30-06-2003
UW 206 CC IN DETAIL
58
VERWARMING/VENTILATIE
2. Regeling luchtverdelingLuchtstroom naar voorruit en zijruiten (ontwasemen-ont-dooien).
Ga voor het snel ontwasemen vande voorruit en de zijruiten als volgt tewerk: - Zet de knop regeling luchttoevoer
naar links in de stand toevoer bui-tenlucht.
- Stel de temperatuur en de lucht- opbrengst in op maximaal.
- Sluit de middelste ventilatieroos- ters.
1. Temperatuurregeling Naar behoefte in te stellen: van blauw (temperatuur buitenlucht) totrood (warm).
30-06-2003
UW 206 CC IN DETAIL59
Luchtstroom naar de voor- ruit, de zijruiten en de been-ruimte van de inzittenden.
Luchtstroom naar de been-ruimte van de inzittenden.
Deze instelling wordt aanbevolen bijeen koud klimaat. Luchtstroom naar de mid-delste en de linker en rech-ter ventilatieroosters.
Deze instelling wordt aanbevolen bijeen warm klimaat.
3. Luchtopbrengstregeling
Draai de knop van stand 1
naar 4 om de gewenste
luchtopbrengst te bereiken. 4. Regeling luchttoevoer
Toevoer van buitenlucht.
Dit is de normale stand.
Recirculatie van de lucht in
het interieur.
Deze stand dient om de toevoer vanbuitenlucht bij stank en stofoverlastaf te sluiten en om het verwarmenvan het interieur te versnellen.
Zet de knop, zodra de omstandig-heden dit toelaten, weer in destand toevoer buitenlucht om hetbeslaan van de ruiten te voorko-men.
5. Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels
Het indrukken van de scha- kelaar als de motor draaitzorgt voor het inschakelenvan de achterruitverwar-ming en de verwarming van
de buitenspiegels. Deze gaat na ongeveer 12 minuten automatisch uit. Druk nogmaals op de schakelaar om de achterruitverwarming opnieuwgedurende 12 minuten in te schake-len. Druk de toets nogmaals in om de achterruitverwarming eerder uit teschakelen. Opmerking: Deze functie werkt niet
wanneer het dak in de bagageruim- te is opgeborgen.
30-06-2003
UW 206 CC IN DETAIL
60
AIRCONDITIONING
1. Bediening airconditioning De airconditioning kan tijdens alle seizoenen gebruikt worden. Het sys-teem stelt u in staat de temperatuurin het interieur 's zomers te verlagenen zorgt in de winter bij temperatu-ren boven 0 ¡C voor een snelle ont-waseming van beslagen ruiten. Druk de schakelaar in omde airconditioning in teschakelen. Het verklikker-lampje gaat branden. De airconditioning werkt niet alsde knop voor de regeling van deluchtopbrengst op "OFF" staat. Opmerking Condensvorming in de airconditio- ning kan ertoe leiden dat er zich eenklein plasje water onder de autovormt, dit is een normaal verschijn-sel.
2. Temperatuurregeling Naar behoefte in te stellen: van blauw (koud als de airco is inge-schakeld) tot rood (warm).
30-06-2003
UW 206 CC IN DETAIL61
Belangrijke voorzorgsmaatrege- len Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan omhet systeem in perfecte staat te hou-den. Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en laat het systeem
in dat geval door uw PEUGEOT-ser-vicepunt controleren.
3. Regeling luchtverdeling Luchtstroom naar de voor- ruit en de zijruiten (ontwa-semen - ontdooien).
Ga voor het snel ontwasemen vande voorruit en de zijruiten als volgt tewerk:
- Stel de temperatuur en de lucht- opbrengst in op maximaal.
- Sluit de middelste ventilatieroos- ters.
- Zet de knop luchttoevoer naar links, in de stand toevoer van bui- tenlucht.
- Zet de airconditioning aan.
Luchtstroom naar de voor-ruit, zijruiten en de been-ruimte van de inzittenden. Luchtstroom naar de been- ruimte van de inzittenden.
Deze instelling wordt aanbevolen bijeen koud klimaat. Luchtstroom naar de mid-delste en de linker en rech-ter ventilatieroosters.
Deze instelling wordt aanbevolen bijeen warm klimaat. 5. Regeling luchttoevoer
Toevoer van buitenlucht.
Dit is de normale stand.
Luchtrecirculatie.
Deze stand dient om de toevoer vanbuitenlucht bij stank en stofoverlastaf te sluiten.
