Page 105 of 155
17-06-2002
UW 206 IN DETAIL
102
Page 106 of 155

17-06-2002
UW 206 IN DETAIL103
INDELING BAGAGERUIMTE (206 SW)
1. Handgrepen en kledinghanger
2. Kledinghaken Er zijn zes haken die u kunt gebruiken als kledinghanger.
3. Bevestigingspunten bagagenet voor hoge belading Het bagagenet voor hoge belading kan achter de voorstoelen of achter de achterbank worden bevestigd.
Open de afdekplaatjes van de desbetreffende bovenste bevestigingen.Plaats ŽŽn uiteinde van de metalen staaf in een van de twee bevestigingen, druk de staaf in, plaats het andere uiteindeen laat de staaf los.
Bevestig de haken van het bagagenet achter de voorstoelen als de achterbank is neergeklapt of aan de sjorogen op de vloer.
Deze sjorogen bevinden zich loodrecht onder de desbetreffende bovenste bevestigingen.
Trek de twee riemen aan.
4. Haken
Er zijn twee haken opzij waaraan een lichte tas kan worden opgehangen.
5. 12 V-aansluiting De 12 V-aansluiting is van het type aansteker en bevindt zich op het linker zijpaneel. Hij kan worden gebruikt als het contact
in de stand accessoires (1e stand van de sleutel) of AAN staat.
6. Opbergnetten Er zijn twee niet-uitneembare opbergnetten, waarin bijvoorbeeld het bagagenet of een verbanddoos kunnen worden opge-borgen.
7. Riemen Er zijn twee riemen waarmee diverse voorwerpen (bidons, ...) kunnen worden vastgezet.
8. Bagage-afdekking Plaatsen:
Ð plaats ŽŽn uiteinde van het oprolmechanisme van de bagage-afdekking in een van de twee steunen,
Ð plaats het uiteinde aan de andere zijde door dit in te drukken,
Ð laat het los om het te bevestigen,
Ð rol de bagage-afdekking uit tot aan de achterklepsponning,
Ð steek de geleiders van de bagage-afdekking in de rails op de zijpanelen.
Verwijderen:
Ð verwijder de geleiders van de bagage-afdekking uit de rails op de zijpanelen.
Ð rol de bagage-afdekking op, druk het uiteinde in en verwijder het uit de steun.
9. Sjorogen Er zijn acht sjorogen, waaraan het bagagenet kan worden bevestigd: vier op de achterbankleuning en vier op de vloervan de bagageruimte (waarvan twee onder de mat, achterin de bagageruimte).
Gevarendriehoek De achterklep is voorzien van een opbergruimte voor de gevarendriehoek.
Page 107 of 155

17-06-2002
UW 206 IN DETAIL
104
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE Starten Zet de selectiehendel in de stand
Nof Pom te kunnen starten. Trap het rem-
pedaal in bij het selecteren van een schakelstand vanuit stand P. Afzetten of parkeren Zet de selectiehendel altijd in stand Pals u de auto verlaat.
Als dit niet gebeurt, klinkt er een geluidssignaal als het bestuurdersportier wordt geopend. Stand van de selectiehendel De stand van de selectiehendel wordt op het instrumentenpaneel weergegeven. P. Parkeerstand: bij parkeren te gebruiken tezamen met de handrem.
R. Achteruit: de achteruit mag alleen worden ingeschakeld als de auto stilstaat en de motor stationair draait.
N. Neutraalstand: laat, als onder het rijden per ongeluk de selectiehendel in destand Nwordt gezet, het motortoerental terugvallen tot stationair, voordat
een nieuwe stand (vooruit-versnelling) wordt geselecteerd.
D. Rijden: automatisch schakelen van de 4 versnellingen. De schakelmomen-ten vari‘ren afhankelijk van het geselecteerde schakelprogramma.
3. Automatisch schakelen van de eerste 3 versnellingen. Selecteer deze stand alleen bij veelvuldig schakelen tussen de 3e en 4e versnelling (stadsverkeer of bochtige weg).
2. Automatisch schakelen van de eerste 2 versnellingen. Deze stand is specifiek afgestemd op het rijden in de bergen zowel voor het stijgen (max. motorvermogen) als het dalen (afremmen op de motor).
Page 108 of 155

