Page 73 of 124

UW 206 CC IN DETAIL73
ELEKTRISCH BEDIENBAAR DAK Openen van het dak Zet de auto stil op een horizontale ondergrond.
Controleer of het afdekscherm 1is
vastgemaakt (er mogen geen voor- werpen op geplaatst zijn; eventuelebagage mag het afdekscherm nietomhoogdrukken).
Controleer of er geen voorwerpenop de hoedenplank geplaatst zijn.
Zet de auto stil , trek de handrem
aan en zet het contact in stand M.
Ontgrendel de twee haken
2 volledig ; deze handeling wordt
bevestigd door een geluidssignaal.
Trek aan knop 3tot het geluidssig-
naal aangeeft dat het dak volledigis geopend.
Tijdens het bedienen van het dak worden eerst de portierruiten en ver-volgens de achterzijruiten automatisch
geopend, het kofferdeksel wordt ge-opend en het dak wordt opgevouwenen opgeborgen in de bagageruimte,
waarna het kofferdeksel sluit en dehoedenplank wordt geplaatst. Opmerking: Na het openen of sluiten
van het dak kunnen de ruiten weer bediend worden.Storing in het systeem: wanneer de
beweging van het dak wordt onderbro- ken, klinkt een ononderbroken geluids-signaal: Laat de knop 3los en trek opnieuw
aan deze knop om het openen van het dak te voltooien.
Laat, wanneer de storing aanhoudt,het systeem controleren door een
PEUGEOT-servicepunt.
Het is raadzaam na regen of na het wassen van uw auto te wachtenmet het openen van het dak tot hetopgedroogd is.
07-10-2002
Page 74 of 124

UW 206 CC IN DETAIL
74
Sluiten van het dak
Zet de auto stil , trek de handrem
aan en zet het contact in stand M.
Druk op de knop 3tot het geluids-
signaal aangeeft dat het dak volledig is gesloten.
Tijdens het sluiten van het dak wordende portierruiten en de achterzijruitenautomatisch geopend, de hoeden-
plank wordt weggevouwen, het koffer-deksel wordt geopend, het dak wordtuitgevouwen en geplaatst, waarna het
kofferdeksel weer wordt gesloten. Vergrendel de twee haken 2.
Opmerking: Na het openen of sluiten
van het dak kunnen de ruiten weer bediend worden. Storing in het systeem: Wanneer de
beweging van het dak wordt onderbro-
ken, klinkt een ononderbrokengeluidssignaal: Laat de knop 3 los en druk deze
knop opnieuw in om het sluiten van het dak te voltooien.
Laat, wanneer de storing aanhoudt,het systeem controleren door een
PEUGEOT-servicepunt. Als tijdens het rijden een ononderbro-ken geluidssignaal klinkt, betekent dit
dat het dak en/of het kofferdeksel nietzijn vergrendeld:
Zet de auto stil en trek de handrem aan.
Open en sluit het dak volledig; volghierbij de instructies.
Laat, wanneer de storing aanhoudt,het systeem controleren door een
PEUGEOT-servicepunt. Bedien het dak niet wan-neer een bagagerek op hetkofferdeksel bevestigd enbeladen is.
Let erop dat er zich, tijdens hetopenen of sluiten van het dak,geen personen in de buurt van hetbedieningsmechanisme bevinden;hiermee wordt risico op letselvoorkomen. Laat bij gevaar de bedienings- knop los; het dak stopt directmet bewegen. Laat knop 3 nooit langdurig los en zet het contact niet af als het daknog niet volledig gesloten of geo-pend is.
Bij een eventuele elektrische of hydraulische storing kan het dak metde hand gesloten worden.
Wanneer de zijruiten niet geheel meer kunnen worden geopend is hetautomatisch openen of sluiten vanhet dak onmogelijk. Niettemin is hetmogelijk om het door middel van eenbijzondere procedure te sluiten. Raadpleeg de noodprocedures achterin dit boekje.
07-10-2002
Page 75 of 124

