Page 97 of 124

PRAKTISCHE INFORMATIE95
CONTROLE VAN NIVEAUS Motor
Controleren van het motorolieniveau Regelmatig controleren en tussen 2 verversingen eventueel olie bij-vullen.
(het maximale olieverbruik
bedraagt 0,5 liter per 1 000 km). De controle dient bij koude motor en horizontaal geplaatste wagen tegeschieden.
2 merktekens op depeilstok: A= maxi.
B = mini. Keuze van de viscositeitDe olie dient in ieder geval aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen tevoldoen. Oliefilter
Vervang regelmatig, volgens het onder- houdsschema, het oliefilterelement. Afgewerkte olie
Vermijd langdurig contact met de huid.Gooi geen afgewerkte olie in afvoer- systemen, in het water of op de grond.
Voor het behoud van de bedrijfszeker- heid van de motor en de emissierege-ling mag in geen geval een middel aande motorolie worden toegevoegd. Reservoir remvloeistof:
Ð het remvloeistofniveau moet altijd
boven het merkteken DANGER op het reservoir staan.
Ð raadpleeg bij een sterke daling onmiddellijk een PEUGEOT-servi-cepunt. Verversen
Ð de remvloeistof dient volgens de
voorgeschreven intervallen te wor- den ververst om de goede werkingvan het remsysteem te behouden.
Ð gebruik remvloeistof die door de constructeur is goedgekeurd en aande DOT4-normen voldoet.
Reservoir koelvloeistof Gebruik uitsluitend door PEUGEOT goedgekeurde koelvloeistof. Als de motor warm is, wordt de tem- peratuur van de koelvloeistof geregeld
door de koelventilator. Wacht voorwerkzaamheden aan het koelsysteemten minste 1 uur nadat de motorgedraaid heeft, omdat de koelventila-tor ook nog kan (gaan) werken als desleutel uit het contactslot is verwijderden het koelsysteem onder druk staat. Draai de dop eerst 2 slagen los om de druk te laten dalen en te voorkomendat de koelvloeistof uit het koelsys-
teem spuit. Trek, als de druk eenmaalgedaald is, de dop los en vul het sys-teem bij.
Olie verversen: Volgens het onder-
houdsschema.
Ð Peilstok: vul nooit meer olie bij dan tot het maximum merkteken A.
Ð Olieniveaumeter op het instrumen- tenpaneel.
07-10-2002
Page 98 of 124

PRAKTISCHE INFORMATIE
96
Reservoir stuurbekrachtiging Open het reservoir bij koude motor (omgevingstemperatuur), het vloei-stofniveau dient boven het MINI endichtbij het MAXI merkteken te staan. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers Gebruik voor een optimale reiniging en voor uw eigen veiligheid uitsluitend
door PEUGEOT goedgekeurde pro-ducten (2,8 liter of 6,6 liter met kop-lampsproeiers). Accu Laat uw accu voor de winter door een
PEUGEOT-servicepunt controleren. Luchtfilter Periodiek vervangen is een vereiste. Als u in stofrijke gebieden rijdt, moethet luchtfilter twee keer zo vaak ver-vangen worden. Remblokken De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bijstadsverkeer en veel korte ritten. Hier-door kan het noodzakelijk blijken om
de remblokken vaker, tussen twee
onderhoudscontroles door, te latencontroleren. Handgeschakelde versnellingsbak Niet verversen. Controleer het niveau volgens het onderhoudsschema van
de constructeur. Automatische transmissie Niet verversen. Laat het niveau door
een PEUGEOT-servicepunt volgenshet onderhoudsschema en de voorge-schreven procedure controleren.Gebruik uitsluitend door PEUGEOT goedgekeurdeproducten. Om de werking van belang-
rijke organen als de stuurbe- krachtiging en het remsysteem teoptimaliseren, selecteert en biedtPEUGEOT specifieke productenaan.
07-10-2002
Page 99 of 124

PRAKTISCHE INFORMATIE97
LEKKE BAND Deze auto heeft geen reservewiel, in
plaats daarvan zijn in het ge•soleerdeopbergvak
1, dat met een riem aan de
rechterzijde van de bagageruimtegemonteerd is, 2 spuitbussen aange-bracht voor het tijdelijk repareren vande band. Gebruik van spuitbus bandenreparatie (Zie ook de instructies op de spuit- bus).
Verwijder de oorzaak van de lekke band voor zover mogelijk.
Draai het wiel tot het ventiel op "tienv——r" of "tien over" staat.
Schud de spuitbus goed voorgebruik (verwarm de spuitbusenkele minuten met uw handen alshet erg koud is).
Houd met de ene hand het ventielvast.
Druk met de andere hand de spuit-bus recht en stevig op het ventiel.
Houd de spuitbus 1 minuut op hetventiel gedrukt, rijd dan direct rustig
naar de dichtstbijzijnde garage. De spuitbussen dienenslechts voor tijdelijkereparatie (maximum snel-heid 80 km/h).
Na gebruik van de spuitbussenmoet de band vervangen worden. De spuitbussen staan onder druk, stel ze daarom niet bloot aan tem-
peraturen boven 50 ¡C. Bewaar de spuitbussen in het ge•- soleerde opbergvak.
07-10-2002
Page 100 of 124

