1Airbag bestuurder Claxon
2 Schakelaar verlichting enrichtingaanwijzers
3 Uitschakeling airbag aanpassagierszijde*
4 Schakelaar stoelverwarming
5 Schakelaar elektronischstabiliteitsprogramma(ESP/ASR)
6 Dimmerdashboardverlichting
7 Schakelaar ruitenwissers/-sproeiers/boordcomputer
8
Stuurkolomschakelaars autoradio
9 Schakelaaralarmknipperlichten
10 Multifunctioneel display 11
Voorruitontwaseming
12 Zijruitontwaseming
13 Verstelbaar zijventilatierooster
14 Airbag passagierszijde
15 Middelste verstelbare ventilatieroosters
16 Dashboardkastje
17 Autoradio RD3
18 Bediening verwarming/venti-latie/airconditioning Achterruitverwarming en ver- warming buitenspiegels
19 Asbak v——r
20 Versnellingshendel
21 Aansteker
22 Schakelaars elektrischbedienbare buitenspiegels
23 Schakelaar dakbediening 24
Schakelaars elektrisch bedienbare ruiten
25 Handrem
26 Hendel motorkapontgrendeling
27 Stuur-/contactslot
28 Zekeringkast
29 Opbergvak
30 Hoogteverstelling stuurwiel
31 Koplampverstelling
* Volgens land van bestemming. 3
UW IN EEN OOGOPSLAG
07-10-2002
7
UW IN EEN OOGOPSLAG
STARTEN De vier standen van de sleutel in het contact-/stuurslot zijn:STOP:
Contact afgezet.
1 e
stand, Accessoires:
Contact afgezet, maar accessoi-res functioneren wel.
2 e
stand, Contact aan:
Het contact is aangezet.
Starten:
De startmotor wordt in werkinggezet. Stuurslot Ontgrendel, indien nodig, het stuurslot alvorens te starten.
Verdraai het stuurwiel enigszinsterwijl tegelijkertijd de sleutelwordt gedraaid.
Trap bij het starten het koppe- lingspedaal in om het aanslaan tevergemakkelijken. Starten van de motor
Trap het gaspedaal niet in.Stel de startmotor in werking en laat de sleutel los zodra de motoraanslaat.
SLEUTELS Met behulp van de sleutels kun- nen het slot van de portieren, het
kofferdeksel (openen), het slotvan de tankdop, het stuurslot, enhet slot van het dashboardkastjeonafhankelijk worden bediend enkan de airbag aan passagierszij-de worden uitgeschakeld. Centrale vergrendeling Met behulp van de sleutel in het slot van het bestuurdersportier:
Ð kunnen de portieren en het
kofferdeksel gelijktijdig ver- grendeld worden.
Ð kunnen alleen de portieren gelijktijdig ontgrendeld worden.
Het kofferdeksel kan alleen met desleutel in het slot van het koffer-deksel ontgrendeld worden.
AfstandsbedieningDruk op de knop Aom
de portieren en de ach-terklep te vergrende-len. Dit wordt bevestigd door het gedurendeongeveer twee secon-den branden van derichtingaanwijzers. Druk op de knop Bom de portieren
op afstand te ontgrendelen.Dit wordt bevestigd door het gedurende ongeveer tweeseconden snel knipperen vande richtingaanwijzers.
Belast nooit een motor
die koud is.
Laat de motor nooit ineen afgesloten ruimte draaien.
Breng nooit wijzigingen aan hetstuurslot aan.
07-10-200269
07-10-2002
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
26
1.Verklikkerlampje veiligheidsgordels*
2. Verklikkerlampje airbag passagier uitgeschakeld*
3. Verklikkerlampje airbags voor enzij-airbags
4. Verklikkerlampje mistlampen v——r
5. Verklikkerlampje antiblokkeersys-teem (ABS)
6. Verklikkerlampje mistachterlicht
7. Richtingaanwijzer links
8. Kilometerteller, onderhoudsinterval-indicator en motorolieniveaumeter
9. Richtingaanwijzer rechts 10.
Verklikkerlampje zelfdiagnose motor
11 . Verkli kkerlampje grootlicht
12. Verklikkerlampje handrem, te laagremvloeistofniveau en storing elek-tronische remdrukregelaar
13. Verklikkerlampje dimlicht
14. Verklikkerlampje laden van de accu
15. Verklikkerlampje motoroliedruk en
-temperatuur
16.