Als deze stand gebruikt wordt terwijl deairco is ingeschakeld, wordt de capaci-teit van de airco en de verwarming ver-groot.
Als deze stand wordt gebruikt zon-der de airconditioning, bestaat hetrisico dat de ruiten beslaan. Zet de knop, zodra de omstandighe- den dit toelaten, weer in de standtoevoer buitenlucht. 6. Achterruitverwarming en
verwarming buitenspiegels
Druk de schakelaar bij draai-ende motor in om de achter-ruitverwarming en de ver-warming van de buiten-spiegels in te schakelen.
Deze gaat na ongeveer 12 minutenautomatisch uit.Druk nogmaals op de schakelaar omde achterruitverwarming opnieuwgedurende 12 minuten in te schake-len. Druk de toets nogmaals in om de ach- terruitverwarming eerder uit te schake-len. Opmerking: Deze functie werkt niet
wanneer het dak in de bagageruim- te is opgeborgen.
4. Luchtopbrengstregeling
Draai de knop in 1van de 4
standen om de gewensteluchtopbrengst te bereiken.
30-06-2003
UW 206 CC IN DETAIL
62
2.
Automatisch programma "comfort"
Druk op de toets AUTO. Het sys-
teem regelt de luchtgesteldheid in het interieur automatisch aan dehand van de door u ingestelde
temperatuur. Hiervoor regelt het systeem de
temperatuur, de luchtopbrengst, de luchtver-deling naar de luchtroosters en schakelt hetindien nodig de airconditioning in. Opmerking: De instellingen worden voor uw
comfort tussen twee startmomenten opge- slagen, mits de temperatuur in het interieurnauwelijks is veranderd. Is dit wel het geval,dan treedt het automatische programmaweer in werking.
3. Automatisch programma "zicht"
In sommige gevallen kan het programma "comfort"niet toereikend blijken omde ruiten condens- en ijsvrij
te houden (vocht, veel inzittenden,vorst...). Kies dan het programma"zicht" om de ruiten snel te ontwase-men. Druk op de toets AUTO om dit pro-
gramma af te sluiten en weer terug te keren naar het automatisch pro-gramma "comfort".Automatische werking
1. Temperatuurregeling
De gekozen temperatuurwordt weergegeven. Druk op de pijltjestoetsen om deinstelling te wijzigen. Instel-
ling op ongeveer 21 biedteen optimaal comfort.
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING Opmerking: De werking van het systeem kan minder zijn wanneer het dak open is.
30-06-2003
UW 206 CC IN DETAIL63
5. Luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde- lijk in om de luchtstroom teverdelen naar:
- de voorruit (ontwasemen en ont- dooien).
- de voorruit en de beenruimte.
- de beenruimte.-
de linker, rechter en middelste ven- tilatieroosters en de beenruimte.
- de linker, rechter en middelste ventilatieroosters.
7. Toevoer van buitenlucht
Bij het indrukken van dezetoets wordt de lucht in het inte-rieur gerecirculeerd. Dezestand, aangegeven op het dis-
play, dient om de toevoer van buitenluchtbij stank en stofoverlast af te sluiten.
Gebruik de luchtrecirculatie alleenals dit echt nodig is. Druk de toetsnogmaals in om de automatischetoevoer van buitenlucht te hervatten. Opmerking: Om te voorkomen dat de
ruiten beslaan bij koud of vochtig weer, raden we u aan dan niet de instelling"luchtrecirculatie" te kiezen.
4. Airconditioning
Bij het indrukken van dezetoets wordt de airconditio-ning uitgeschakeld. Deaanduiding ECO verschijnt
op het display. Druk de toets nog-maals in om de automatische wer-king van de airconditioning te her-vatten. De aanduiding A/C ver-
schijnt op het display. 8. Uit
Bij het indrukken van detoets OFFwordt het sys-
teem volledig uitgescha-keld.
De temperatuur zal dan niet meeroptimaal zijn. Het systeem wordt weer opnieuw met de laatste instellingen ingescha-keld door op de toets OFF, AUTO of
zicht te drukken.
9. Achterruitverwarming en ver- warming buitenspiegels
Druk op deze toets om deachterruitverwarming en deverwarming van de buiten-spiegels in te schakelen.
De verwarming wordt automatischuitgeschakeld. Druk de toets nog-maals in om de achterruitverwar-ming eerder uit te schakelen. Opmerking: Deze functie is uitge-
schakeld wanneer het dak in de bagageruimte is opgeborgen. Belangrijke voorzorgsmaatregelen Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om hetsysteem in perfecte staat te houden. Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en laat het systeem in
dat geval door uw PEUGEOT-servi-cepunt controleren.
