• Het systeem oordeelt op basis van de
deceleratie van de auto dat het om
een noodstop gaat.
Automatisch uitschakelen van
noodstopsignaal
Het noodstopsignaal wordt in de
volgende situaties uitgeschakeld:
• De alarmknipperlichten worden
ingeschakeld
• Het systeem oordeelt op basis van de
deceleratie van de auto dat het niet
om een noodstop gaat
WAARSCHUWING!
Het ABS werkt niet effectief als
• De maximale grip van de banden
overschreden wordt (bijvoorbeeld
versleten banden op een weg die
bedekt is met sneeuw).
• Er sprake is van aquaplaning bij hoge
snelheid op een nat of glad wegdek.
De remweg met ABS in werking kan
langer zijn dan onder normale
omstandigheden
Het ABS is niet ontworpen om de
remweg van de auto te verkorten. Houd
altijd voldoende afstand tot uw
voorligger, met name in de volgende
gevallen:
• Als wordt gereden op wegen met
grind, zand en dergelijke, of op
besneeuwde wegen
• Als wordt gereden met
sneeuwkettingen
• Bij het rijden over oneffenheden in
het wegdek
• Als wordt gereden over wegen met
diepe gaten of andere grote
oneffenheden
De TRC/VSC werkt mogelijk niet
effectief als
Het insturen van de juiste richting en
het overbrengen van de aandrijfkracht
kunnen op een gladde weg niet onder
alle omstandigheden gerealiseerd
worden, zelfs niet als het
WAARSCHUWING!(Vervolg)
TRC/VSC-systeem in werking is. Rijd
voorzichtig met de auto onder
omstandigheden waarbij de stabiliteit
en de aandrijfkracht verloren kunnen
gaan.
Hill Start Assist Control werkt niet
effectief als
• Vertrouw niet uitsluitend op de Hill
Start Assist Control. De Hill Start
Assist Control werkt mogelijk niet
effectief op steile hellingen en op
met ijs bedekte wegen.
• In tegenstelling tot de parkeerrem is
de Hill Start Assist Control niet
bedoeld om de auto gedurende
langere tijd op zijn plaats te houden.
Gebruik de Hill Start Assist Control
niet om de auto op een helling op zijn
plaats te houden omdat dat kan
leiden tot een ongeval.
Als TRC/ABS/VSC is geactiveerd
Het controlelampje Traction Control
knippert. Rijd altijd voorzichtig.
Roekeloos rijgedrag kan leiden tot
ongevallen. Wees bijzonder voorzichtig
als het controlelampje knippert.
Als TRC/VSC is uitgeschakeld
Wees zeer voorzichtig en pas uw
snelheid aan de conditie van het
wegdek aan. Schakel de TRC en de VSC
alleen in geval van nood uit, aangezien
deze systemen zorgdragen voor de
voertuigstabiliteit en het
aandrijfvermogen.
Secondary Collision Brake
Vertrouw niet uitsluitend en alleen op
de Secondary Collision Brake. Dit
systeem is ontworpen om te helpen de
kans op verdere schade ten gevolge
van een tweede aanrijding te
verkleinen, maar het effect is
afhankelijk van diverse
omstandigheden. Te veel vertrouwen
op het systeem kan dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg hebben.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
212
• Weer inschakelen van het geluid
Het dempen wordt in de volgende
situaties automatisch geannuleerd:
– Als de selectiehendel in een andere
stand wordt gezet
– Als de rijsnelheid hoger wordt dan
een bepaalde snelheid.– Als de Toyota Parking Assist-sensor
eenmaal wordt uitgeschakeld en
weer wordt ingeschakeld
– Als het contact eenmaal UIT en weer
AAN wordt gezet
– Wanneer een sensor defect is
We
ergave sensorsignalering, afstand tot object (auto's zonder Parking Support Brake)
Weergave afstand
DisplayGlobale afstand tot object
Hoeksensor voor Hoeksensor achter
Ver weg 50 cm - 42,5 cm 60 cm - 45 cm
↨42,5 cm - 35 cm 45 cm - 35 cm
35cm-28cm 35cm-28cm
Dichtbij Minder dan 28 cm Minder dan 28 cm
Werking zoemer en afstand tot een
object
Een zoemer klinkt als de sensoren in
werking zijn.
• De geluidssignalen volgen elkaar
sneller op naarmate de auto dichter bij
het object komt. Als de auto het object
genaderd is tot de volgende afstand,
klinkt er een continu geluidssignaal:
ongeveer 35 cm.• Als er gelijktijdig 2 of meer objecten
worden gesignaleerd, reageert
het zoemersysteem op het
dichtstbijzijnde object. Als een of
beide obstakels dichter bij de auto
komen dan hierboven vermeld staat,
klinkt er een langdurig piepsignaal,
gevolgd door elkaar snel opvolgende
piepsignalen.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
219
4
Rijden
Detectiebereik van de sensoren (auto's
zonder Parking Support Brake)1Ongeveer 50 cm
2Ongeveer 60 cm
Het schema toont het detectiebereik van
de sensoren. Houd er rekening mee dat
de sensoren geen objecten kunnen
signaleren die zich extreem dicht bij de
auto bevinden.
