Page 105 of 244

103
Rijden
6Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
De sleutels bevatten een code die door de auto
moet worden herkend voordat deze kan worden
gestart.
Bij een storing in het systeem wordt er een melding
weergegeven en start de motor niet.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer.
Starten / afzetten van de
motor
De elektronische sleutel moet zich in het interieur bevinden.
Als de elektronische sleutel niet wordt
gedetecteerd, wordt er een melding
weergegeven.
Verplaats de elektronische sleutel zodat de motor
kan worden gestart of gestopt.
Als dit niet lukt, raadpleeg dan het gedeelte
"Sleutel niet gedetecteerd - Noodprocedure voor
starten/afzetten".
Wegrijden
► Selecteer stand P of N van de automatische
transmissie en trap het rempedaal in.
►
Druk op toets "
START/STOP"; houd het pedaal
ingetrapt totdat de motor is aangeslagen.
Dieselmotoren
Bij temperaturen onder nul en/of bij een koude
motor kan alleen worden gestart wanneer het
controlelampje voorgloeien is gedoofd.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden nadat u op de toets "START/STOP" hebt
gedrukt:
►
Houd het pedaal volledig ingetrapt en druk niet
nogmaals op de toets "START/STOP" voordat de
motor is aangeslagen.
Als er aan een van de voorwaarden voor het starten
niet wordt voldaan, wordt er altijd een melding
weergegeven.
In sommige gevallen geeft een melding aan dat
het stuurwiel heen en weer moet worden bewogen
terwijl u de toets "START/STOP" ingedrukt houdt om
de stuurkolom te ontgrendelen.
Benzinemotoren Bij een benzinemotor kunt u na een koude
start 2 minuten lang duidelijke motortrillingen
voelen (bij verhoogd stationair toerental). Dit
komt door het voorverwarmen van de katalysator.
Plug-in hybrideauto starten
► Trap het rempedaal helemaal in en druk
ongeveer 2 seconden op de toets START/STOP.
► Houd uw voet op het pedaal totdat dit
controlelampje gaat branden om aan te
geven dat het plug-in hybridesysteem is
ingeschakeld (bevestigd door een geluidssignaal).
Wanneer u de parkeerstand wilt uitschakelen, wacht dan totdat het
controlelampje READY gaat branden.
Het systeem start standaard in de stand Electric.
Afhankelijk van verschillende parameters
(laadniveau batterij of buitentemperatuur) bepaalt
het systeem of het nodig is om de benzinemotor te
starten.
U kunt de rijstand op elk gewenst moment wijzigen
met de keuzeschakelaar.
Wanneer de auto in de elektrische stand start, maakt de auto geen geluid.
Let met name op voetgangers en fietsers,
omdat zij de auto wellicht niet aan komen horen,
ondanks het geluidssignaal voor voetgangers.
Page 106 of 244

104
Rijden
Uitschakelen
► Trek de parkeerrem aan om de auto op zijn
plaats te houden.
►
Selecteer stand
P
van de automatische
transmissie.
►
Druk op de toets "
START/STOP".
►
Controleer bij een plug-in hybrideauto voordat u
de auto verlaat of het controlelampje READY niet
brandt.
In sommige gevallen is het nodig om aan
het stuurwiel te draaien om de stuurkolom te
vergrendelen.
Bij bepaalde uitvoeringen met een automatische
transmissie (EAT8) kan de stuurkolom niet worden
vergrendeld, maar wordt de transmissie in stand P
vergrendeld.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet afgezet.
Als de motor wordt afgezet, worden ook de rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging
uitgeschakeld: u zou dan de controle over de
auto kunnen verliezen!
Laat de elektronische sleutel nooit in de auto achter als u de auto verlaat.
Contact inschakelen zonder
de motor te starten
Wanneer de elektronische sleutel zich in het interieur
bevindt, kunt u op de toets "START/STOP" drukken
zonder een van de pedalen in te trappen om het
contact aan te zetten zonder de motor te starten.
►
Druk nogmaals op deze toets om het contact af
te zetten en de auto te kunnen vergrendelen.
Sleutel niet herkend
Noodprocedure voor het starten
Op de stuurkolom bevindt zich een noodsleutellezer
waarmee de motor kan worden gestart als
het systeem de sleutel niet waarneemt in de
detectiezone of als de batterij van de elektronische
sleutel leeg is.
► Houd de afstandsbediening tegen de
noodsleutellezer.
►
Selecteer stand
P
van de automatische
transmissie en trap het rempedaal in.
►
Druk op de toets "
START/STOP".
De motor wordt gestart.
Noodprocedure voor het afzetten van de
motor
Als de elektronische sleutel niet wordt gedetecteerd
of zich niet meer in de detectiezone bevindt,
verschijnt er een melding op het instrumentenpaneel
wanneer een portier wordt gesloten of bij een poging
om de motor af te zetten.
Page 107 of 244

