Page 41 of 103

5-1
5
DAU00372
5-BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN
DAU00373
WAARSCHUWING
@ l
Leer de motorfiets goed kennen, al-
vorens ermee te gaan rijden. Maak
uzelf vertrouwd met alle bedie-
ningsorganen alvorens op te stap-
pen en weg te rijden. Als er iets niet
geheel duidelijk is, raadpleeg dan
uw Yamaha dealer.
l
Laat de motor nooit langere tijd in
een afgesloten ruimte draaien. De
uitlaatgassen zijn bijzonder giftig
en kunnen binnen zeer korte tijd lei-
den tot bewusteloosheid en dood.
Zorg altijd voor een goede ventila-
tie.
l
Kontroleer alvorens weg te rijden
altijd of de zijstandaard is opge-
klapt. Een neergeklapte, of gedeel-
telijk opgeklapte, zijstandaard kan
leiden tot bijzonder ernstige onge-
lukken.
@
DAU01627
Starten van de motorOPMERKING:@ Deze motorfiets is uitgerust met een onder-
brekingssysteem voor de ontsteking en
voor het startcircuit.
De motor kan alleen gestart worden onder
een van de volgende omstandigheden:l
de versnelling in zijn vrij staat.
l
de zijstandaard opgeklapt is en er is
een versnelling ingeschakeld terwijl de
koppeling los staat.
Rijd nooit met de motorfiets als de zijstan-
daard is uitgeklapt.
@
DW000054
WAARSCHUWING
@ Lees de informatie over de onderbre-
kingscircuits van de zijstandaard en van
de koppeling nog eens aandachtig door
(zie blz. 3-20), alvorens de onderstaande
stappen uit te voeren. @
D_4sv_Operation.fm Page 1 Tuesday, August 31, 1999 12:00 PM
Page 42 of 103
BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN
5-2
5
CF-28D
DRAAI DE KONTAKTSLOT-SCHAKELAAR
NAAR “ON” EN DE MOTORSTOPSCHAKELAAR
NAAR “ ”.
DRUK OP STARTSCHAKELAAR. DE MOTOR
SLAAT AAN.KLAP DE ZIJSTANDAARD OMHOOG EN SCHA-
KEL EEN VERSNELLING IN.
ER IS EEN VERSNELLING INGESCHAKELD EN
DE ZIJSTANDAARD IS OPGEKLAPT:TREK DE KOPPELINGSHENDEL IN EN START
MOTOR MET DE STARTSCHAKELAAR. DE
MOTOR SLAAT AAN.
U KUNT MET DE MOTORFIETS RIJDEN.
U KUNT MET DE MOTORFIETS RIJDEN.
DE VERSNELLING STAAT IN VRIJ EN DE ZIJ-
STANDAARD IS NEERGEKLAPT:
D_4sv_Operation.fm Page 2 Tuesday, August 31, 1999 12:00 PM
Page 43 of 103

BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN
5-3
5
1. Draai de kontaktslot-schakelaar naar
“ON” en de motorstop-schakelaar
naar “ ”.
DC000035
LET OP:@ Als het brandstofnivo-waarschuwings-
lampje oplicht, kontroleer het brandstof-
nivo dan. Vul, indien noodzakelijk, de
tank met benzine bij. @2. Zet de versnelling in vrij.OPMERKING:@ Als de versnelling in vrij staat, dient het vrij-
stand-kontrolelampje op te lichten. Als het
kontrolelampje niet oplicht, raadpleeg dan
een Yamaha dealer voor kontrole. @3. Zet de chokeknop (choke) geheel
open en draai de gashendel volledig
dicht.
4. Start de motor door de startschakelaar
in te drukken.
OPMERKING:@ Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, laat
de startschakelaar dan los, wacht enkele
sekonden en probeer het nogmaals. Om de
accu te sparen, dient u de startmotor nooit
langer dan 10 sekonden achtereen te laten
draaien. @
DC000036
LET OP:@ Het oliepeil-kontrolelampje en het
brandstofnivo-waarschuwingslampje
dienen op te lichten als de startschake-
laar wordt ingedrukt en dienen weer te
doven als de startschakelaar wordt los-
gelaten. Als het oliepeil-kontrolelampje
knippert of op blijft lichten, stop de mo-
tor dan onmiddellijk. Kontroleer het olie-
peil en kontroleer op olielekkage. Vul,
indien noodzakelijk, olie bij. Start de mo-
tor nogmaals en kijk of het oliepeil-
kontrolelampje uitgaat. Als het oliepeil-
kontrolelampje niet uitgaat, vraag uw
Yamaha dealer dan om dit te inspekte-
ren. @
5. Als de motor eenmaal loopt, zet u de
chokeknop (choke) voor de helft terug.OPMERKING:@ Voor een lange levensduur van de motor
dient u de motor voor wegrijden warm te la-
ten lopen. Geef nooit vol gas als de motor
nog koud is. @6. Als de motor volledig is opgewarmd,
zet u de chokeknop (choke) helemaal
dicht.OPMERKING:@ De motor is voldoende opgewarmd als
deze goed op de gashendel reageert wan-
neer de chokeknop (choke) volledig uit
staat. @
D_4sv_Operation.fm Page 3 Tuesday, August 31, 1999 12:00 PM
Page 44 of 103

BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN
5-4
5
DAU01258
Starten van een warme motorAls de motor warm is, hoeft u de chokeknop
(choke) niet te gebruiken.
DC000046
LET OP:@ Alvorens de motorfiets voor de eerste
maal te gebruiken, is het raadzaam de
paragraaf “Inrijden” aandachtig door te
lezen. @
DAU00423
SchakelenDe versnellingsbak regelt de overbrengver-
houding tussen de motor en het achterwiel,
m.a.w. het vermogen dat u naar het achter-
wiel kunt overbrengen, bij een gegeven
snelheid. Zorg dat u de juiste versnelling
kiest voor wegrijden, accelereren en het be-
klimmen en afdalen van heuvels.
Om de versnelling in zijn vrij te zetten, drukt
u het versnellingspedaal meermalen om-
laag totdat het niet verder kan, en vervol-
gens laat u het pedaal iets opkomen.
DC000048
LET OP:@ l
Rijd niet al te lange tijd met uitge-
schakelde motor een heuvel af en
sleep de motorfiets niet over al te
lange afstanden. Zelfs met de ver-
snelling in vrij, wordt de overbren-
ging alleen maar goed gesmeerd
als de motor draait. Een slechte
smering kan leiden tot beschadi-
ging van de overbrenging.
l
Schakel nooit over of terug zonder
de koppeling te gebruiken. De mo-
tor, de versnelling en de aandrij-
ving zijn niet ontworpen voor het
opvangen van schokken veroor-
zaakt door schakelen zonder kop-
peling, en kunnen hierdoor
beschadigd worden.
@
1. Versnellingspedaal
N. Vrijstand
D_4sv_Operation.fm Page 4 Tuesday, August 31, 1999 12:00 PM
Page 45 of 103

BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN
5-5
5
DAU02941
Aanbevolen snelheden voor op-
en terugschakelen (alleen voor
Zwitserland)In de onderstaande tabel vindt u de aanbe-
volen snelheden voor het omschakelen tus-
sen de verschillende versnellingen.CF-25DOPMERKING:@ Als u in één keer van de vierde naar de
tweede versnelling schakelt, zorg dan dat
de snelheid van uw motorfiets niet boven
de 35 km/h ligt. @
DAU00424
Tips voor het beperken van het
benzineverbruikHet benzineverbruik van uw motorfiets
hangt voor een groot deel af van uw rijstijl.
Hieronder volgen enkele tips voor het be-
perken van het benzineverbruik:l
Laat de motor warmdraaien voordat u
wegrijdt.
l
Zet de chokeknop (choke) zo snel mo-
gelijk in de uit-stand terug.
l
Schakel vlot door naar een hogere
versnelling en laat de motor tijdens het
accelereren niet teveel toeren maken.
l
Geef geen gas tussen het schakelen
door (dubbel-clutch) of tijdens het te-
rugschakelen en vermijd hoge toeren-
tallen bij onbelaste motor.
l
Zet de motor af in plaats van deze
lang stationair te laten draaien tijdens
het wachten voor een stoplicht, een
spoorwegovergang e.d..
DAU00436
InrijdenDe meest belangrijke periode voor de pres-
taties en de levensduur van uw motorfiets
zijn de eerste 1.000 km. Lees de onder-
staande paragraaf aandachtig door en volg
de aanwijzingen hiervan op. Aangezien de
motor nieuw is, dient u deze de eerste
1.000 km niet al te zwaar te belasten. De
motor-onderdelen dienen zich naar elkaar
te zetten en zich harmonieus aan elkaar
aan te passen. Tijdens de inrijperiode dient
u lange tijd met vol gas rijden en andere
omstandigheden die kunnen leiden tot te
zware belasting/verhitting van de motor, te
vermijden.
Aanbevolen snelheid
(km/h)
1-ste®
2-de
2-de®
3-de
3-de®
4-de
4-de®
5-de23
36
50
60
D_4sv_Operation.fm Page 5 Tuesday, August 31, 1999 12:00 PM
Page 46 of 103

BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN
5-6
5
DAU00440
Van 0 tot 150 km
Laat het toerental niet boven de 5.000 tpm
uitkomen. Zet de motor na ongeveer 1 uur
uit en laat deze 5 à 10 minuten afkoelen.
Varieer, tijdens het rijden, de snelheid van
de motorfiets.
Van 150 tot 500 km
Laat het toerental niet boven de 6.000 tpm
uitkomen. Laat de motorfiets soepel door
alle versnellingen heen accelereren, echter
zonder vol gas te geven.
500 tot 1.000 km
Vermijd langdurig met vol gas rijden. Laat
het motortoerental niet al te lang boven de
7.000 tpm komen.
DC000052
LET OP:@ Ververs na de eerste 1.000 km de mo-
torolie en vervang het oliefilter. @
1.000 km en verder
U kunt vol gas rijden.
DC000053
LET OP:@ l
Laat de wijzer van de toerenteller
nooit in de rode zone komen.
l
Mochten er zich moeilijkheden met
de motor voordoen tijdens de inrij-
periode, raadpleeg dan onmiddel-
lijk u Yamaha dealer.
@
DAU00460
ParkerenAls u de motorfiets parkeert, zet de motor
dan af en verwijder de sleutel uit het
kontaktslot.
DW000058
WAARSCHUWING
@ De uitlaatpijp en het samenstel worden
bijzonder heet. Parkeer de motorfiets op
een plek waar spelende kinderen en
voorbijgangers zich niet kunnen bran-
den aan de uitlaat. Parkeer de motorfiets
niet op een helling of op een zachte on-
dergrond, aangezien de kans bestaat dat
deze omvalt. @
D_4sv_Operation.fm Page 6 Tuesday, August 31, 1999 12:00 PM
Page 47 of 103
D_4sv_Operation.fm Page 7 Tuesday, August 31, 1999 12:00 PM
Page 48 of 103

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES
6
Gereedschapsset .................................................. 6-1
Periodiek onderhoud en eenvoudige reparaties .... 6-2
Verwijderen en aanbrengen van
stroomlijnkappen ................................................. 6-5
Stroomlijnkap A ..................................................... 6-5
Stroomlijnkap B ..................................................... 6-5
Stroomlijnkap C ..................................................... 6-6
Bougies ................................................................. 6-7
Motorolie ................................................................ 6-9
Koelvloeistof ........................................................ 6-11
Luchtfilter ............................................................. 6-12
Afstelling van de carburateur ............................... 6-14
Afstelling stationair toerental ............................... 6-15
Kontroleren van de vrije speling van de
gaskabel ............................................................ 6-15
Afstellen van de klepspeling ................................ 6-16
Banden ................................................................ 6-16
Wielen ................................................................. 6-19
Afstelling van de remlicht-schakelaar .................. 6-19
Kontrole van de remvoeringen voor en achter ..... 6-20
Kontrole van het remvloeistofpeil......................... 6-21
Verversen van de remvloeistof ............................ 6-22
Kontrole van de kettingspanning ......................... 6-23
Afstellen van de kettingspanning ......................... 6-23Smering van de ketting ........................................6-24
Inspektie en smering van de kabels ....................6-24
Smeren van het rempedaal en
versnellingspedaal .............................................6-24
Smeren van de voorremhendel en
koppelingshendel ...............................................6-25
Smering van de zijstandaard ...............................6-25
Smering van de achterwiel-ophanging ................6-25
Inspektie van de voorvork ....................................6-26
Inspektie van de stuurinrichting ...........................6-26
Wiellagers ............................................................6-27
Accu .....................................................................6-27
Vervangen van zekeringen...................................6-28
Vervangen van de gloeilamp van de koplamp .....6-29
Vervangen van de gloeilamp van het
achterlich/remlicht ..............................................6-30
Vervangen van de gloeilamp van de
richtingaanwijzer ................................................6-30
Verwijderen van het voorwiel ...............................6-31
Installeren van het voorwiel .................................6-31
Demonteren van het achterwiel ...........................6-32
Monteren van het achterwiel ................................6-33
Verhelpen van storingen ......................................6-34
Lijst voor het opsporen van storingen ..................6-35
D_4sv_PeriodicTOC.fm Page 1 Tuesday, August 31, 1999 12:00 PM