30-06-2003
3UW IN EEN OOGOPSLAG
1Airbag bestuurder Claxon
2 Schakelaar verlichting enrichtingaanwijzers
3 Uitschakeling airbag aanpassagierszijde*
4 Schakelaar stoelverwarming
5 Schakelaar elektronischstabiliteitsprogramma(ESP/ASR)
6 Dimmerdashboardverlichting
7 Schakelaar ruitenwissers/-sproeiers/boordcomputer
8
Stuurkolomschakelaarsautoradio
9 Schakelaaralarmknipperlichten
10 Multifunctioneel display 11
Voorruitontwaseming
12 Zijruitontwaseming
13 Verstelbaar zijventilatieroos- ter
14 Airbag passagierszijde
15 Middelste verstelbareventilatieroosters
16 Dashboardkastje
17 Autoradio RD3
18 Bediening verwarming/ven-tilatie/airconditioning Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels
19 Asbak v——r
20 Versnellingshendel
21 Aansteker
22 Schakelaars elektrischbedienbare buitenspiegels 23
Schakelaar dakbediening
24 Schakelaars elektrisch bedienbare ruiten
25 Handrem
26 Hendel motorkapontgrende-ling
27 Stuur-/contactslot
28 Zekeringkast
29 Opbergvak
30 Hoogteverstelling stuurwiel
31 Koplampverstelling
* Volgens land van bestemming.
30-06-200376
UW IN EEN OOGOPSLAG4ELEKTRISCH BEDIENBAAR DAK Openen van het dak Zet de auto op een horizontale ondergrond.
Controleer of het afdekscherm 1
is uitgetrokken en vastgemaakt (er mogen geen voorwerpen opgeplaatst zijn; eventuele bagage
in de kofferruimte mag hetscherm niet omhoogdrukken).
Controleer of er geen voorwer-pen op de hoedenplankgeplaatst zijn.
Controleer of het kofferdekselgoed dicht zit.
Zet de auto stil , trek de hand-
rem aan en zet het contact inde stand M.
Ontgrendel de twee haken 2
volledig; hierbij klinkt eengeluidssignaal.
Trek aan de knop 3tot het
geluidssignaal aangeeft dathet dak volledig is geopend.
Opmerking: Tijdens het
bedienen van het dak worden deruiten automatisch geopend. Sluiten van het dak
Controleer of het afdekscherm 1is uitgetrokken en vastge-
maakt.
Controleer of het kofferdekselgoed dicht zit.
Zet de auto stil , trek de hand-
rem aan en zet het contact inde stand M.
Druk op de knop 3 tot het
geluidssignaal aangeeft dathet dak volledig is gesloten.
Vergrendel ten slotte de tweehaken 2.
Opmerking: Na het openen of
sluiten van het dak kunnen deruiten weer bediend worden. Bedien het dak niet wan-neer een bagagerek ophet kofferdeksel beves-tigd en beladen is.
Let erop dat er zich, tijdens hetopenen of sluiten van het dak,geen personen in de buurt vanhet bedieningsmechanismebevinden; hiermee wordt risicoop letsel voorkomen. Zet nooit het contact af tijdens het openen of sluiten van hetdak. Laat knop 3 nooit langer dan 5 minuten los als het dak nogniet geheel geopend of geslo-ten is. Laat bij gevaar echterde bedieningsknop los; hetdak stopt direct met bewegen.U kunt het openen of sluitenvan het dak hervatten zolanghet geluidssignaal te horen is.
30-06-20038584
5UW IN EEN OOGOPSLAG
ELEKTRISCH BEDIENBA- RE RUITEN
1. Schakelaar ruitbedieningbestuurderszijde
2. Schakelaar ruitbediening passagierszijde
Beide schakelaars bedienen aan
de desbetreffende zijde zowel deportierruit als de achterzijruit. Handbediening Duw (openen) of trek (sluiten) de schakelaar tot het zwarepunt. De ruit stopt zodra detoets wordt losgelaten. EŽn seconde nadat de portier- ruit volledig is geopend begintde zijruit te openen.
