Weergeven van informatie met
betrekking tot het solarlaadsysteem
Informatie met betrekking tot het
solarlaadsysteem kan worden bekeken op
het multi-informatiedisplay en het
multimedia-display.
ABedieningstoetsen
instrumentenpaneel (→blz. 134)
BMulti-informatiedisplay
CMultimedia
Multi-informatiedisplay
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het scherm
van het solarlaadsysteem te
selecteren.
AActuele energieopwekking
BAfgelegde kilometers met de
opgewekte energie**
Afgelegde kilometers met de
opgewekte energie sinds het einde
van de vorige rit tot het actuele
moment. Deze waarden worden
berekend door de opgewekte energie
om te zetten in een afgelegde afstand,
maar wijken mogelijk af van de
werkelijke afstand. Als de auto is
voorzien van optionele banden, wijkt
de weergegeven waarde mogelijk af
van de werkelijke afstand.
Multimedia
• Energiescherm
1. Druk op
.
2. Druk op “Solar charging”
(zonne-energie).
Als een ander scherm dan het
gewenste scherm wordt
weergegeven, selecteert u “Energy”
(energie).
Deze afbeeldingen zijn slechts
voorbeelden en kunnen licht afwijken
van de werkelijke situaties.
AActuele energieopwekking
BEnergieopwekking vandaag
CTotale energieopwekking
DGegevens wissen
Hiermee worden de dagelijkse
gegevens gereset.
EDagelijkse energieopwekking*
*
Kan door bepaalde handelingen
worden gereset.
2.2 Laden
112
• Als de tractiebatterij volledig geladen
is, wordt de tractiebatterij niet via het
solarlaadsysteem geladen. Als het niet
nodig is te laden via een externe
voedingsbron, laad de auto dan zo veel
mogelijk overdag met het
solarlaadsysteem en gebruik de
externe voedingsbron alleen 's nachts.
Op deze manier wordt effectief
gebruikgemaakt van het
solarlaadsysteem.
• Als de auto bij warm weer geparkeerd
staat, treedt de functie voor het
behoud van de temperatuur van het
solarlaadsysteem snel in werking door
de hoge temperatuur in het interieur
van de auto.
• Wanneer een glascoating op het
zonnedak wordt aangebracht, kan dat
de brekingsindex van het licht
veranderen en de hoeveelheid
opgewekte stroom verlagen.
• Kleine stippen, lijnen en vlekken
kunnen zichtbaar zijn in het zonnedak,
maar er is geen probleem met de
stroomopwekkingsfunctie of
veiligheid.
OPMERKING
Het solarlaadsysteem beschermen
tegen schade
• Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
– Modificeer het zonnedak niet
– Stel het zonnedak niet bloot aan
geconcentreerd zonlicht
– Plaats niets op het zonnedak
– Stel het zonnedak niet bloot aan
sterke schokken en oefen geen
kracht uit op het dak met scherpe
objecten van binnenuit.
• Raak als het zonnedak beschadigd is
het beschadigde gedeelte niet aan en
neem direct contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als er bagage op het dak geladen is
→Blz. 192
2.2.11 Wanneer de normale procedure voor laden niet kan worden
uitgevoerd
Als het laden niet start, ook al is de normale procedure gevolgd, controleer dan elk van de
onderstaande items. Als er een waarschuwingsmelding verschijnt op het multi-
informatiedisplay, raadpleeg dan ook blz. 120.
Wanneer de normale procedure voor laden niet kan worden uitgevoerd
Raadpleeg de volgende tabel en voer de desbetreffende correctieprocedure uit.
2.2 Laden
114
De laadindicator van de laadaansluiting knippert en de laadprocedure kan niet worden
uitgevoerd.
Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
Als de laadindicator van de laadaansluiting
normaal knippert
*: er is een laadschema ge-
registreerdWacht tot het ingestelde tijdstip als u wilt
laden volgens het laadschema.
Stel “Charge Now” (nu laden) in op “On” (aan)
om te beginnen met laden. (→Blz. 103,
blz. 107)
Als de laadindicator van de laadaansluiting
snel knippert
*: Er is een storing opgetreden in
een externe voedingsbron of de autoEr wordt een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay wanneer het contact
UIT is. Volg de instructies die worden weerge-
geven op het multi-informatiedisplay.
*Raadpleeg blz. 79 voor informatie over het branden en knipperen van de laadindicator
van de laadaansluiting.