Verklikkerlampje koelvloeistoftempe-ratuur en te laag koelvloeistofniveau
17. Temperatuurmeter motorolie
18. Schakelaar dagteller/kilometerteller 19.
Verklikkerlampje verplicht stoppen
(STOP)
20. Snelheidsmeter
21. Koelvloeistoftemperatuurmeter
22. Toerenteller
23. Knop dimmer dashboardverlichting
24. Brandstofmeter
25. Verklikkerlampje brandstofreserve
26. Verklikkerlampje elektronisch stabi-liteitsprogramma (ESP/ASR)
* Volgens land van bestemming.
INSTRUMENTENPANEEL: HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
07-10-2002
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN27
1. Verklikkerlampje veiligheidsgordels bestuurder*
2. Verklikkerlampje uitschakeling air-bag passagier*
3. Verklikkerlampje voorste airbags en zij-airbags
4. Verklikkerlampje mistlampen v——r
5. Verklikkerlampje antiblokkeersys-teem (ABS)
6. Verklikkerlampje mistachterlicht
7. Richtingaanwijzer links
8. Kilometerteller, onderhoudsinterval-indicator en motorolieniveaumeter 9.
Richtingaanwijzer rechts
10. Verklikkerlampje zelfdiagnose motor
11 . Verklikkerlampje grootlicht
12. Verklikkerlampje handrem, te laagremvloeistofniveau en storing elek-tronische remdrukregelaar
13. Verklikkerlampje dimlicht
14. Verklikkerlampje laden van de accu
15. Verklikkerlampje motoroliedruk en-temperatuur
16. Verklikkerlampje koelvloeistoftempe-ratuur en te laag koelvloeistofniveau
17. Schakelprogramma's 18.
Schakelstandindicatie
19. Schakelaar dagteller/kilometerteller
20.
Verklikkerlampje verplicht stoppen (STOP)
21. Snelheidsmeter
22. Koelvloeistoftemperatuurmeter
23. Toerenteller
24. Knop dimmer dashboardverlichting.
25. Brandstofmeter
26. Verklikkerlampje brandstofreserve
27. Verklikkerlampje elektronisch stabili-teitsprogramma (ESP/ASR)
* Volgens land van bestemming.
INSTRUMENTENPANEEL: AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN31
Alarmknipperlichten
Druk de knop in, de richtingaanwijzers knipperen tegelijkertijd. De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet.
Automatische ontsteking vande alarmknipperlichten* Bij een noodstop schakelen de alarm- knipperlichten, afhankelijk van de rem-vertraging die optreedt, automatischin. De alarmknipperlichten blijven knip-peren totdat er opnieuw gas wordtgegeven. U kunt de alarmknipperlichten echter ook uitschakelen door de knop in tedrukken.
* Volgens land van bestemmingKilometerteller Druk op de knop 1om over te schake-
len van kilometerteller naar dagteller en terug. Druk, als de dagteller is ingeschakeld, langer dan 3 seconden op de knop omde dagteller op nul te zetten.Dimmer dashboardverlichting Druk, bij brandende verlichting, op de knop om de sterkte van de dashboard-verlichting en de lichtsterkte van hetmultifunctionele display te veranderen.Als de verlichting de zwakste (of felste)stand heeft bereikt, laat dan de knop losen druk deze vervolgens opnieuw in omde verlichting weer feller (of zwakker) telaten branden. Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte is bereikt.
07-10-2002
UW 206 CC IN DETAIL
44
Pijltjestoetsen: Met behulp van de pijltjestoetsen kan een item op het scherm worden geselecteerd. In het beginmenu kan met behulp van de toetsen "Omhoog" en "Omlaag" de lichtsterkte van het schermworden ingesteld. Door tijdens het navigeren op de pijltjestoets "links" of "rechts" te drukken wordt tijdelijk de volledige naamvan de straat weergegeven als deze gedeeltelijk bui-ten het scherm valt.
menu : het indrukken van deze toets geeft toegang tot hethoofdmenu. Deze toets kan op elk gewenst momentworden ingedrukt.
esc : escape-toets Kort indrukken: annuleren van de actuele handeling en terug naar het vorige scherm. Langer dan 2 seconden indrukken: terug naar begin- menu. Deze toets kan vanuit elk menu worden ingedrukt. Deze functie werkt niet tijdens het navigeren.
mod : mode-toetsKort indrukken: wisselen tussen weergave van datum,navigeren en de radio.
val : bevestigingstoetsBevestigen van de geselecteerde functie.