17-06-2002
UW 206 IN DETAIL105
Schakelprogramma's U kunt kiezen uit drie schakelpro- gramma's:
Ð Automatisch (normaal gebruik).
Ð Sport.
Ð Sneeuw.Door op de toets Aof Bte drukken
selecteert u respectievelijk het pro-
gramma Sport of Sneeuw. Het gese-lecteerde programma wordt op hetinstrumentenpaneel weergegeven.Druk nogmaals op de schakelaar omweer op het normale programmaover te schakelen. Automatisch (normaal gebruik)Het inschakelen van de versnellin- gen geschiedt automatisch afhanke-lijk van diverse parameters, zoals:
Ð de rijstijl,
Ð het profiel van de weg,
Ð de belading van de auto,De versnellingsbak kiest voortdu- rend uit de diverse in het geheugenopgeslagen programma's welke hetmeest geschikt is voor de rijomstan-digheden. Programma Sport Het programma Sport geeft automa- tisch voorrang aan een dynamischerijstijl. Programma Sneeuw Het programma Sneeuw biedt in stand
Deen soepele rijstijl, aange-
past aan gladde wegen, om de aan-drijving en de stabiliteit te verbete-ren. Er wordt vanuit de 2e
versnelling
weggereden en er wordt iets eerderteruggeschakeld. Bijzonderheden
Ð Bij langdurig remmen schakelt de versnellingsbak automatisch terug om sterker op de motor af te rem-men.
Ð Om de veiligheid te verbeteren schakelt de versnellingsbak nietnaar een hogere versnelling als uhet gaspedaal plotseling loslaat
(b.v. als u schrikt voor een obsta-kel).
Ð Om de luchtverontreiniging te ver- minderen is er een speciaal pro-gramma voor deze versnellings-bak, waardoor de motor na eenkoude start zo snel mogelijk deideale temperatuur bereikt.
Kickdown Om kortstondig de maximale accele- ratie te verkrijgen zonder de stand vande selectiehendel te wijzigen dient hetgaspedaal volledig te worden inge-trapt. De versnellingsbak schakeltautomatisch terug of handhaaft deingeschakelde versnelling totdat demotor het maximum toerental bereikt.
Elke storing in het systeem wordt op het instrumenten-paneel aangegeven doorhet afwisselend knipperen
van de verklikkerlampjes Sport enSneeuw op het instrumentenpaneel. In dit geval werkt de versnellingsbak met een noodprogramma. U kunt daneen hevige schok waarnemen bij hetselecteren vanuit stand Pnaar Rof
vanuit stand Nnaar R(zonder gevaar
voor de versnellingsbak). Rijd niet harder dan 100 km/h.Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt. Als de motor stationair draait met een ingeschakelde versnelling, kruipt deauto zonder dat gas wordt gegeven. Geef geen gas bij het selecteren van een versnelling als de auto stilstaat. Houd de voet op het rempedaal bij het selecteren van een versnelling bijstilstaande auto. Geef geen gas als er geremd wordt bij een ingeschakelde versnelling.
Trek de handrem aan en selecteer stand P, indien er werkzaamheden
moeten worden uitgevoerd bij
draaiende motor. Gebruik geen kickdown op een glad wegdek. Zet de selectiehendel nooit in stand N
als de auto rijdt.Zet de selectiehendel nooit in stand P
of Rals de auto niet volledig stilstaat.
Laat geen kinderen alleen in de auto achter als de motor draait.
Page 109 of 155
17-06-2002
UW 206 IN DETAIL
106
De normale werking van het ABS is merkbaar door licht trillen vanhet rempedaal.
Trap bij een noodstop het rem- pedaal krachtig en volledig inen laat het niet los.
ANTIBLOKKEERSYSTEEM(ABS)
Met door de constructeur gehomo- logeerde banden die in goede staatverkeren, zorgt het antiblokkeersys-teem tijdens krachtig remmen vooreen optimale stabiliteit en bestuur-baarheid van uw auto, vooral opeen slecht of glad wegdek. Het antiblokkeersysteem treedt automatisch in werking zodra ŽŽnvan de wielen dreigt te blokkeren.
HANDREM Aantrekken
Trek, als de auto volledig stilstaat, de handrem aan. Loszetten
Trek aan de hefboom, druk de knop in en duw de handrem geheelomlaag.
Als dit verklikkerlampjebrandt in combinatie methet verklikkerlampje ver-plicht stoppen STOP, een
geluidssignaal (bij 10 km/h) en demelding "handrem vergeten" op
het multifunctionele display, geeft ditaan dat de handrem nog (iets) isaangetrokken.
Page 110 of 155