Wanneer de procedure voor DC-laden niet normaal kan worden uitgevoerd
DC-laden start niet
Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
De DC-laadstekker is niet goed
aangesloten op de auto.Controleer de aansluitstatus van de DC-laadstekker en con-
troleer of de stekker vergrendeld is.
Als het DC-laden niet start, zelfs niet wanneer de DC-
laadstekker goed is aangesloten, kan er sprake zijn van een
storing in de DC-lader of het laadsysteem.
De DC-laadstekker is niet goed
vergrendeld.■Als er een storing aanwezig is in de DC-lader, neem dan
contact op met de beheerder van het laadstation.
■Als er geen storing aanwezig is in de DC-lader, zit er
mogelijk een storing in het systeem. Neem contact op
met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
■Als er een fout is in de aansluitstatus door het gewicht
van de stekker, neem dan de stekker los en sluit deze
opnieuw aan. Til de stekker op, nadat u hem opnieuw
hebt aangesloten, en houd hem gedurende ongeveer
3 seconden op zijn plaats totdat hij vergrendelt. Als de
stekker nog steeds niet vergrendelt, controleer dan of hij
kan worden gebruikt bij het laden met een andere
DC-lader.
2.2 Laden
116
Als er een melding met betrekking tot het laden wordt weergegeven
Als een portier wordt geopend en het contact UIT staat, wordt na het laden een melding
weergegeven op het multi-informatiedisplay.
Volg, als dit gebeurt, de instructies op het scherm.
Als “Charging Stopped Due to Pulled Charging Connector” (laden gestopt vanwege
losgetrokken laadstekker) wordt weergegeven
Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
De AC-laadstekker is verwijderd tijdens het
AC-laden
Als de AC-laadstekker is verwijderd tijdens
het AC-laden, stopt het laden. Sluit de AC-
laadstekker weer aan als u de tractiebatterij
volledig wilt laden. Nadat de tractiebatterij volledig is geladen,
wordt de AC-laadstekker verwijderd terwijl de
tractiebatterij opnieuw wordt geladen door-
dat functies die stroom verbruiken
*gebruikt
zijn en de resterende lading afgenomen is.
De AC-laadstekker is niet goed aangeslotenControleer de aansluitstatus van de AC-
laadstekker.
■Plaats de AC-laadstekker bij het
aansluiten goed.
■Controleer na het aansluiten van de
AC-laadstekker of de laadindicator van de
laadaansluiting brandt.
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als er niet
geladen kan worden hoewel de juiste
procedures gevolgd zijn.
De AC-laadstekker is ontgrendeld tijdens het
AC-ladenAls de AC-laadstekker wordt ontgrendeld tij-
dens het AC-laden, stopt het laden. Sluit de
AC-laadstekker weer aan om verder te gaan
met laden.
*Er wordt stroom verbruikt als de verwarming van het batterijpakket (→blz. 81) of de op
afstand bedienbare airconditioning wordt bediend (→blz. 365).
2.2 Laden
120
3.1 Instrumentenpaneel...........126
3.1.1 Waarschuwingslampjes en
controlelampjes..........126
3.1.2 Meters en tellers..........130
3.1.3 Multi-informatiedisplay......133
Voertuigstatusinformatie en
controlelampjes3
125
Controlelampje
bestuurders- en voorpassa-
giersgordel (→blz. 444)
Controle-
lampjes ach-
terpassa-
giersgordels
(→blz. 444)
Waarschuwingslampje lage
bandenspanning*1
(→blz. 445)
(Oranje)Controlelampje LDA
(→blz. 445)
(Oranje)Controlelampje LTA
(→blz. 445)
Controlelampje Driving
Assist-informatie*1
(→blz. 445)
(Knippert)Controlelampje Toyota Par-
king Assist-sensor OFF
*1
(indien aanwezig)
(→blz. 446)
(Oranje)Controlelampje cruise con-
trol (→blz. 446)
(Oranje)Controlelampje Dynamic
Radar Cruise Control
(→blz. 446)
(Oranje)Controlelampje snelheids-
begrenzer (indien aanwe-
zig) (→blz. 446)
(Knippert of
brandt)Waarschuwingslampje
PCS*1(→blz. 446)
Controlelampje Traction
Control*1(→blz. 447)
(Knippert)Waarschuwingslampje par-
keerrem (→blz. 447)
(Knippert)Controlelampje Brake Hold-
systeem in werking
*1
(→blz. 447)
*1Deze lampjes gaan branden als het
contact AAN wordt gezet om aan te
geven dat er een systeemcontrole wordt
uitgevoerd. Ze doven nadat het
EV-systeem is gestart of nadat er enkele
seconden verstreken zijn. Er kan een
storing in een systeem aanwezig zijn als
een lampje niet gaat branden of niet
uitgaat. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
*2Dit lampje brandt op het multi-
informatiedisplay en er wordt een
melding weergegeven.