105
Rijden
6► Houd de toets "START/STOP" ongeveer 5
seconden ingedrukt om het afzetten van de motor te
bevestigen.
Als de elektronische sleutel niet werkt, neem dan
contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Noodprocedure voor het
uitschakelen van de motor
Uitsluitend in noodgevallen kan de motor geforceerd
worden uitgeschakeld (zelfs tijdens het rijden).
►
Houd de toets "
START/STOP" ongeveer 5
seconden ingedrukt.
In dit geval wordt de stuurkolom vergrendeld zodra
de auto stilstaat.
Bij bepaalde uitvoeringen met een automatische
transmissie (EAT8) kan de stuurkolom niet worden
vergrendeld.
Elektrische parkeerrem
In de automatische stand trekt dit systeem de
parkeerrem aan wanneer de motor wordt afgezet en
zet het de parkeerrem vrij wanneer de auto wegrijdt.
Altijd met draaiende motor:
► T rek de parkeerrem aan door kort aan de
bedieningshendel te trekken.
►
Zet de parkeerrem vrij door kort tegen de hendel
te duwen terwijl u het rempedaal intrapt.
Standaard is de automatische werking geactiveerd.
Deze automatische werking kan in bepaalde
situaties worden uitgeschakeld.
Controlelampje
Dit controlelampje gaat branden op zowel het instrumentenpaneel als de bediening om
te bevestigen dat de parkeerrem is aangetrokken, in
combinatie met de melding "Parkeerrem
aangetrokken".
Het controlelampje gaat uit om te bevestigen dat
de parkeerrem is vrijgegeven, in combinatie met de
melding "Parkeerrem vrijgegeven".
Het controlelampje knippert in reactie op een
verzoek om de parkeerrem handmatig in of uit te
schakelen.
Bij een lege accu werkt de elektrische parkeerrem niet meer.
Als de parkeerrem niet is aangetrokken, moet
u uit veiligheidsoverwegingen de auto tegen
wegrollen beschermen door het meegeleverde
wielblok tegen een van de wielen te plaatsen.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer voordat u de auto verlaat of de parkeerrem is aangetrokken: de
controlelampjes voor de parkeerrem op het
instrumentenpaneel en de hendel moeten
permanent branden.
Als de parkeerrem niet is aangetrokken, klinkt
er een geluidssignaal en wordt er een melding
weergegeven als het bestuurdersportier wordt
geopend.
Laat kinderen nooit alleen in de auto: ze zouden de parkeerrem kunnen vrijzetten.
Wanneer de auto staat geparkeerd op een steile helling, de auto zwaar beladen
is of als een aanhanger wordt getrokken
Draai de wielen naar de stoeprand toe en zet de
transmissie in stand P .
Als er een aanhangwagen is aangekoppeld, mag
het hellingspercentage bij het parkeren niet hoger
zijn dan 12%.
Page 108 of 244

