” draait. _
DAU01590
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht
en het parkeerlicht branden, maar alle ove-
rige elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “” te kunnen draaien.
DCA00043
LET OP:_ Gebruik de parkeerverlichting niet gedu-
rende langere tijd, anders kan de accu
ontladen raken. _
1. Drukken.
2. Draaien.
U5KSD4.book Page 3 Thursday, September 12, 2002 4:23 PM
Page 21 of 102

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
DAU03034
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes
DAU04877
Waarschuwingslampje “” voor olie-
niveau
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het motorolieniveau laag is.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha-dealer om het elektrisch
circuit te testen.
OPMERKING:_ Bij een voldoende hoog olieniveau kan het
waarschuwingslampje soms toch knippe-
ren bij rijden op een helling of bij plotseling
afremmen of optrekken, er is dan echter
geen sprake van een storing. _
DAU00061
Controlelampje “” voor vrijstand
Dit controlelampje brandt wanneer de ver-
snellingsbak in de vrijstand staat.
DAU00057
Controlelampje “” richtingaanwij-
zers
Dit controlelampje knippert wanneer de
schakelaar voor richtingaanwijzers naar de
linker- of rechterstand is gedrukt.
DAU04585
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden of
knippert wanneer een elektrisch circuit dat
de motorwerking controleert defect is.
Vraag in dat geval een Yamaha-dealer het
zelfdiagnosesysteem te controleren.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Als het waarschu-
wingslampje niet een paar seconden lang
oplicht en dan dooft, vraag dan een
Yamaha-dealer om het elektrisch circuit te
testen.
1. Waarschuwingslampje “” voor olieniveau
2. Controlelampje “” voor vrijstand
3. Controlelampje “” richtingaanwijzers
4. Waarschuwingslampje motorstoring “”
5. Controlelampje startblokkering “”
6. Controlelampje grootlicht “”
U5KSD4.book Page 4 Thursday, September 12, 2002 4:23 PM
Page 22 of 102

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
DAU04991*
Controlelampje startblokkering “”
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
OPMERKING:_ Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor het startblokkeersys-
teem. Als het startblokkeersysteem defect
is, begint het controlelampje te knipperen.
Vraag in dat geval een Yamaha-dealer het
zelfdiagnosesysteem te controleren. Als
het controlelampje eerst vijfmaal langzaam
knippert en dan herhaaldelijk tweemaal
snel, betreft het mogelijk een signaalsto-
ring. Als deze fout zich voordoet, probeer
dan het volgende. _1. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.
OPMERKING:_ Houd andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden ge-
start. _2. Als de motor start, zet deze dan weer
uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart
met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeer-
sleutel en beide standaardsleutels
naar een Yamaha dealer en laat de
standaardsleutels opnieuw coderen.
DAU00063
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het grootlicht van de koplamp is ingescha-
keld.
1. Waarschuwingslampje “” voor olieniveau
2. Controlelampje “” voor vrijstand
3. Controlelampje “” richtingaanwijzers
4. Waarschuwingslampje motorstoring “”
5. Controlelampje startblokkering “”
6. Controlelampje grootlicht “”U5KSD4.book Page 5 Thursday, September 12, 2002 4:23 PM
Page 23 of 102

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
3
DAU03193
Snelheidsmeterunit De snelheidsmeterunit is voorzien van een
digitale kilometerteller en een ritteller. De
snelheidsmeter toont de actuele rijsnelheid.
De kilometerteller toont de totale afgelegde
afstand. De rittellers tonen de afstand afge-
legd sinds de tellers het laatst werden te-
ruggesteld op nul.
Door indrukken van de “TRIP”-toets wisselt
de weergave tussen kilometerteller-mode,
“ODO”- en ritteller-mode “TRIP”.Om de ritteller terug te stellen wordt deze
geselecteerd door de “TRIP”-toets in te
drukken, waarna de “TRIP”-toets opnieuw
wordt ingedrukt en minstens 1 seconde in-
gedrukt wordt gehouden. De ritteller kan
worden gebruikt om de afstand te schatten
die met een volle brandstoftank kan worden
afgelegd. Deze informatie stelt u in staat de
volgende tankstops te plannen.
OPMERKING:_ Deze motorfiets is niet uitgerust met een
toerenteller; er is echter wel een toerental-
begrenzer ingebouwd die zorgt dat het mo-
tortoerental een waarde van ca. 6.800 tpm,
en de rijsnelheid een waarde van ca.
175 km/u niet kan overschrijden. _
DAU00109
Antidiefstal-alarm (optie) Deze motor kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel anti-
diefstal-alarmsysteem. Neem contact op
met een Yamaha dealer voor nadere infor-
matie.
1.“TRIP”-toets
2. Kilometerteller/ritteller
U5KSD4.book Page 6 Thursday, September 12, 2002 4:23 PM
Page 24 of 102

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
DAU00118
Stuurschakelaars
DAU00119
Lichtsignaalschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU03888
Dimlichtschakelaar “/”
Zet deze schakelaar op “” voor groot-
licht en op “” voor dimlicht.
DAU00129
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU03889
Richtingaanwijzerschakelaar “/”
Druk deze schakelaar naar “” om af-
slaan naar rechts aan te geven. Druk deze
schakelaar naar “” om afslaan naar
links aan te geven. Na loslaten keert de
schakelaar terug naar de middenstand. Om
de richtingaanwijzers uit te schakelen wordt
de schakelaar ingedrukt nadat hij is terug-
gekeerd in de middenstand.
DAU03890
Noodstopschakelaar “/”
Zet deze schakelaar op “” alvorens de
motor te starten. Zet deze schakelaar op
“” om in een noodgeval de motor direct
uit te schakelen, zoals wanneer de machine
omslaat of als de gaskabel blijft hangen.
1. Lichtsignaalschakelaar “”
2. Dimlichtschakelaar “/”
3. Claxonschakelaar “”
4. Richtingaanwijzerschakelaar “/”
1. Noodstopschakelaar “/”
2. Schakelaar “” voor alarmverlichting
3. Startknop “”
U5KSD4.book Page 7 Thursday, September 12, 2002 4:23 PM