Type van de 2 batterijen: 1,5 V type LR03.
NAVIGATIESYSTEEM Presentatie Het navigatiesysteem helpt u door mid- del van beeld en geluid om de bestem-ming van uw keuze te bereiken. Het systeem berust op een bestand met cartografische gegevens en eenGPS-systeem (Global Positioning Sys-tem). Dit systeem bepaalt uw positiemet behulp van een aantal satellieten. Het navigatiesysteem bestaat uit de volgende onderdelen:
Ð de afstandsbediening,
Ð het display,
Ð de computer,
Ð de schakelaar voor het herhalen van het laatste gesproken bericht,
Ð de CD-rom.
Ð de multifunctionele antenne. De afstandsbedieningDoor de afstandsbediening op het display te richten kunnen de verschillende functies worden geselecteerd.
De afstandsbediening kan in een speciaal daarvoor bestemd vak in het dashboard-kastje worden opgeborgen.
Sommige functies of diensten in deze handleiding kunnen vari‘ren,afhankelijk van de gebruikte CD-romof het land van bestemming.
07-10-2002
UW 206 CC IN DETAIL
46
De computer Deze bevindt zich in het dashboardkastje. 1.
Toets voor het uitwerpen van de CD-rom.
2. CD-romspeler.
3. Controlelampje ON. Dit lampje geeft aan dat de computer AAN is.
4. Controlelampje CD. Dit lampje geeft aan dat er een CD-rom in de speler steekt.
5. Opbergvak voor de afstandsbediening. De schakelaar voor het herhalen van het laatstegesproken bericht
Als de knop op het uiteindevan de ruitenwisserschakelaarŽŽn keer wordt ingedrukt,wordt het laatste gesprokenbericht herhaald of eventueeleen nauwkeurigere kaartweergegeven in combinatiemet een gesproken bericht.
De CD-rom
Deze bevat alle cartografische gegevens.
De CD-rom moet met de bedruktezijde naar boven in de speler wordengestoken.
Gebruik alleen door PEUGEOT goedgekeurde CD-roms.
07-10-2002
Het gebruik van 'recordable' CD's kan storingen ver- oorzaken.
UW 206 CC IN DETAIL
64
ISOFIX-BEVESTIGINGEN De Isofix-bevestigingen zijn beschik-
baar voor de passagiersstoel v——r.Deze maken het mogelijk een
speci-
aal Isofix-kinderzitje , dat verkrijgbaar
is bij de PEUGEOT-servicepunten, teplaatsen. De sloten van het kinderzitje worden verankerd aan de speciale Isofixbevestigingspunten en zorgen zo vooreen veilige, degelijke en snelle monta-ge van het zitje. Voorin
moet voor kinderen vanaf de
geboorte tot 13 kg het kinderzitjetegen de rijrichting in worden geplaatstmet de stoel geheel naar vorengeschoven , zodat de rugleuning van
het kinderzitje tegen of zo dicht moge-lijk tegen het dashboard aan isgeplaatst. Het is in dit geval verplicht de air- bag aan passagierszijde uit te scha-kelen. Anders kan het kind bij het opbla- zen van de airbag levensgevaarlijkgewond raken. Eventueel kan het kinderzitje in de rij- richting worden geplaatst als er alandere kinderen op de achterbank zit-ten. Bevestig het kinderzitje met deIsofix-bevestigingen, de gordelbe-schermer van het kinderzitje en deveiligheidsgordel en zet de passa-giersstoel in de achterste stand. Deairbag aan passagierszijde hoeft niette worden uitgeschakeld. Een speciaal, goedgekeurd kinderzitje
is het KIDDY Isofix kinderzitje. Dit kanmet de rug in de rijrichting wordengeplaatst bij kinderen tot 13 kg en methet gezicht in de rijrichting in bij kinde-ren van 9 tot 18 kg. Dit kinderzitje kan ook worden beves- tigd op zitplaatsen die niet zijn voor-zien van Isofix-bevestigingen. Het is indat geval verplicht het zitje met de nor-male driepunts gordels op de stoel tebevestigen.
Volg bij het plaatsen van het kinder- zitje de gebruiksaanwijzing van defabrikant.
07-10-2002