Handmatige bediening Al naar gelang uw wensen kunt u de automatische bediening van hetsysteem handmatig aanpassen. Deoverige functies worden automa-tisch geregeld. Bij het indrukken vande toets
AUTO zal het systeem
weer volledig automatisch functio-neren.
6. Luchtopbrengst
De luchtopbrengst kanvergroot of verkleindworden door respectie-velijk de toets + of - inte drukken.
Opmerkingen Condensvorming in de airconditio- ning kan ertoe leiden dat er zich eenklein plasje water onder de autovormt, dit is een normaal verschijn-sel. Om het beslaan van de ruiten te voorkomen is het raadzaam destand ECO bij koud of vochtig weer
niet te gebruiken.
30-06-2003
UW 206 CC IN DETAIL69
Groep 2 en 3: Van 15 tot 36 kg
L4 - "Recaro Start": wordt op de achterzitting met een driepuntsgordel vastge-
maakt. De hoogte en de breedte van de rugleuning alsmede de lengte van de zit- ting kunnen naar gelang de leeftijd en de grootte van uw kind worden afge-steld.
L5 - "Klippan Optima": wordt op de achterzitting met een driepuntsgordel vast- gemaakt.
Vanaf 6 jaar (ongeveer 22 kg): gebruik alleen de zitverhoging.
Raadpleeg het "Overzicht bevestiging kinderzitjes" voor het plaatsen van een kinderzitje.
Laat nooit ŽŽn of meer kinde- ren zonder toezicht in een
auto achter. Laat nooit een kind of een
dier in uw auto achter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in dezon staat. Plaats zonneschermen voor de ach- terste zijruiten om uw jonge kinderentegen de zon te beschermen. Laat de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de de auto.
Schakel de airbag aan passagierszijde uitals een kinderzitje met de rug in de rijrichtingop de passagiersstoel wordt geplaatst.Anders kan een kind bij het afgaan van deairbag levensgevaarlijk gewond raken.
Volg alle aanwijzingen van de fabrikant met betrekking tot het plaatsen en het bevestigenvan het kinderzitje op. Deze zijn aangegevenin de desbetreffende gebruiksaanwijzing. Gebruik het kinderslot* om het per ongeluk openen van de achterportieren te voorko-men. Zorg er bovendien voor dat de portierruiten achter* niet verder dan voor 1/3 deel geo-pend worden.
* Volgens uitvoering.
30-06-2003
UW 206 CC IN DETAIL
76
ELEKTRISCH BEDIENBAAR DAK Openen van het dak Zet tijdens het openen van het dak nooit het contact af.
Zet de auto stil op een horizonta- le ondergrond.
Controleer of het afdekscherm 1
is vastgemaakt (er mogen geenvoorwerpen op geplaatst zijn;eventuele bagage mag het afdek-scherm niet omhoogdrukken).
Controleer of er geen voorwerpenop de hoedenplank geplaatst zijn.
Controleer of het kofferdekselgoed dicht zit.
Zet de auto stil , trek de handrem
aan en zet het contact in stand M.
Ontgrendel de twee haken 2 vol-
ledig ; deze handeling wordt
bevestigd door een geluidssig-naal.
Trek aan knop 3tot het geluids-
signaal aangeeft dat het dak vol-ledig is geopend.
Tijdens het bedienen van het dakworden eerst de portierruiten en ver-volgens de achterzijruiten automa-
tisch geopend, het kofferdekselwordt geopend en het dak wordtopgevouwen en opgeborgen in de
bagageruimte, waarna het koffer-deksel sluit en de hoedenplankwordt geplaatst. Opmerking: Na het openen of slui-
ten van het dak kunnen de ruiten weer bediend worden. Storing in het systeem: Controleer als het dak niet beweegt of het afdekscherm is uitgetrokken
en vastgemaakt en of het kofferdek-
sel goed dicht zit. Als de bewegingvan het dak stopt, klinkt een onon-derbroken geluidssignaal: Als de beweging van het dak wordt onderbroken, klinkt een ononderbro-ken geluidssignaal:
Laat de knop 3los en trek
opnieuw aan deze knop om het openen van het dak te voltooien.
Laat, wanneer de storing aanhoudt,het systeem controleren door een
PEUGEOT-servicepunt.
Het is raadzaam na regen of na het wassen van uw auto te wach-ten met het openen van het daktot het opgedroogd is.