Het bereik van de sensoren kan
verschillend zijn, afhankelijk van
bijvoorbeeld de vorm van het object.
Weergave sensorsignalering, afstand tot object (auto's met Parking Support Brake)
Weergave afstand
DisplayGlobale afstand tot object
Binnenste sensoren voor
en achterHoeksensoren voor en
achter
Ver wegBinnenste sensor voor:
100cm-60cm
Binnenste sensor achter:
150cm-60cm—
↨60cm-45cm 60cm-45cm45cm-30cm 45cm-30cm
30cm-15cm 30cm-15cm
Dichtbij Minder dan 15 cm Minder dan 15 cm
Werking zoemer en afstand tot een
object
Een zoemer klinkt als de sensoren in
werking zijn.
• De geluidssignalen volgen elkaar
sneller op naarmate de auto dichter bijhet object komt. Als de auto het object
genaderd is tot de volgende afstand,
klinkt er een continu geluidssignaal:
ongeveer 30 cm.
• Als er gelijktijdig 2 of meer objecten
worden gesignaleerd, reageert het
zoemersysteem op het
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
220
dichtstbijzijnde object. Als een of
beide obstakels dichter bij de auto
komen dan hierboven vermeld staat,
klinkt er een langdurig piepsignaal,
gevolgd door elkaar snel opvolgende
piepsignalen.
• Functie automatisch dempen zoemer:
Als, terwijl de zoemer klinkt, de
afstand tussen de auto en het
gesignaleerde object niet kleiner
wordt, wordt de zoemer automatisch
gedempt. (Als de afstand tussen de
auto en het object echter 30 cm of
minder is, werkt de functie niet.)
Detectiebereik van de sensoren (auto's
met Parking Support Brake)
1Ongeveer 100 cm
2Ongeveer 150 cm
3Ongeveer 60 cm
Het schema toont het detectiebereik van
de sensoren. Houd er rekening mee dat
de sensoren geen objecten kunnen
signaleren die zich extreem dicht bij de
auto bevinden.Het bereik van de sensoren kan
verschillend zijn, afhankelijk van
bijvoorbeeld de vorm van het object.
Het geluidsvolume van de zoemer
wijzigen
Het volume van de zoemer kan worden
gewijzigd via het multi-informatiedisplay
(→blz. 89) als het contact AAN staat.
Het systeem kan worden geactiveerd
wanneer
• Het contact AAN staat.
• De Toyota Parking Assist-sensor is
ingeschakeld.
• De rijsnelheid lager is dan ongeveer
10 km/h.
• De selectiehendel in een andere stand
dan P staat.
Als “Parking Assist Unavailable Please
Clean Parking Assist Sensor” (Parking
Assist niet beschikbaar, reinig Parking
Assist-sensor) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay
Mogelijk is een sensor vuil of bedekt met
sneeuw of ijs. Wanneer dit in zo'n geval
van de sensor wordt verwijderd, moet
het systeem weer normaal werken.
Ook kan het gebeuren dat er een storing
wordt weergegeven of een object niet
wordt gesignaleerd doordat de sensor
bij lage buitentemperaturen is bevroren.
Als de sensor is ontdooid, moet het
systeem weer normaal werken.
Als “Parking Assist Unavailable”
(Parking Assist niet beschikbaar)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
Er kan continu water over de sensor
stromen, zoals bij zware regenval. Als
het systeem signaleert dat de toestand
weer normaal is, zal het systeem weer
normaal werken.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
221
4
Rijden
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Neem het volgende in acht, want
anders kunnen er gevaarlijke situaties
ontstaan die tot een ongeval kunnen
leiden.
• Reinig de camera altijd zonder hem
te beschadigen.
• Plaats geen op de markt verkrijgbare
elektronische onderdelen (zoals een
verlichte kentekenplaat en
mistlampen) in de buurt van de
camera.
• Stel de omgeving van de camera niet
bloot aan sterke schokken. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de
omgeving is blootgesteld aan sterke
schokken.
• Neem de camera niet uit elkaar,
breng er geen wijzigingen in aan en
spuit hem niet.
• Bevestig geen accessoires of stickers
op de camera.
• Plaats geen op de markt verkrijgbare
beschermingsonderdelen
(bumperbekleding, enz.) op de
achterbumper.
• Zorg ervoor dat de banden altijd de
juiste spanning hebben.
• Controleer of de achterklep volledig
is gesloten.
RCD-functie wordt uitgeschakeld
In de volgende situaties wordt het
systeem uitgeschakeld. De RCD-functie
werkt mogelijk niet goed waardoor het
gevaar bestaat dat er een ongeval
gebeurt.
• De hierboven genoemde punten zijn
niet in acht genomen.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Er zijn andere dan originele
Toyota-onderdelen gebruikt voor de
wielophanging.