Automatische bediening
¥ Openen
De ruiten worden automatischgeopend (met contact aangezet,draaiende motor).
Druk op de schakelaar totvoorbij het zware punt:
Ð Druk kort op de schakelaar om de portierruit volledig te openen; drukvervolgens nogmaals op de scha-kelaar om de achterzijruit volledigte openen.
Ð Druk lang op de schakelaar om eerst de portierruit en vervolgensde achterzijruit volledig te openen.
¥ Sluiten Alleen de portierruit aan bestuur- derszijde is automatisch volledig tesluiten (met draaiende motor) alsde achterzijruit is gesloten. Trek kort aan de schakelaar tot voorbij het zware punt om de por-tierruit aan bestuurderszijde volle-dig af te sluiten.
Opmerking: De schake-
laars van de ruitbedieningwerken niet als het dakwordt bediend.
ELEKTRISCH VERSTELBA- RE BUITENSPIEGELS
Draai de knop 3naar links of
rechts om de desbetreffende spie- gel te selecteren. Duw de knop 3in de 4 richtingen
om de spiegel af te stellen.
Elektrisch inklapbare spiegelsDraai, als het contact aan is, de knop 3in de stand A.
30-06-2003
8UW IN EEN OOGOPSLAG
7880
SCHAKELAARS OP STUURKOLOM
Verlichting
Verlichting vooren achter
(ring A)
Lichten uit Parkeerlichten aan
Dim-/grootlicht aan Automatisch inschakelen van deverichting
Automatisch inschakelen vande verlichting Zet om deze functie in of uit te schakelen het contact in de
stand accessoires en de licht-schakelaar in de stand 0. Houd
vervolgens het uiteinde van de
lichtschakelaar langer dan 4seconden ingedrukt. Ruitenwissers
2 Hoge snelheid
1 Normale snelheid
I Interval
of
AUTO Automatisch wissen
0 Uit
EŽn keer wissen
Automatische ruitenwissers In de stand AUTOwerken de rui-
tenwissers automatisch en wordt
de snelheid van de wissers aan de hoeveelheid neerslag aange-past .
Ruiten- en koplampsproeiers
Trek de hendel van de ruitenwis- serbediening naar u toe. De koplampsproeiers werken wanneer het dim-/groot-licht is ingeschakeld.
Mistlampen v——r/ mistachterlicht
(ring B)Mistlampen v——r (ring 1
stand naar voren draai-en)
Mistlampen v——r en mistachterlicht (ring
2 standen naarvoren draaien)
30-06-2003
PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES
18
UIT TE VOEREN ONDERHOUD Het onderhoud van uw auto dient elke 30.000 km of elke twee jaar te worden uitgevoerd. Door de lange intervallen tussen de onderhoudscontroles is het noodzakelijk het motoroliepeil regelmatig te con- troleren: het is normaal dat er tussen twee verversingen motorolie bijgevuld moet worden. Peugeot nodigt u daarom uit voor een tussentijdse controle tussen alle onderhoudscontroles. De termijn voor deze
tussentijdse controle wordt niet aangegeven door de onderhoudsintervalindicator. Deze moet elke 15.000 km wor-den uitgevoerd. Een Peugeot monteur voert een kortdurende controle uit en vult, indien nodig, vloeistoffen bij (olie, koelvloeistof, ruitensproeiervloeistof tot 2 liter). Een te laag motorolieniveau kan aanzienlijke schade aan de motor veroorzaken: controleer het niveau minstens elke 3.000 of 5.000 km, afhankelijk van de gebruiksomstandigheden. Deze lange onderhoudsintervallen zijn mogelijk dankzij de ontwikkeling van onze automobielen en smeermiddelen:
DAAROM IS HET VERPLICHT UITSLUITEND MOTOROLIèN TE GEBRUIKEN DIE VOOR DE MOTOR VAN UW AUTO
GESCHIKT ZIJN EN AANBEVOLEN WORDEN DOOR DE CONSTRUCTEUR (zie bladzijden "Smeermiddelen").