Page 17 of 86

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN SCHAKELAARS
3
3-5
DAU00152
Koppelingshendel
De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppe-
len. Laat de hendel los om de koppeling
aan te laten grijpen. Voor een soepele
werking van de koppeling moet de hendel
snel aangetrokken worden en langzaam
worden losgelaten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-10 voor
uitleg over het startspersysteem.)
1
1. Koppelingshendel
DAU00157
Schakelpedaal
Het schakelpedaal bevindt zich aan de
linkerzijde van de motor en wordt in com-
binatie met de koppelingshendel gebruikt
bij het schakelen van de versnellingen
van de 5-traps constantmeshbak op deze
motorfiets.
1 N12 3 4 5
1
1. Schakelpedaal
N. Vrijstand
DAU00158
Remhendel
De remhendel bevindt zich aan de rech-
terstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de voorrem te bekrachtigen.
1
1. Remhendel
5JX-9-D0 (DUTCH) 4/10/0 1:30 AM Page 15
Page 18 of 86
3-6
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN SCHAKELAARS
3
DAU00162
Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich aan de rech-
terzijde van de motorfiets. Trap op het
rempedaal om de achterrem te bekrachti-
gen.
1. Rempedaal
1
DAU03235*
Brandstoftankdop
Verwijderen van de tankdop
Steek de sleutel in het slot en draai een
kwartslag rechtsom. Het slot wordt ont-
grendeld en de tankdop kan worden ver-
wijderd.
Aanbrengen van de tankdop
1. Druk de tankdop in positie met de
sleutel in het slot.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor-
spronkelijke stand en neem hem dan
uit.
1. Ontgrendelen
1OPMERKING:
De tankdop kan alleen worden aange-
bracht met de sleutel in het slot.
Bovendien kan de sleutel niet worden uit-
genomen als de tankdop niet correct aan-
gebracht en vergrendeld is.
DWA00025*
X@
Controleer of de tankdop correct is
aangebracht alvorens te gaan rijden.
5JX-9-D0 (DUTCH) 4/10/0 1:30 AM Page 16
Page 19 of 86

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN SCHAKELAARS
3
3-7
DAU01183
Brandstof
Controleer of voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is. Vul de brand-
stoftank tot onderaan de vulpijp, zoals
getoond in de afbeelding.
DW000130
X@
8Overvul de brandstoftank niet,
anders zal benzine uitstromen als
deze warm wordt en uitzet.
8Mors geen brandstof op een heet
motorblok.
1. Vulslang
2. Brandstofnivo
DAU00185
<>
Veeg gemorste brandstof direct af met
een schone, droge en zachte doek, de
brandstof kan immers schade toebren-
gen aan de lak of aan kunststof onder-
delen.
DAU00191
OPMERKING:
Als de motor gaat detoneren (pingelen),
gebruik dan brandstof van een ander
merk of met een hoger octaangetal.
1
2
Aanbevolen brandstof:
Normale loodvrije brandstof met
een octaangetal (RON) van
minstens 91.
Inhoud brandstoftank:
Totale hoeveelheid:
11 L
Reservehoeveelheid:
3,4 L
DAU03236
Brandstofkraan
Deze motorfiets is uitgerust met een
brandstofkraan die werkt met onderdruk.
Via de brandstofkraan wordt de brandstof
van de tank naar de carburateurs
gevoerd en bovendien gefilterd.
De standen van de hendel van de brand-
stofkraan worden als volgt toegelicht en
getoond in de afbeeldingen.
ON
Met de hendel van de brandstofkraan in
deze stand stroomt brandstof naar de
carburateur terwijl de motor draait. Draai
de hendel van de brandstofkraan naar
deze stand om de motor te starten en te
gaan rijden.
1. Pijlteken in de “ON” stand
1
ON: normale stand
5JX-9-D0 (DUTCH) 4/10/0 1:30 AM Page 17
Page 20 of 86

