Page 99 of 130
30-06-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE97
1.
Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en koplamp- sproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof. 4.
Remvloeistofreservoir.
5. Accu.
6. Luchtfilter. 7.
Motoroliepeilstok.
8. Reservoir motorolie.
* Volgens land van bestemming.
2 liter 16-kleppen BENZINEMOTOR
Page 100 of 130

30-06-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE
98
NIVEAUS CONTROLEREN Motorolieniveau
Regelmatig controleren en tus- sen twee verversingen eventueelolie bijvullen. (Maximum oliever-bruik: 0,5 liter per 1000 km).
De controle dient bij koude motor enhorizontaal geplaatste wagen tegeschieden, met behulp van de olie-niveaumeter in het instrumentenpa-neel of de oliepeilstok.
Oliepeilstok 2 merktekens op de peilstok: A= maxi.
Het oliepeil mag nooit boven dit merktekenuitkomen. B = mini.
Voor het behoud van de bedrijfszekerheid van de motoren en deemissieregelsystemenmogen in geen geval
additieven aan demotorolie worden toe-gevoegd.
Olie verversen
Volgens de aanwijzingen in de "PEUGEOT ONDERHOUDSCON-TROLES" .
Opmerking: Vermijd langdurig huid-
contact met afgewerkte olie. Keuze van de viscositeitgraad De olie dient in ieder geval aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen tevoldoen. Niveau remvloeistof:
- het niveau dient steeds tussen de
merktekens DANGER en MAXI van het reservoir te staan.
- raadpleeg bij een sterke daling van het vloeistofniveau onmiddel-
lijk uw PEUGEOT-servicepunt.
Vervangen:
- de vloeistof dient volgens de voor- geschreven intervallen te worden ververst.
- gebruik remvloeistof die door de constructeur wordt aanbevolen enaan de DOT4-normen voldoet.
Opmerking: Remvloeistof is een
erg bijtend middel. Vermijd elk con-tact met de huid. KoelvloeistofniveauGebruik uitsluitend door de constructeur aanbevolenkoelvloeistof. Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof
geregeld door de koelventilator.
Wacht voor werkzaamheden aanhet koelsysteem tenminste 1 uurnadat de motor gedraaid heeft,omdat de koelventilator nog kan(gaan) werken als de sleutel uit hetcontactslot is verwijderd en hetkoelsysteem onder druk staat. Draai de dop eerst 2 omwentelingenlos om de druk te laten dalen en tevoorkomen dat de hete koelvloeistof
uit het koelsysteem spuit. Trek, alsde druk eenmaal gedaald is, de doplos en vul het systeem bij. Opmerking:
De koelvloeistof
behoeft niet te worden ververst. Afgewerkte producten Gooi geen afgewerkte olie, remvloei- stof of koelvloeistof in het riool, in hetwater of op de grond. Vloeistofniveau stuurbekrachti- ging Open het reservoir bij koude motor (omgevingstemperatuur),het vloeistofniveau dient bovenhet MINI en dichtbij het MAXImerkteken te staan.
Vloeistofniveau ruiten- enkoplampsproeiers* Gebruik voor een optimale reiniging en voor uw eigen veiligheid uitslui-
tend door PEUGEOT aanbevolenproducten .
* Volgens land van bestemming
Page 106 of 130
30-06-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE
104
- Trek de lip
Aomhoog en verwijder de beschermkap.
- Neem de stekker los.
- Druk op het uiteinde van de borglip om deze los te maken. Vervang de defecte lamp.
- Let bij het monteren op de goed stand van de nokjes en controleer of de borglip stevig vastzit.
- Sluit de stekker weer aan.
- Plaats de beschermkap weer.
LAMPEN VERVANGEN Dim-/grootlicht H7 55 W Parkeerlicht W 5 W Draai de stekker met de lamphouder
B een kwart omwen-
teling en trek deze los.
Vervang de lamp.
Opmerkingen
- Raak de lamp uitsluitend met een droge doek aan.
- Verwijder eerst de vulpijp van het ruitensproeierreservoir als de lamp aan de rechterzijde vervangen moet worden.
- Aan de binnenzijde van de koplamp kan enige condensvorming ontstaan. Deze verdwijnt zodra de lampen branden.
Page 112 of 130
30-06-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE109
Zekering Amp
Functies
1 15A Stoelverwarming - sirene alarm
4 20A Multifunctioneel display - elektronische eenheid navigatiesysteem - verlichting bagageruimte - autoradio - regensensor
5 15A Diagnosesysteem automatische transmissie
6 10A Koelvloeistofniveaumeter - automatische transmissie - autoradio - stuurwielsensor (ESP)
7 15A Dubbele bediening lesauto - naderhand ingebouwd alarmsysteem - regensensor
9 30A Hydraulische pomp
10 40A Verwarming buitenspiegels 11 15A Ruitenwissers
12 30A Elektrisch bediende ruiten voor
14 10A Servicecentrale motor - airbags - stuurkolomschakelaars
15 15A
Instrumentenpaneel - multifunctioneel display - elektronische eenheid navigatiesysteem - airconditioning - autoradio
16 30A Bediening centrale portiervergrendeling
20 10A Remlicht rechts
21 15A Remlicht links - derde remlicht
22 20A Plafonnier voor - verlichting dashboardkastje - aansteker
S1 Shunt Shunt parc
Page 114 of 130
30-06-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE111
Zekering Amp
Functies
1 10 A Schakelaar achteruitrijlicht - snelheidssensor
2 15 A Elektroklep absorptievat - brandstofpomp
3 10 A Elektronische eenheid motor ABS/ESP - remlichtschakelaar ESP
4 10 A Elektronische eenheid automatische transmissie - elektronische eenheid motor
5 - Vrij
6 15 A Mistlampen v——r
7 20 A Pomp koplampsproeiers
8 20 A Relais motorventilateur - elektronische eenheid motor - elektroklep motorcontrole
9 15 A Dimlicht links
10 15 A Dimlicht rechts
11 10 A Grootlicht links
12 15 A Grootlicht rechts
13 15 A Claxon
14 10 A Pomp ruitensproeiers voor
15 30 A Voorverwarming smoorklephuis - lambdasonde - elektronische eenheid motor - bobine -
elektroklep motorcontrole - verstuivers
16 30 A Relais luchtpomp
17 30 A Hoge en lage snelheid ruitenwissers
18 40 A Aanjager
Page 115 of 130