4.5.12 PKSB (Parking Support
Brake)*
*: Indien aanwezig
Het Parking Support Brake-systeem
bestaat uit de volgende functies die
werken bij rijden met een lage snelheid of
achteruitrijden, bijvoorbeeld bij het
parkeren. Wanneer het systeem oordeelt
dat de kans op een aanrijding met een
object groot is, wordt een waarschuwing
geactiveerd om de bestuurder aan te
sporen om uit te wijken. Wanneer het
systeem oordeelt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd object
zeer groot is, worden de remmen
automatisch bekrachtigd om te helpen
een aanrijding te voorkomen of om de
impact van een aanrijding te helpen
verminderen.
PKSB-systeem (Parking Support Brake)
Parking Support Brake-functie (voor
stilstaande objecten)
Er worden ultrasoonsensoren gebruikt
om bij rijden met een lage snelheid of
achteruitrijden stilstaande objecten,
zoals een muur, te signaleren in het
detectiegebied. (→Blz. 241)
Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs rijden)
Er worden radarsensoren achter gebruikt
om bij achteruitrijden naderende auto's in
het detectiegebied achter de auto te
signaleren. (→Blz. 243)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
235
4
Rijden
Soorten sensoren
1Hoeksensoren voor
2Binnenste sensoren voor
3Hoeksensoren achter
4Binnenste sensoren achter
Inschakelen/uitschakelen van de
Parking Support Brake
De Parking Support Brake kan worden
ingeschakeld/uitgeschakeld via het
multi-informatiedisplay. Alle functies van
de Parking Support Brake (voor
stilstaande objecten en voor voertuigen
die achterlangs rijden) worden gelijktijdig
ingeschakeld/uitgeschakeld.Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de Parking
Support Brake in of uit te schakelen.
(→Blz. 86)
1. Druk op
/van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer
.
2. Druk op
/van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer
.
3. Druk op
van de
bedieningstoets van het
instrumentenpaneel.
4. Selecteer “Yes” ( ja) en druk op
.
Wanneer de Parking Support Brake wordt
uitgeschakeld, gaat het controlelampje
PKSB OFF branden.
Als het systeem is uitgeschakeld en u het
weer wilt inschakelen, selecteer dan
op het multi-informatiedisplay, selecteeren vervolgens “Aan”. Als het systeem
door middel van deze methode is
uitgeschakeld, wordt het niet
automatisch weer ingeschakeld nadat het
contact UIT en weer AAN is gezet.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
236
Weergaven en zoemers voor begrenzingsregeling hybridesysteem en remregeling
Als de begrenzingsregeling van het hybridesysteem of de remregeling in werking is, klinkt
een zoemer en wordt een melding weergegeven op het multi-informatiedisplay om de
bestuurder te waarschuwen.
Afhankelijk van de situatie werkt de begrenzingsregeling van het hybridesysteem om
hetzij de acceleratie te begrenzen hetzij het vermogen zo veel mogelijk te beperken.
Regeling SituatieMulti-
informatiedisplayControle-
lampje PKSB
OFFZoemer
De begrenzingsre-
geling van het hy-
bridesysteem is in
werking (begren-
zing acceleratie)Er kan niet sneller
dan een bepaalde
waarde worden
geaccelereerd.“Object Detected
Acceleration
Reduced” (Obsta-
kel gesignaleerd,
acceleratie
beperkt)Brandt nietGeen
piepsignaal
De begrenzingsre-
geling van het
hybridesysteem
is in werking (ver-
mogen zo veel
mogelijk beperkt)Er moet harder
dan normaal
worden geremd.“Brake!”
(Remmen!)Brandt nietKort
piepsignaal
De remregeling is
in werkingNoodstop noodza-
kelijk.
Auto tot stilstand
gebracht door
de werking van
het systeem
(Wanneer gaspe-
daal wordt inge-
trapt)De auto is tot stil-
stand gebracht
door de remrege-
ling.“Switch to Brake”
(Trap het rempe-
daal in)BrandtKort
piepsignaal
Auto tot stilstand
gebracht door
de werking van
het systeem
(Wanneer gaspe-
daal niet wordt
ingetrapt)De auto is tot stil-
stand gebracht
door de remrege-
ling.“Brake” (Remmen) BrandtKort
piepsignaal
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
237
4
Rijden
Parking Support Brake-functie
Als de Parking Support Brake-functie signaleert dat er een risico op een aanrijding met
een obstakel bestaat, wordt het vermogen van het hybridesysteem verminderd om een
toename van de rijsnelheid te beperken. (Begrenzingsregeling hybridesysteem: zie A
hieronder.)
Bovendien treedt wanneer u het gaspedaal ingetrapt blijft houden automatisch het
remsysteem in werking om de rijsnelheid te verlagen. (Remregeling: zie B hieronder.)
1Gaspedaal
2Rempedaal
3Vermogen hybridesysteem
4Remkracht
5Start regeling
6Grote kans op aanrijding
7Zeer grote kans op aanrijding
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
238