Page 18 of 155

17-06-2002
BIJZONDERHEDEN Bepaalde belangrijke onderdelen van uw auto vragen speciale aandacht. De airbag(s) en de pyrotechnische gordelspanners dienen elke 10 jaar vervangen te worden.De remvloeistof dient elke 60.000 km of elke 2 jaar vervangen te worden.
Het pollenfilter dient bij elk bezoek aan het PEUGEOT-servicepunt (tussentijdse controles en onderhoudscontroles) gecontroleerd te worden.
De distributieriem: raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt.
PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES19
Bijzondere gebruiksomstandigheden Bij gebruik onder bepaalde, bijzonder zware omstandigheden:
¥ Overwegend huis-aan-huisbestellingen.
¥ Overwegend stadsverkeer (b.v. taxi).
¥ Korte ritten bij lage temperatuur.
Of bij langdurig gebruik onder de volgende omstandigheden: ¥ In warme streken met temperaturen regelmatig hoger dan +30 ¡C.¥ In koude streken met temperaturen regelmatig lager dan -15 ¡C.
¥ In stoffige gebieden.
¥ In landen waar smeermiddelen of brandstoffen niet overeenkomen met onze aanbevelingen.
Onder dergelijke omstandigheden is het noodzakelijk om het onderhoudsschema voor "Bijzondere omstandigheden"te volgen en de intervallen te verkorten: ¥ Elke 20.000 km of elk jaar voor benzinemotoren.¥ Elke 15.000 km of elk jaar voor dieselmotoren met directe inspuiting.¥ Elke 10.000 km of elk jaar voor dieselmotoren met indirecte inspuiting.
Page 20 of 155
17-06-2002
Op 0 zetten van de onderhoudsintervalindicator
Uw PEUGEOT-servicepunt zet de onderhoudsintervalindicator na elkeonderhoudscontrole weer op 0. Als u zelf de onderhoudscontrole heeft uitgevoerd, kan de onderhouds-intervalindicator op de volgende wijzeop 0 gezet worden:
Ð zet het contact af.
Ð druk op knop1 en houdt deze inge-
drukt.
Ð zet het contact aan. De kilometer- teller begint 10 seconden terug te tellen.
Ð houd knop 1gedurende 10 secon-
den ingedrukt.
De teller geeft [= 0]aan en het
lampje gaat uit.
PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES 21
Page 32 of 155

17-06-2002
CONTROLES TIJDENS HET RIJDEN
32
Display op het instrumentenpaneel Dit heeft na het aanzetten van het contact, 3 verschillende functies:
- onderhoudsintervalindicator (zie het desbetreffende hoofdstuk),
- motorolieniveaumeter,
- kilometerteller (totale kilometerstand en dagteller).Opmerking:de totale kilometerstand en de dagteller worden gedurende dertig
seconden na het uitzetten van het contact, bij het openen van het bestuurders- portier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto weergegeven. Motorolieniveaumeter Bij het aanzetten van het contact, wordt de onderhoudsintervalindicator enkele seconden weergegeven en vervolgens gedurende ongeveer 10 seconden hetmotorolieniveau.
Maximum Controleer het olieniveau met de peilstok.
Te veel olie kan leiden tot motorschade. Als inderdaad blijkt dat het oliepeil te hoog is, neemdan zo spoedig mogelijk contact op met een
PEUGEOT-servicepunt. Minimum Controleer het olieniveau met de peilstok en vul zonodig olie bij. De aanwijzing is alleenbetrouwbaar als de auto op een vlakke, hori-zontale ondergrond staat en de motor minstens10 minuten niet heeft gedraaid. Defecte motorolieniveaumeter Als de 6 blokjes knipperen, geeft dit een defect aan de motorolieniveaumeter aan. Er bestaat grote kans op ernstige motorschade.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Temperatuurmeter motorolie Bij draaiende motor geeft de meter de temperatuur van de motorolieaan:
Ð wijzer in zone
C, de olietempera-
tuur is in orde,
Ð wijzer in zone D, de olietempera-
tuur is te hoog. Verminder uw snel- heid om de olietemperatuur telaten dalen.
Page 33 of 155

17-06-2002
CONTROLES TIJDENS HET RIJDEN
32
Display op het instrumentenpaneel Dit heeft na het aanzetten van het contact, 3 verschillende functies:
- onderhoudsintervalindicator (zie het desbetreffende hoofdstuk),
- motorolieniveaumeter,
- kilometerteller (totale kilometerstand en dagteller).Opmerking:de totale kilometerstand en de dagteller worden gedurende dertig
seconden na het uitzetten van het contact, bij het openen van het bestuurders- portier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto weergegeven. Motorolieniveaumeter Bij het aanzetten van het contact, wordt de onderhoudsintervalindicator enkele seconden weergegeven en vervolgens gedurende ongeveer 10 seconden hetmotorolieniveau.
Maximum Controleer het olieniveau met de peilstok.
Te veel olie kan leiden tot motorschade. Als inderdaad blijkt dat het oliepeil te hoog is, neemdan zo spoedig mogelijk contact op met een
PEUGEOT-servicepunt. Minimum Controleer het olieniveau met de peilstok en vul zonodig olie bij. De aanwijzing is alleenbetrouwbaar als de auto op een vlakke, hori-zontale ondergrond staat en de motor minstens10 minuten niet heeft gedraaid. Defecte motorolieniveaumeter Als de 6 blokjes knipperen, geeft dit een defect aan de motorolieniveaumeter aan. Er bestaat grote kans op ernstige motorschade.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Temperatuurmeter motorolie Bij draaiende motor geeft de meter de temperatuur van de motorolieaan:
Ð wijzer in zone
C, de olietempera-
tuur is in orde,
Ð wijzer in zone D, de olietempera-
tuur is te hoog. Verminder uw snel- heid om de olietemperatuur telaten dalen.
Page 96 of 155

17-06-2002
UW 206 IN DETAIL
92
Automatische ruitenwissers In de stand AUTOwerkt de ruiten-
wisser automatisch en wordt de
snelheid van de wissers aan de hoeveelheid neerslag aangepast .
Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de automa- tische ruitenwissers verschijnt demelding "Automatisch wissen
aan" op het multifunctionele display.
In het geval van een storing wordt
de bestuurder gewaarschuwd meteen geluidssignaal en de melding"Storing automatische ruitenwis-sers" op het multifunctionele dis-
play. In het geval van een storing werken de ruitenwissers als deschakelaar in de stand AUTOstaat
in de intervalstand.
Raadpleeg een PEUGEOT-service- punt om het systeem te laten contro-leren.
Zet het contact uit als de auto gewassen wordt ineen wasstraat of contro-leer of de schakelaar
niet in de stand voor automa-tisch wissen staat.
Wacht 's winters met het inscha-kelen van het automatisch wis-sen tot de voorruit ontdooid is.Ruitenwisser achter
Draai de ring Ain de eerste
stand voor de intervalschake- ling.
Ruitensproeier achter Draai de ring Avoorbij de
eerste stand, zodat de rui-tensproeier in werkingtreedt en vervolgens deruitenwisser enige tijd
wordt ingeschakeld.
206 SW: de ruitenwisser en
-sproeier achter kunnen niet worden ingeschakeld als de achterruit isgeopend.