30-06-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE
112
ACCU Laden met behulp van een acculader:
- Maak de accupoolklemmen los.
- Volg de aanwijzingen van de fabrikant op de acculader.
- Sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel.
- Controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien ze bedekt zijn
met een (witte of groene) oxidatielaag, neem dan de accukabels los en reinig de polen en de klemmen.
Starten met een hulpaccu:
- Sluit eerst de rode kabel aan op de (+) polen van de beide accu's.
- Sluit de groene of zwarte kabel op de (-) pool van de hulpaccu aan.
- Sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel op een zo ver moge- lijk van de accu verwijderd massapunt van de te starten auto aan.
Stel de startmotor in werking en start de motor.
Wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels los. ECO-MODE Nadat de motor is afgezet, als het contact in de stand accessoiresstaat, wordt een aantal elektrischevoorzieningen (ruitenwissers, ruitbe-diening, plafonniers, autoradio, enz.)na een half uur automatisch uitge-schakeld, om te voorkomen dat deaccu ontladen raakt. Op dat moment verschijnt de mel- ding
"Eco-mode actief" op het mul-
tifunctionele display. Als de accu ontladen is, kan de motor niet gestart worden.
- Wacht na het uitzetten van het contact 2 minuten alvorens de accu los te koppelen.
- Maak de accupoolklemmen niet los bij draaiende motor.
- Laad de accu niet op zonder de accukabels los te nemen.
- Sluit de ruiten en het wegklapbaar dak voordat de accupoolklemmen worden losgemaakt. Als de ruiten na het weer aansluiten niet goed werken, dienen deze te worden gereset (zie het hoofdstuk "Elektrische ruitbediening - ¤ Beveiliging tegen beknellen").
- Zet, elke keer nadat de accukabels weer zijn aangesloten, het contact AAN en wacht 1 minuut alvorens de motor te starten, zodat de elektronische
systemen ge•nitialiseerd kunnen worden. Raadpleeg uw PEUGEOT-service-punt als er zich na deze handeling toch nog problemen voordoen. Het is raadzaam de accu los te koppelen als uw
auto langer dan een maand buiten gebruik is.
Page 122 of 130
30-06-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE119
Handmatig sluiten van het dak (in geval van nood) In het geval van een storing
in het
elektrische of hydraulische systeem van het dak is het mogelijk om hetdak handmatig te sluiten. Deze mogelijkheid is een noodop-
lossing .
Voer deze handeling voor zover mogelijk uit met twee personen. Zorg ervoor dat de auto op een vlakke, horizontale ondergrondstaat.
Open de ruiten.
Zet het contact af.
Neem de sleutel uit het contact-/stuurslot.
Trek de handrem aan.
Open het kofferdeksel.
Let er bij het sluiten van het dak op dat uw handen niettussen het mechanismekomen.
Maak het afdekscherm 1los en laat het oprollen; laat het scherm hierbij
niet los.
Neem de inbussleutel uit het ge•soleerde opbergvak 2van de spuitbussen
voor de bandreparatie.
Plaats de inbussleutel 3goed in de ontluchtnippel 4en draai deze een kwart
omwenteling naar links.
Page 125 of 130

30-06-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE
122
Bedien het dak niet wanneer een bagagerek op het kofferdeksel bevestigd en beladen is. Let erop dat er zich geen personen in de buurt van het bedieningsmechanisme bevinden tij-
dens het sluiten van het dak; hiermee wordt risico opletsel voorkomen. Laat bij gevaar de bedieningsknop los; het dak stopt direct met bewegen. U kunt het openen ofsluiten van het dak hervatten zolang het geluids-signaal te horen is.
Sluiten van het dak wanneer de elektrisch bedienbare ruiten niet werken
Wanneer de zijruiten niet geheel geopend kunnen worden, kan het dak niet elektrisch bediend worden. Niettemin ishet mogelijk het dak te sluiten door gelijktijdig de volgen-de handelingen uit te voeren: Bedien, bij afgezet contact de 2 schakelaars van de ruitbediening (tot voorbij het zware punt).
Zet het contact in de stand Mzonder de schakelaars
van de ruitbediening los te laten.
Na 4 seconden klinkt een geluidssignaal, druk op deschakelaar van het elektrisch bedienbare dak en houddeze vast.
Na 6 seconden vasthouden van de schakelaar beginthet dak te sluiten; wanneer het sluiten is voltooid klinkteen geluidssignaal.
Vergrendel het dak met de twee haken 11.
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-service- punt.
Open het kofferdeksel 13.
Druk stevig op het uiteinde van het kofferdeksel 14,
trek aan de witte klem 15, die geplaatst is boven de
pal. Draai hem een kwart omwenteling naar beneden en druk hem in het blokkeergat. Herhaal dit voor de
andere zijde van het kofferdeksel.
Sluit het kofferdeksel.
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-service- punt.