PRAKTISCHE INFORMATIE
98
WIEL VERWISSELEN
Zet de auto op een horizontale, sta- biele en stroeve ondergrond.
Trek de handrem aan, schakel de
eerste versnelling of de achteruit in(stand Pbij een automatische
transmissie) en zet het contact af.
Blokkeer het wiel kruislings tegen-over het te verwisselen wiel metwielblok 2.
Gereedschap 1 - Wielsleutel bevestigd tegen het rechter binnenpaneel van de bagageruimte.
2 - Wielblok in de hoes van de krik.
3 - Krik (in een hoes, die met twee rie-men aan het rechter zijpaneel in debagageruimte is bevestigd).
4 - Gereedschap om sierdoppen teverwijderen (in het rechter zijpa-neel van de bagageruimte). Wiel demonteren
Verwijder de wieldop door de wielsleutel 1in de opening voor het ventiel te
steken en de wieldop los te trekken.
Draai de wielbouten iets los (verwijder bij autoÕs met lichtmetalen velgen eerst de sierdoppen van de wielbouten; zie hiervoor "Lichtmetalen velgen" op de vol-gende bladzijde).
Plaats de krik 3in ŽŽn van de 4 daarvoor bestemde kriksteunen Abij het te ver-
wisselen wiel onder de auto. Controleer of het uiteinde van de krik over hetgehele oppervlak op de grond steunt.
Krik de auto op met 3.
Draai de wielbouten geheel los en verwijder het wiel.
07-10-2002
Page 101 of 124
PRAKTISCHE INFORMATIE99
Wiel monteren
Breng het wiel aan en draai de wielbouten met de sleutel 1 enigszins vast.
Laat de krik 3zakken en verwijder deze dan.
Draai de wielbouten met de sleutel 1vast.
Plaats de wieldop, begin bij de opening voor het ventiel en druk de wieldop rondom met de hand vast.
Stop het wielblok en de krik terug in de hoes en berg alles weer op in de bagage-ruimte.Verwissel een wiel uit vei- ligheidsoverwegingenalleen:
Ð op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
Ð met een aangetrokken handrem.
Ð als de 1 e
versnelling of de ach-
teruit is ingeschakeld (stand Pbij
een automatische transmissie).
Ð als de auto met het wielblok geblokkeerd is.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt(gebruik bokken). Na het verwisselen van het wiel:
Ð Laat zo snel mogelijk het aanhaal- moment van de wielbouten en de bandenspanning van het reserve-
wiel door een PEUGEOT-service-punt controleren.
07-10-2002
Page 102 of 124

PRAKTISCHE INFORMATIE
100
BIJZONDERHEDEN
LICHTMETALEN VELGEN Sierdoppen De wielbouten van de lichtmetalen velgen zijn voorzien van chromen sier-doppen.
Voordat de wielbouten worden losge- draaid dienen de sierdoppen metbehulp van de gele sleutel
4te worden
verwijderd. Monteren van het reservewiel* Indien uw auto is voorzien van een reservewiel met stalen velg, is hetnormaal
dat bij het monteren de rin-
gen van de bouten de velg niet raken.Als de bouten volledig zijn aange-draaid zorgt het conische draagvlakvan de bouten voor de bevestigingvan het reservewiel. Monteren van winterbanden Indien u uw auto voorziet van winter- banden met stalen velgen, is hetnoodzakelijk speciale bouten te
gebruiken, die verkrijgbaar zijn bij uw
PEUGEOT-dealer. Antidiefstalbouten* Als de velgen zijn voorzien van anti- diefstalbouten (ŽŽn per wiel), dient ueerst met behulp van het gereedschap4
de chromen dop en vervolgens de
plastic huls te verwijderen alvorens debout los te draaien met behulp van eenvan de dopsleutels (die u tijdens hetafleveren van de auto zijn overhandigd,gelijktijdig met de extra sleutel en decodekaart) en de wielsleutel 1.
Opmerking: Noteer de op de dop-
sleutel gegraveerde code nauw-keurig. Met deze code kunt u bij uw
PEUGEOT-servicepunt een nieuwedopsleutel verkrijgen.
* Volgens uitvoering en land van bestemming.
07-10-2002
Page 103 of 124
PRAKTISCHE INFORMATIE101
Ð Trek de lip
Aomhoog en verwijder de beschermkap.
Ð Neem de stekker los.
Ð Druk op het uiteinde van de borglip om deze los te maken. Vervang de defecte lamp.
Ð Let bij het monteren op de goed stand van de nokjes en controleer of de borglip stevig vastzit.
Ð Sluit de stekker weer aan.
Ð Plaats de beschermkap weer.
LAMPEN VERVANGEN Dim-/grootlicht H7 55 WParkeerlicht W 5 W Draai de stekker met de lamphouder B een kwart omwente-
ling en trek deze los.
Vervang de lamp.
Opmerkingen
Ð Raak de lamp uitsluitend met een droge doek aan.
Ð Verwijder eerst de vulpijp van het ruitensproeierreservoir als de lamp aan de rechterzijde vervangen moet worden.
Ð Aan de binnenzijde van de koplamp kan enige condensvorming ontstaan. Deze verdwijnt zodra de lampen branden.
07-10-2002
Page 104 of 124
PRAKTISCHE INFORMATIE
102
Richtingaanwijzers PY 21 W amberkleurig Draai de stekker met de lamphouder C
een kwart omwenteling en trek deze
los.
Vervang de lamp. Zijknipperlichten WY 5 W amberkleurig Druk het zijknipperlicht naar voren of naar achteren en trek het geheel los. Houd de stekker vast en draai het glas een kwart omwenteling.
Vervang de lamp.
Gebruik uitsluitend H7-
lampen van de onder-staande merken:
Ð GE/TUNGSRAM
Ð PHILIPS
Ð OSRAM
om beschadiging van de lichtunits te voorkomen. Deze voldoen aan de specificaties
(UV-norm) voor een goede enbetrouwbare werking van de ver-lichting. De koplampunits zijn voorzien van een glas van polycarbonaat meteen speciale vernislaag. Reinig dekoplampen nooit met een droge ofschurende doek en gebruik geenoplosmiddelen. Gebruik een vochtige en zachte doek.
07-10-2002