3-8
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN SCHAKELAARS
3
RES
Dit is de reservestand. Met de hendel van
de brandstofkraan in deze stand is de
reservehoeveelheid brandstof beschik-
baar. Draai de hendel van de brandstof-
kraan snel naar deze stand als u tijdens
het rijden zonder brandstof komt te staan,
anders kan de motor afslaan en moet de
brandstoftoevoer opnieuw worden geacti-
veerd (zie onder “PRI”). Nadat de hendel
van de brandstofkraan naar “RES” is
gedraaid, moet zo snel mogelijk brandstof
worden bijgetankt, vergeet daarna niet de
hendel van de brandstofkraan weer terug
naar “ON” te draaien!
1. Pijlteken in de “RES” stand
1
PRI
Dit is de stand voor het opnieuw activeren
van de brandstoftoevoer. Met de hendel
van de brandstofkraan in deze stand
wordt de brandstoftoevoer naar de motor
op druk gebracht. Draai de hendel van de
brandstofkraan in deze stand nadat de
motor zonder brandstof is komen te
staan. De brandstof stroomt dan rechtst-
reeks naar de carburateur, waardoor star-
ten wordt vergemakkelijkt. Vergeet na
starten van de motor niet de brandstof-
kraan weer naar “ON” te draaien (of naar
“RES” als u nog niet heeft bijgetankt).
1. Pijlteken in de “PRI” stand
1
RES: reserve-standPRI: prime-stand
DAU02976
Chokehendel “1”
Voor het starten van een koude motor is
een rijker lucht/brandstof mengsel nodig;
via de startcarburateur (choke) wordt dit
mengsel geleverd.
Beweeg de hendel in de richting aom de
startcarburateur (choke) aan te zetten.
Beweeg de hendel in de richting bom de
startcarburateur (choke) uit te zetten.
1. Chokehendel “1”
1a
b
5JX-9-D0 (DUTCH) 4/10/0 1:30 AM Page 18
Page 21 of 86

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN SCHAKELAARS
3
3-9
DAU00260
Helmbevestiging
Steek de sleutel in het slot en draai deze
dan zoals getoond om de helmbevesti-
ging te openen.
Vergrendel de helmbevestiging door deze
in de oorspronkelijke positie te plaatsen
en dan de sleutel uit te nemen.
DW000030
X@
Rijd nooit met een helm bevestigd aan
de helmbevestiging, de helm kan zo
voorwerpen raken waardoor de machi-
ne mogelijk onbestuurbaar wordt en
een ongeval niet uitgesloten is.
1. Helmbevestiging
2. Openen
1
2
DW000040
X@
Geef beide vorkpoten steeds dezelfde
instelling, anders kan slecht wegge-
drag en verminderde rijstabiliteit het
gevolg zijn.
Stel de veervoorspanning als volgt af.
Draai elke stelring in de richting aom de
veervoorspanning te verhogen en zo de
vering stugger te maken. Draai elke stel-
ring in de richting bom de veervoor-
spanning te verlagen en zo de vering
zachter te maken.
OPMERKING:
Zet de gewenste inkeping in de stelring
tegenover de positie-indicator op de
schokdemper.
DAU00300
Afstellen van de
schokdemperunits
Elke schokdemper is uitgerust met een
stelring voor veervoorspanning.
DC000015
<>
Probeer nooit een stelmechanisme
voorbij de maximum- of minimumin-
stelwaarden te verdraaien.
1. Veervoorbelasting-instelring
2. Positiemarkering
1
2
3
4
5
b
a
2
1
Minimum (zacht)Stan-
daardMaximum (stug)
Stand
afsteller1 2 345
5JX-9-D0 (DUTCH) 4/10/0 1:30 AM Page 19
Page 22 of 86

3-10
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN SCHAKELAARS
3
DAU00330
Zijstandaard
De zijstandaard bevindt zich aan de lin-
kerzijde van het frame. Trek of druk de
zijstandaard met uw voet omhoog of
omlaag terwijl u de motorfiets verticaal
houdt.
OPMERKING:
De ingebouwde sperschakelaar voor de
zijstandaard maakt deel uit van het starts-
persysteem, dat in bepaalde situaties de
werking van het ontstekingssysteem blok-
keert. (Zie hierna voor een nadere uitleg
over het startspersysteem.)
DW000044
X@
Met de motorfiets mag nooit worden
gereden terwijl de zijstandaard omlaag
staat of niet behoorlijk kan worden
opgetrokken (of niet omhoog blijft),
anders kan de zijstandaard de grond
raken en zo de motorrijder afleiden,
waardoor de machine mogelijk onbe-
stuurbaar wordt. Het Yamaha starts-
persysteem is ontworpen om de
motorrijder te helpen bij zijn verant-
woordelijkheid de zijstandaard op te
trekken alvorens weg te rijden.
Controleer dit systeem daarom regel-
matig zoals hierna beschreven en laat
repareren door een Yamaha dealer als
de werking niet naar behoren is.
DAU00331
Startspersysteem
Het startspersysteem (waarvan de sper-
schakelaar voor de zijstandaard, de sper-
schakelaar voor de koppelingshendel en
de vrijstandschakelaar deel uitmaken)
heeft de volgende functies.
8Het verhindert starten wanneer de
versnellingsbak in een versnelling
geschakeld is en de zijstandaard is
opgetrokken, terwijl de koppelings-
hendel niet is aangetrokken.
8Het verhindert starten wanneer de
versnellingsbak in een versnelling
geschakeld is en de koppelingshen-
del is aangetrokken, terwijl de
zijstandaard nog omlaag staat.
8Het schakelt een draaiende motor af
zodra de zijstandaard omlaag
beweegt.
Controleer de werking van het startsper-
systeem regelmatig, hanteer daarbij de
volgende werkwijze.
DW000045
X@
Als zich een storing voordoet, vraag
dan alvorens te gaan rijden een
Yamaha dealer het systeem te contro-
leren.
5JX-9-D0 (DUTCH) 4/10/0 1:30 AM Page 20
Page 23 of 86

