Page 105 of 127

23-12-2002
PRAKTISCHE INFORMATIE97
Wiel monteren
Ð Breng het wiel aan en draai de wielbouten met de sleutel enigszins vast.
Ð Laat de krik zakken en verwijder deze dan.
Ð Draai de wielbouten met de sleutel vast.
Ð Plaats de wieldop, begin bij de opening voor het ventiel en druk de wieldop
rondom met de hand vast.
Reservewiel in reservewielhouder plaatsen
Ð Plaats het wielblok 2weer in het reservewiel.
Ð Plaats het wiel in de reservewielhouder.
Ð Til het wiel met de houder omhoog en plaats de haak.
Ð Vergeet niet de bout van de reservewielhouder geheel aan te draaien.
Ð Berg de wielsleutel 1en de krik op.
Verwissel een wiel uit veiligheidsoverwegingenalleen:
Ð op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond,
Ð met aangetrokken handrem,
Ðde 1 e
versnelling of de achteruit
is ingeschakeld,
Ð blokkeer de auto,
Ð ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt, (gebruik bokken).
Na het verwisselen van het wiel
Ð Laat zo snel mogelijk het aan- haalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van het
reservewiel door een PEUGEOT-servicepunt controleren.
Ð Laat de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en verwisselhem met het reservewiel.
Page 106 of 127

23-12-2002
Slotbouten* Als de wielen van uw auto zijn gemonteerd met slotbouten (ŽŽn perwiel), draai de bouten dan los metbehulp van ŽŽn van de twee specialedopsleutels (die u bij aflevering vande auto zijn overhandigd samen metde extra sleutels en de codekaart)en de wielsleutel. Opmerking:Noteer zorgvuldig het
codenummer dat in de dopsleutel is gegraveerd. Hiermee is het mogelijkeen extra dopsleutel te bestellen bij
uw dealer.
* Volgens uitvoering en land van bestemming.
BIJZONDERHEDEN
LICHTMETALEN VELGEN Plaatsen van het reservewiel Indien uw auto is voorzien van een reservewiel met stalen velg is hetnormaal
dat bij het monteren de rin-
gen van de bouten de velg niet
raken. Als de bouten volledig zijnaangedraaid zorgt het conischedraagvlak van de bouten voor debevestiging van het reservewiel. Montage van winterbanden Indien u uw auto voorziet van winter- banden met stalen velgen, is hetnoodzakelijk speciale bouten te
gebruiken die verkrijgbaar zijn bij uw
PEUGEOT-servicepunt.
PRAKTISCHE INFORMATIE
98
Page 107 of 127
23-12-2002
PRAKTISCHE INFORMATIE99
LAMPEN VERVANGEN Koplampen
1 - Dimlicht/grootlicht (H4-60/55 W)
Draai de beschermkap Alos en verwijder hem.
Neem de stekker los.
Maak de borgveer los.
Vervang de lamp. 2 - Parkeerlicht (W 5 W)
Draai de beschermkap Alos en verwijder hem.
Trek de lamphouder naar achteren.
Vervang de lamp.
3 - Richtingaanwijzer (PY 21 W amberkleurig) Draai de lamphouder B een kwart omwenteling en trek
hem los.
Vervang de lamp.
Opmerking: Onder bepaalde klimatologische omstandigheden
(lage temperaturen, vocht), ontstaat er condensvorming aan
de binnenzijde van het glas van de lampen ; dit verdwijnt
binnen enkele minuten na het inschakelen van de verlichting.
Page 108 of 127
23-12-2002
Zijknipperlichten
(WY 5 W amberkleurig) Druk het zijknipperlicht naar voren of naar achteren en trekhet geheel los.
Draai de lamphouder een kwartomwenteling.
Vervang de lamp.
De amberkleurige lampen (richtingaanwijzers en zij-knipperlichten) moetenworden vervangen door
lampen met dezelfde
kleur en eigenschappen.
Gebruik uitsluitend H4-lampen van de onder-staande merken:
Ð GE/TUNGSRAM
Ð PHILIPS
Ð OSRAM
om beschadiging van de lichtunits te voorkomen. Deze voldoen aan de specificaties
(UV-norm) voor een goede enbetrouwbare werking van de ver-lichting. De koplampunits zijn voorzien van een glas van polycarbonaat meteen speciale vernislaag. Reinigde koplampen nooit met eendroge of schurende doek engebruik geen oplosmiddelen. Gebruik een vochtige en zachte doek.
PRAKTISCHE INFORMATIE
100
Page 109 of 127
23-12-2002
PRAKTISCHE INFORMATIE101
Achterlichten
1 - Mistachterlicht (P 21 W).
2 - Richtingaanwijzer (P 21 W).
3 - Achteruitrijlicht (P 21 W).
4 - Rem-/achterlicht (P 21/5 W).
Open de achterklep/-deur.
Draai de moer Alos.
Maak de twee bevestigingsclips aan de zijkant los door de achter-lichtunit voorzichtig in de richtingvan het interieur te duwen.
Neem de stekkers los en verwij-der de achterlichtunit.
Maak de lamphouder los door denokken Bin te drukken.
Vervang de defecte lamp.
Beschermingsrooster achterlicht Draai de vleugelmoeren Clos en
verwijder het beschermingsrooster.
Kentekenplaatverlichting
(W 5 W)
Verwijder het lampglas om de defecte lamp te kunnen vervangen.
Page 110 of 127
23-12-2002
Derde remlicht (achterklep)
(W 5 W) Open de achterklep en draai de 2 moeren los.
Maak de steun los om bij de lam-pen te kunnen komen.
Vervang de defecte lamp. Derde remlicht (linker achterdeur)
(W 5 W)
Verwijder het deksel door op de borglip A(rond gedeelte) aan
het uiteinde van de lampunit tedrukken.
Trek het deksel naar achteren.
Druk de twee borglippen Bin om
de lamphouder te verwijderen.
Trek de defecte lamp uit de hou-der en vervang hem.
Het terugplaatsen geschiedt in deomgekeerde volgorde.
PRAKTISCHE INFORMATIE
102
Page 111 of 127
23-12-2002
ZEKERINGEN VERVANGEN De zekeringenkasten bevinden zich onder het dashboard en onder demotorkap. Zekeringenkast dashboard Draai de schroeven een kwart omwenteling met een muntstuk losen verwijder de afdekplaat om bij dezekeringen te komen. De reservezekeringen en de tang B
zijn aangebracht aan de binnenkant van het deksel A.
PRAKTISCHE INFORMATIE 103
Verwijderen en plaatsen van een zekering
Voordat een zekering wordt vervangen, moet eerst de oorzaak van de storing opgespoord en verholpen worden. De nummers van de zekeringen zijn aange-geven op de zekeringenkast. Gebruik de tang
B.
Vervang een defecte zekering (stroomsterkte vermeld op zekering) altijd door een zekering met dezelfde stroomsterkte.
Goed Klem B
Defect
Page 112 of 127

