Page 97 of 127

23-12-2002
UW PARTNER IN DETAIL89
Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:
¥ Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.
¥ Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten.
¥ Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden.
¥ Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren aan airbagsystemen, alleen een PEUGEOT-servicepunt heeft hiervoor gekwalificeerd personeel.
¥ Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren.
¥ De systemen zijn ontworpen om 10 jaar volledig operationeel te zijn. Laat ze voor uw veiligheid binnen 10 jaar na aankoop van de auto door een PEUGEOT-servicepunt controleren.
Airbags voor
¥ Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten.
¥ Laat aan passagierszijde uw voeten niet op het dashboard rusten.
¥ Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken.
¥ Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet op. Zij-airbags*
¥ Bedek de voorstoelen alleen met goedgekeurde stoelhoezen. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt.
¥ Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de voorstoelen, dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of middel.
¥ Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
* Volgens land van bestemming.
Page 98 of 127
23-12-2002
PRAKTISCHE INFORMATIE
90
1,1 liter, 1,4 liter BENZINEMOTOR 1.
Reservoir stuurbekrachtiging
2. Reservoir ruiten- en koplamp- sproeiers*
3. Reservoir koelvloeistof 4.
Remvloeistofreservoir
5. Accu
6. Luchtfilter 7.
Motoroliepeilstaaf
8. Motorolie (bij)vullen
* Volgens land van bestemming.
Page 99 of 127
23-12-2002
PRAKTISCHE INFORMATIE91
1,6 liter 16-kleppen BENZINEMOTOR 1.
Reservoir stuurbekrachtiging
2. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers*
3. Reservoir koelvloeistof 4.
Reservoir remvloeistof
5. Accu
6. Luchtfilter 7.
Motoroliepeilstaaf
8. Motorolie (bij)vullen
* Volgens land van bestemming.
Page 100 of 127
23-12-2002
1,9 liter DIESELMOTOR
PRAKTISCHE INFORMATIE
92
1.Reservoir stuurbekrachtiging
2. Reservoir ruiten- en koplamp- sproeiers*
3. Reservoir koelvloeistof 4.
Remvloeistofreservoir
5. Accu
6. Luchtfilter 7.
Motoroliepeilstaaf
8. Motorolie (bij)vullen
* Volgens land van bestemming.
Page 101 of 127
23-12-2002
PRAKTISCHE INFORMATIE93
2 liter HDI TURBODIESELMOTOR 1.
Reservoir stuurbekrachtiging
2. Reservoir ruiten- en koplamp- sproeiers*
3. Reservoir koelvloeistof 4.
Reservoir remvloeistof
5. Accu
6. Luchtfilter 7.
Motoroliepeilstaaf
8. Motorolie (bij)vullen
* Volgens land van bestemming.
Page 102 of 127

23-12-2002
NIVEAUS CONTROLEREN Motorolieniveau Regelmatig controleren en tussen twee verversingen eventueel olie bij-vullen. (Maximum olieverbruik: 0,5 literper 1 000 km.) De controle dient bij koude motor en horizontaal geplaatste wagen tegeschieden, met behulp van de olie-niveaumeter in het instrumentenpa-neel of de oliepeilstaaf.Oliepeilstok 2 merktekens op de peil- staaf: A= maxi.
Het oliepeil mag nooit boven dit merkteken uit-komen. B = mini.
Voor het behoud van de bedrijfszekerheid van demotoren en de emissie-regelsystemen mogen ingeen geval additievenaan de motorolie wor-
den toegevoegd.
PRAKTISCHE INFORMATIE
94
Keuze van de viscositeitgraad De olie dient in ieder geval aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen tevoldoen. Niveau remvloeistof:
Ð Het niveau dient steeds tussen de
merktekens DANGER en MAXI van het reservoir te staan.
Ð Raadpleeg bij een sterke daling van het vloeistofniveau onmiddel-
lijk uw PEUGEOT-servicepunt.
Vervangen:
Ð De vloeistof dient volgens de voorgeschreven intervallen te worden ververst.
Ð Gebruik remvloeistof die door de constructeur is aanbevolen enaan de DOT4-normen voldoet.
Opmerking: Remvloeistof is een
erg bijtend middel. Vermijd elk con-tact met de huid. Koelvloeistofniveau Gebruik uitsluitend door PEUGEOT aanbevolen koelvloeistof. Als de motor warm is, wordt de tem- peratuur van de koelvloeistof gere-
geld door de koelventilator. Wachtvoor werkzaamheden aan het koel-systeem tenminste 1 uur nadat demotor gedraaid heeft, omdat dekoelventilator nog kan (gaan) wer-ken als de sleutel uit het contactslot is verwijderd en het koelsysteemonder druk staat. Draai de dop eerst 2 omwentelingen los om de druk te laten dalen en tevoorkomen dat de hete koelvloeistof
uit het koelsysteem spuit. Trek, alsde druk eenmaal gedaald is, de doplos en vul het systeem bij. Opmerking:
De koelvloeistof behoeft
niet te worden ververst. Afgewerkte producten Gooi geen afgewerkte olie, rem- vloeistof of koelvloeistof in het riool,in het water of op de grond. Vloeistofniveau stuurbekrachtiging Open het reservoir bij koude motor (omgevingstemperatuur),het vloeistofniveau dient bovenhet MINI en dichtbij het MAXImerkteken te staan.
Vloeistofniveau ruiten- en koplampsproeiers Gebruik voor een optimale reiniging en voor uw eigen veiligheid uitslui-
tend door PEUGEOT aanbevolenproducten.
* Volgens land van bestemming.
Olie verversen
Volgens de aanwijzingen in de "PEUGEOT ONDERHOUDSCON-TROLES" .
Opmerking: Vermijd langdurig huid-
contact met afgewerkte olie.
Page 103 of 127