WAARSCHUWING!
Als een waarschuwingslampje van
een veiligheidssysteem niet gaat
branden
Als een lampje van een
veiligheidssysteem zoals het
waarschuwingslampje ABS of SRS niet
gaat branden als u het EV-systeem
start, kan dat betekenen dat deze
systemen niet beschikbaar zijn om u te
helpen beschermen bij een ongeval,
wat tot dodelijk of ernstig letsel kan
leiden. Laat, als dit gebeurt, de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
3.1 Instrumentenpaneel
127
3
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Controle-
lampje PAS-
SENGER AIR
BAG
*1, 6
(→blz. 35)
Controlelampje ECO-
modus (→blz. 342)
Controlelampje SNOW-
modus (indien aanwezig)
(→blz. 341)
Controlelampje Downhill
Assist Control (indien aan-
wezig) (→blz. 346)
Controlelampje Grip Con-
trol (indien aanwezig)
(→blz. 346)
Indicator ingestelde snel-
heid Grip Control (indien
aanwezig) (→blz. 346)
Controlelampje regenera-
tieboost (→blz. 206)
(*8)
Controlelampje SNOW/
DIRT-modus (indien aan-
wezig) (→blz. 346)
(*8)
Controlelampje D.SNOW/
MUD-modus (indien aan-
wezig) (→blz. 346)
*1Deze lampjes gaan branden als het
contact AAN wordt gezet om aan te
geven dat er een systeemcontrole wordt
uitgevoerd. Ze doven nadat het
EV-systeem is gestart of nadat er enkele
seconden verstreken zijn. Er kan een
storing in een systeem aanwezig zijn als
een lampje niet gaat branden of niet
uitgaat. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
*2Dit lampje gaat branden wanneer het
systeem wordt uitgeschakeld.
*3Dit lampje brandt op het multi-
informatiedisplay en er wordt een
melding weergegeven.
*4Afhankelijk van de bedrijfsconditie
wijzigen de kleur en de manier waarop
het controlelampje brandt/knippert.
*5Dit lampje gaat branden in de
buitenspiegels.
*6Dit lampje brandt in de dakconsole.
*7Wanneer de buitentemperatuur
ongeveer 3°C of lager is, gaat het
controlelampje gedurende 10 seconden
knipperen en blijft daarna branden.
*8Afhankelijk van de bedrijfsconditie
wijzigt de kleur van het lampje.
3.1 Instrumentenpaneel
129
3
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
3.1.2 Meters en tellers
De meters geven allerlei informatie over het rijden.
Weergave instrumentenpaneel
Plaats van meters en tellers
AMulti-informatiedisplay
Geeft de bestuurder allerlei gegevens
met betrekking tot de auto
(→blz. 133) Geeft
waarschuwingsmeldingen weer als er
zich een storing voordoet (→blz. 449)
Wat wel en niet wordt weergegeven
op het multi-informatiedisplay kan
worden gewijzigd. (→Blz. 132)
BBuitentemperatuur
Geeft de buitentemperatuur aan
binnen het bereik -40°C tot 60°C.
CVermogensmeter (→blz. 131)
Geeft het vermogen of het
regeneratieniveau van het
EV-systeem weer
DSnelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid weer
EKlok (→blz. 132)
FSchakelstandindicator (→blz. 202)
GSOC-meter (State Of Charge,
ladingstoestand)
Geeft de resterende lading van de
tractiebatterij weer.
HActieradius
Geeft de actieradius met de
resterende lading weer. (→Blz. 202)
Als de airconditioning in werking is,
worden
en de actieradius met
ingeschakelde airconditioning
weergegeven.
IWeergave kilometerteller en dagteller
(→blz. 132)
De meeteenheden kunnen verschillen, afhankelijk van de bestemming van de auto.
3.1 Instrumentenpaneel
130