23-12-2002
PRAKTISCHE INFORMATIE105
Zekeringenkast motorruimte Maak het deksel los om de zekeringenkast (naast de accu) in de motorruimte te openen. Sluit na de werkzaamheden het deksel zorgvuldig.
Bij het ontwerp van het elektrische circuit van uwauto is reeds rekeninggehouden met de mon-
tage van zowel de standaarduit-rusting als eventuele opties.
Raadpleeg uw PEUGEOT-service- punt voordat u andere elektrischevoorzieningen of accessoires in deauto monteert of laat monteren. Sommige elektrische accessoi- res zelf, of de wijze waarop diezijn gemonteerd, kunnen de wer-king van de elektrische systemenvan de auto (de elektronischebedieningssystemen, het audio-systeem en het laadcircuit) nade-lig be•nvloeden. PEUGEOT is niet aansprakelijk voor kosten die voortvloeien uithet verhelpen van storingen ver-oorzaakt door het monteren vanextra accessoires die niet doorPEUGEOT aanbevolen en gele-verd worden. Dit geldt ook voorvoorzieningen die niet volgensde voorschriften van PEUGEOTzijn gemonteerd en met namevoor apparatuur met een stroom-verbruik van meer dan 10 mA.
Werkzaamheden aan de MAXI zekeringen, die een extra bescher-ming bieden, zijn uitsluitend voor-
behouden aan een PEUGEOT-servicepunt.