UW 206 CC IN DETAIL75
LICHTSCHAKELAAR
Verlichting v——r en achter Draai ring
Aom de verlichting in te
schakelen.
Lichten uit ParkeerlichtenDim-/grootlicht
Automatisch inschakelen van de verlichting Richtingaanwijzers
Links:Omlaag.
Rechts: Omhoog.
Overschakelen van dim- naargrootlicht
Trek de hendel naar u toe. Opmerking:
Als het contact is afgezet
en het bestuurdersportier wordt geo- pend, klinkt een geluidssignaal om aante geven dat de verlichting nog brandt. Mistlampen v——r en mistachterlichtDe mistlampen en het mistachterlicht worden ingeschakeld door de ring naarvoren te draaien en uitgeschakeld doorde ring Bnaar achteren te draaien. Het
branden wordt aangegeven door een ver-klikkerlampje op het instrumentenpaneel.
Mistlampen v——r (draai dering 1 stand naar voren).
Mistlampen v——r en mist-achterlicht (draai de ring2 standen naar voren).
Opmerking: Draai de ring twee standen
naar achteren om achtereenvolgens hetmistachterlicht en de mistlampen v——r tedoven. Bij helder of regenachtig
weer, zowel overdag als 'snachts, zijn de mistlampenv——r en het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebrui-kers en daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra ze niet meer nodig zijn.
07-10-2002
Page 76 of 124

UW 206 CC IN DETAIL
76
AUTOMATISCH INSCHAKELEN
VAN DE VERLICHTING Het parkeerlicht en het dimlicht wor- den automatisch ingeschakeld als delichtsterkte van de omgeving onvol-doende is en als de ruitenwissersonafgebroken wissen. De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving weervoldoende is of het wissen is gestopt. Opmerking:
Bij mist kan de lichtsen-
sor voldoende licht waarnemen en zul- len de lichten niet automatisch wordeningeschakeld. Bij de aflevering van de auto is dezefunctie ingeschakeld. In- of uitschakelenvan de functie:
Ð Zet het contact in de stand accessoi-
res (1e stand van de sleutel) of AAN,
Ð Houd het uiteinde van de lichtschake- laar minimaal 4 seconden ingedrukt.
Opmerking: Als het buiten donker is,
blijft de verlichting nadat het contact is afgezet nog ongeveer 45 secondenbranden.
De lichtsensor, gekoppeld aan de
regensensor, bevindt zich in hetmidden van de voorruit, achter debinnenspiegel. Deze sensor regeltde automatische verlichting. Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de functie is een geluidssignaal te horen en verschijnt demelding
"Automatische verlichting
aan" op het multifunctionele display.
Uitschakelen Het uitschakelen van de functie gaat zonder geluidssignaal of melding. Opmerking: De functie wordt tijdelijk
uitgeschakeld als de bestuurder de verlichting handmatig inschakelt. Bij een storing in de lichtsensor wordt
de functie ingeschakeld (de verlichting gaat aan). De bestuurder wordt gewaar-schuwd door een geluidssignaal en demelding "Defect in automatische ver-
lichting" op het multifunctionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepuntom het systeem te laten controleren.
07-10-2002
Page 77 of 124