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN SCHAKELAARS
3
3-11
Terwijl de motor uit staat:
1. Klap de zijstandaard omlaag.
2. Zorg dat de motorstopschakelaar op Ò
#Ó staat.
3. Draai de contactsleutel naar ÒONÓ.
4. Zet de versnelling in zÕn vrij.
5. Druk op de startschakelaar.
Start de motor?
Er kan iets mis zijn met de vrijloopschakelaar.
Rijd niet met de motorfiets totdat deze is
gecontroleerd door een Yamaha dealer.
Terwijl de motor nog loopt:
6. Klap de zijstandaard omhoog.
7. Trek de koppelingshendel in.
8. Schakel naar de eerste versnelling.
9. Klap de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
Nadat de motor is afgeslagen:
10. Klap de zijstandaard omhoog.
11. Trek de koppelingshendel in.
12. Druk op de startschakelaar.
Start de motor?
Er kan iets mis zijn met de
zijstandaardschakelaar.
Rijd niet met de motorfiets totdat deze is
gecontroleerd door een Yamaha dealer.
Er kan iets mis zijn met de
koppelingsschakelaar.
Rijd niet met de motorfiets totdat deze is
gecontroleerd door een Yamaha dealer.
OPMERKING:
Deze controle werkt het best wanneer de motor
al is opgewarmd.
JA NEE
Alles is in orde. U kunt met de motorfiets gaan rijden.
JA NEE
JA NEE
5JX-9-D0 (DUTCH) 4/10/0 1:30 AM Page 21
Page 24 of 86

DAU01114
CONTROLES VOOR HET STARTEN
1
2
3
4
5
6
7
8
9
4-1
De eigenaar is verantwoordelijk voor de conditie van de machine. Vitale onderdelen kunnen bij blootstelling aan weer en wind vrij snel
en onverwachts achteruitgaan, ook als de machine niet wordt gebruikt. Eventuele schade, vloeistoflekkage of het wegvallen van de
bandspanning kan ernstige gevolgen hebben. Het is daarom van belang om voorafgaand aan elke rit een visuele inspectie uit te voe-
ren en bovendien de volgende punten te controleren.
DAU00340
Controlelijst voor gebruik
ONDERDEEL KONTROLE BLZ.
Voorrem9
Kontroleer werking, vrije slag en vloeistofniveau. Kontroleer op vloeistoflekkage.9Indien nodig, DOT 4 remvloeistof bijvullen.3-5, 6-20–6-21, 6-23–6-25
Achterrem9Kontroleer op soepele werking en vrije slag.
3-6, 6-21–6-23
9Indien noodzakelijk afstellen.
Koppeling9Kontroleer op soepele werking en vrije slag.
3-5, 6-19–6-20
9Indien nodig, afstellen.
Gasgreep en behuizing9Kontroleer op soepele werking.
6-15
9Indien nodig, smeren.
Motorolie9Kontroleer oliepeil.
6-9–6-10
9Indien nodig, olie bijvullen.
Ketting9Kontroleer kettingspanning en algehele toestand.
6-25–6-27
9Indien nodig, afstellen.
Wielen en banden9Kontroleer op slijtage, beschadiging en degelijk vastzittende spaken.
6-16–6-19
9Kontroleer bandenspanning.
Bevestigings- en meterkabels9Kontroleer op soepele werking.
6-28
9Indien nodig, smeren.
Bevestigings- en9Kontroleer op soepele werking.
6-28
schakelpedaalas9Indien nodig, smeren.
Werking van rem- en 9Kontroleer op soepele werking.
6-29
koppelingshendel9Indien nodig, smeren.
5JX-9-D0 (DUTCH) 4/10/0 1:30 AM Page 22