23-12-2002
PRAKTISCHE INFORMATIE95
CONTROLES Accu Laat uw accu voor de winter door
een PEUGEOT-servicepunt contro-leren. Luchtfilter en interieurfilter Laat de filters periodiek vervangen. Als de omgeving daartoe aanlei-ding geeft, moeten de filters tweekeer zo vaak worden vervangen. Remblokken De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooralbij stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan het noodzakelijk blij-
ken om de remblokken vaker, tus-
sen twee onderhoudscontroles door,te laten controleren. Handrem Als de handrem een te grote slag heeft of als het systeem mindergoed werkt, moet de handrem, zelfstussen twee onderhoudscontrolesworden afgesteld. Laat het systeem controleren door
een PEUGEOT-servicepunt. Handgeschakelde versnellingsbak Niet verversen. Controleer het niveau volgens het onderhouds-
schema van de constructeur.Oliefilter
Vervang het oliefilterelement regelma- tig, volgens het onderhoudsschema.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT aanbevolenproducten. Om de werking van
belangrijke organen als de stuur- bekrachtiging en het remsysteemte optimaliseren, selecteert enbiedt PEUGEOT specifieke pro-ducten aan.
BRANDSTOFTANK LEEG (DIESEL) In het geval van een lege brandstoftank is het noodzakelijk hetbrandstofsysteem te ontluchten:
Ð Vul de brandstoftank met mini- maal vijf liter diesel.
Ð Bedien de handpomp van de ont- luchting (onder de beschermkap in de motorruimte) tot u brandstof inde transparante slang ziet komen.
Ð Houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat.
BRANDSTOFAFSLUITER (BENZINE) Bij een zware aanrijding wordt de brandstoftoevoer door de brandstof-afsluiter onderbroken. Druk op de knop van de brandstofaf- sluiter bij de rechter veerpoot onderde motorkap om de brandstoftoevoerte herstellen.
Page 104 of 127

23-12-2002
PRAKTISCHE INFORMATIE
96
WIEL VERWISSELEN Parkeren van de auto
Ð Zet de auto, voor zover mogelijk,
op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
Ð Trek de handrem aan, zet het contact uit en schakel de eersteversnelling of de achteruit in.
Toegang tot het reservewiel en dekrik Het reservewiel bevindt zich in een metalen houder aan de achterzijdeonder de auto.
Ð Neem de krik en de wielsleutel 1
uit de opbergruimte bij het rechter achterwiel. Ð Draai de bout van de reservewielhouder in de buurt van het vergrendelings-
systeem met de wielsleutel 1los.
Ð Til de reservewielhouder iets op, duw de haak naar achteren en laat de reser- vewielhouder zakken.
Ð Neem het wielblok 2uit het reservewiel.
Wiel demonteren
Ð Blokkeer het wiel aan de achterzijde kruislings tegenover het te verwisselen wiel met het wielblok 2.
Ð Verwijder de wieldop door de wielsleutel 1in de opening voor het ventiel te
steken en de wieldop los te trekken.
Ð Draai de wielbouten iets los.
Ð Plaats de krik in ŽŽn van de 4 daarvoor bestemde kriksteunen Abij het
te verwisselen wiel onder de auto. Controleer of het uiteinde van de krik over
het gehele oppervlak steunt op de grond.
Ð Krik de auto op, draai de wielbouten geheel los en verwijder het wiel.