UW 206 CC IN DETAIL77
Ruitensproeiers en koplampsproeiers
Trek de hendel naar u toe. De ruiten- sproeiers treden in werking en vervol-gens worden de ruitenwissers enigetijd ingeschakeld. De koplampsproeiers treden tegelijk met de ruitensproeiers gedurendetwee seconden in werking
indien de
dim-/grootlichten branden.
Werking In de stand
1of 2wordt, als de auto
stopt, de wissnelheid lager en zodra weer wordt weggereden, wordt de oor-spronkelijke wissnelheid weer aange-nomen. In de Intervalstand wordt de snelheid van de wissers aangepast aan derijsnelheid. In de stand AUTOwordt de snelheid
van de wissers aangepast aan de hoeveelheid neerslag. Nadat het contact meer dan een minuut is afgezet met de ruitenwisser-schakelaar in een bepaalde stand,dient deze functie weer geactiveerd teworden. Zet hiervoor de schakelaar in
een willekeurige stand en zet hem vervol-gens in de gewenste stand.
RUITENWISSERSCHAKELAAR Schakelaar met intervalstand Ruitenwissers v——r
2 Hoge snelheid (hevige neerslag).
1 Normale snelheid (matige neerslag).
I Interval.
0 Uit.
EŽn keer wissen (omlaagduwen). Schakelaar met automatischestand Ruitenwissers v——r
2 Hoge snelheid (hevige neerslag).
1 Normale snelheid (matige neerslag).
AUTO Automatisch wissen.
0 Uit.
EŽn keer wissen (omlaagduwen).
07-10-2002
Page 78 of 124
UW 206 CC IN DETAIL
78
Zet het contact uit als de auto gewassen wordt in een was-straat of controleer of deschakelaar niet in de stand
voor automatisch wissen staat.
Wacht 's winters met het inschake-len van het automatisch wissen totde voorruit ontdooid is.
Automatische ruitenwissers In de stand
AUTOwerkt de ruitenwis-
ser automatisch en wordt de snelheid
van de wissers aan de hoeveelheid neerslag aangepast .
Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de automati- sche ruitenwissers verschijnt de mel-ding "Automatisch wissen aan" op
het multifunctionele display. In het geval van een storing wordt
de bestuurder gewaarschuwd met een geluidssignaal en de melding "Sto-
ring automatische ruitenwissers"
op het multifunctionele display. In het geval van een storing werken
de ruitenwissers als de schakelaar in de stand AUTOstaat in de interval-
stand.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt om het systeem te laten controleren.
07-10-2002
Page 79 of 124
UW 206 CC IN DETAIL79
BOORDCOMPUTER
Als de knop op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaarmeermaals wordt inge-
drukt, worden achtereenvolgens aangegeven:
Display B
Ð de actieradius,
Ð de afgelegde afstand,
Ð het gemiddelde verbruik,
Ð het momentele verbruik,
Ð de gemiddelde snelheid. Op 0 zetten Druk meer dan 2 seconden op de knop. Display C
Ð het momentele verbruik en de actieradius;
Ð het gemiddelde verbruik, de afgelegde afstand en de
gemiddelde snelheid berekend over een periode "1";
Ð het gemiddelde verbruik, de afgelegde afstand en de gemiddelde snelheid berekend over een periode "2".
De periodes "1"en "2" worden bepaald door de frequentie
waarmee de teller op nul gezet wordt. Zo kan de periode "1" gelden voor een dagelijks verbruik en de periode "2"
voor een gemiddeld verbruik over een maand.
Op 0 zetten Druk de knop meer dan 2 seconden in zodra de gewenste periode wordt aangegeven.
07-10-2002
Page 80 of 124

UW 206 CC IN DETAIL
80
Actieradius In deze stand geeft de computer het aantal kilometers dat met de resteren-de hoeveelheid brandstof gereden kanworden. Opmerking:
dit getal kan verhoogd
worden door een verandering in de rijstijl of van het landschap, met alsgevolg een aanzienlijke verlagingvan het momenteel verbruik. Als de resterende hoeveelheid brandstof in de tank minder is dan
3 liter, branden er slechts 3 streep-
jes op de display.
Momenteel verbruik Dit is het verbruik dat geregistreerd is tijdens de laatste 2 seconden.Deze informatie verschijnt alleenals er met een snelheid hoger dan20 km/h wordt gereden. Gemiddeld verbruik Het gemiddelde verbruik is de ver- houding tussen de verbruiktebrandstof en het aantal afgelegdekilometers sinds de laatste nulstel-
ling van de boordcomputer.
Gemiddelde snelheid De gemiddelde snelheid wordt ver- kregen door de sinds de laatste nul-stelling afgelegde afstand te delendoor de tijd dat de auto in gebruik is(contact aan). Afgelegde afstand In deze stand geeft de boordcompu- ter de afgelegde afstand sinds delaatste nulstelling aan. Na het op nul stellen van de boord- computer is de weergegeven actier-
adius pas na enige tijd betrouwbaar.
Raadpleeg een PEUGEOT-service- punt wanneer er tijdens het rijdenhorizontale streepjes op de displayverschijnen, in plaats van cijfers.
07-10-2002