17-06-2002
UW 206 IN DETAIL
107
107
AIRBAGS VOOR Deze zijn voor de bestuurder in het midden van het stuurwiel en voor depassagier in het dashboard aange-bracht. Ze worden tegelijkertijd geacti-veerd, behalve als de airbag aan pas-sagierszijde is uitgeschakeld. Storing airbag voor Als dit pictogram verschijnt op het instrumentenpaneel in combinatie meteen geluidssignaal en de melding"Airbag(s) defect"op het multifunc-
tionele display, laat het systeem
dan controleren door een PEUGEOT-servicepunt.
AIRBAGS De airbags zijn speciaal ontworpen voor een betere veiligheid van deinzittenden bij ernstige aanrijdingen:ze vormen een aanvulling op dewerking van de veiligheidsgordelsmet gordelkrachtbegrenzers. De elektronische schoksensors registreren een plotselinge vertra-ging van de auto: als de drempel-waarde voor het in werking tredenwordt overschreden, worden de air-bags onmiddellijk opgeblazen enbeschermen ze de inzittenden vande auto. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas zodat noch het zicht, noch heteventueel verlaten van de auto doorde inzittenden wordt belemmerd. De airbags treden niet in werking bij lichte aanrijdingen waarbij de veilig-heidsgordels zorgen voor eenafdoende bescherming; de krachtvan de aanrijding is afhankelijk vanhet soort obstakel en de snelheidvan de auto op dat moment. De airbags werken alleen als het contact aan is. Opmerking:
Het uit de airbags
ontsnappende gas kan enigszins irriteren. Uitschakelen airbag aanpassagierszijde* Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijdealtijd uit als u een kinderzitje met derug in de rijrichting op de voorstoelplaatst.
Zet het contact uit, steek de sleutel in de schakelaar voor uitschakelen vande airbag aan passagierszijde 1,
draai deze in de stand "OFF"en
verwijder de sleutel zonder de standvan de schakelaar te veranderen.
Het verklikkerlampje op hetinstrumentenpaneel brandtzolang de airbag is uitge-schakeld.
* Volgens land van bestemming.
Page 111 of 155

17-06-2002
UW 206 IN DETAIL
108
In de stand "OFF"werkt de airbag
aan passagierszijde bij een even- tuele aanrijding niet. Als u het kinderzitje heeft verwij- derd, zet dan de schakelaar weer op"ON" om de airbag opnieuw in te
schakelen en zo de veiligheid vanuw passagier te garanderen. Controle van werking Het goed functioneren van het sys- teem wordt aangegeven door een pictogram op het instrumenten-paneel in combinatie met eengeluidssignaal en een melding op
het multifunctionele display. Als bij aangezet contact (2e stand), dit pictogram op het instrumenten-paneel verschijnt in combinatie meteen geluidssignaal en de melding"Airbag passagierszijde uitge-schakeld" op het multifunctionele
display, betekent dit dat de airbagaan passagierszijde is uitgescha-keld (stand "OFF"). ZIJ-AIRBAGS Deze zijn aan de zijde van de por- tieren in de rugleuningen van devoorstoelen aangebracht. Ze worden onafhankelijk van elkaar geactiveerd bij aanrijdingen vanopzij waarbij een kans bestaat opernstig letsel aan buik, borst ofhoofd.
Controle van werking
Het goed functioneren van het sys-teem wordt aangegeven door eenverklikkerlampje in het instrumen-tenpaneel. Het lampje gaat bij het aanzetten van het contact gedurende 6 secon-den branden. Als het verklikkerlampje:
Ð niet brandt na het aanzetten van het contact of,
Ð niet uitgaat na 6 seconden of,
Ð gedurende 5 minuten knippert en dan permanent brandt,
dient u uw PEUGEOT-servicepunt te raadplegen.
Page 112 of 155

17-06-2002
UW 206 IN DETAIL109
Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:
¥ Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.
¥ Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten (laat aan passagierszijde niet uw voeten op het dashboard rusten).
¥ Zorg dat er zich geen obstakels bevinden tussen de airbag en de inzittenden. Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden.
¥ Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren aan airbagsystemen, alleen een PEUGEOT-service- punt heeft hiervoor gekwalificeerd personeel.
¥ Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren.
¥ De systemen zijn ontworpen om 10 jaar volledig operationeel te zijn. Laat ze daarna door een PEUGEOT-servicepunt vervangen.
Airbags voor
¥ Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten.
¥ Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet op.
¥ Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Zij-airbags
¥ Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de voorstoelen, dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot ver- wondingen aan armen of middel.
¥ Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
¥ Bedek de voorstoelen alleen met goedgekeurde stoelhoezen. Raadpleeg uw PEUGEOT- servicepunt.