106
Rijden
Handbediende werking
Handmatig vrijzetten
Contact aan of draaiende motor:
► T rap het rempedaal in.
►
Houd het rempedaal ingetrapt en druk kort op
de hendel.
Als het rempedaal niet is ingetrapt, wordt de parkeerrem niet vrijgezet en wordt er een
melding weergegeven.
Handmatig aantrekken
Bij stilstaande auto:
► T rek kort aan de hendel.
Het controlelampje van de hendel gaat knipperen
om het verzoek te bevestigen.
Automatische werking
Automatisch vrijzetten
Controleer eerst of de motor draait en het
bestuurdersportier is gesloten.
De elektrische parkeerrem wordt automatisch
geleidelijk vrijgezet bij het wegrijden.
►
T
rap het rempedaal in.
►
Selecteer stand
D, M of R .
►
Laat het rempedaal los en geef gas.
Als de rem niet automatisch wordt vrijgezet, controleer dan of de voorportieren goed zijn
gesloten.
Als de auto stilstaat met draaiende motor, trap dan niet onnodig het gaspedaal in. De
parkeerrem kan dan worden vrijgezet.
Automatisch aantrekken
Wanneer de auto stilstaat, wordt de parkeerrem
automatisch aangetrokken als u de motor afzet.
De parkeerrem wordt niet automatisch aangetrokken als de auto afslaat of de
STOP-stand van het Stop & Start-systeem wordt
ingeschakeld.
In de automatische stand kan de parkeerrem op elk moment handmatig met
de hendel worden aangetrokken of vrijgezet.
Bijzonderheden
De auto met draaiende motor op zijn
plaats houden
Trek kort aan de hendel om de auto met draaiende
motor op zijn plaats te houden.
De auto parkeren met vrijgezette
parkeerrem
Bij zeer lage temperaturen (ijs) raden wij u af om de parkeerrem aan te trekken.
Voorkom dat de auto wegrolt door het wielblok
tegen een van de wielen te plaatsen.
Stand P wordt automatisch geselecteerd als
het contact wordt afgezet. De wielen zijn
dan geblokkeerd.
Zie het betreffende deel voor meer informatie
over de vrijloop.
Als u het bestuurdersportier opent terwijl
stand N is ingeschakeld, dan klinkt er een
geluidssignaal en wordt stand P ingeschakeld.
Het geluidssignaal stopt wanneer het
bestuurdersportier is gesloten.
Automatische werking uitschakelen
Onder bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld bij
zeer koud weer, bij het trekken van een aanhanger
of bij slepen, moet de automatische werking van het
systeem worden uitgeschakeld.
► Start de motor .
► Gebruik de hendel om de parkeerrem aan te
trekken als deze is vrijgezet.
►
Laat het rempedaal volledig los.
Page 109 of 244

107
Rijden
6► Druk de knop 10 tot maximaal 15 seconden
ingedrukt.
►
Laat de hendel los.
►
T
rap het rempedaal in en houd het ingetrapt.
►
T
rek 2 seconden aan de knop.
Dit controlelampje op het instrumentenpaneel gaat branden om te bevestigen dat de
automatische functies zijn uitgeschakeld.
►
Laat de hendel en het rempedaal los.
V
anaf dit moment kan de parkeerrem alleen
handmatig met behulp van de hendel worden
aangetrokken en vrijgezet.
►
Herhaal deze procedure voor het inschakelen
van de automatische werking (bevestigd
door het doven van het controlelampje op het
instrumentenpaneel).
Noodremfunctie
Als de auto niet goed afremt met het rempedaal of
in uitzonderlijke omstandigheden (bijvoorbeeld als
de bestuurder onwel wordt of bij het geven van rijles
(indien toegestaan)) kan de auto worden afgeremd
door aan de hendel van de elektrische parkeerrem
te trekken. De auto blijft afremmen zolang de hendel
omhoog wordt getrokken; het afremmen stopt zodra
de hendel wordt losgelaten.
De ABS- en DSC-systemen zorgen ervoor dat de
auto stabiel blijft wanneer de noodremfunctie actief
is.
Bij een storing in het systeem van de
noodremfunctie verschijnt de melding "Parkeerrem
defect" op het instrumentenpaneel.
Bij een storing in de ABS- en DSC-systemen, aangegeven door
het branden van een of beide
waarschuwingslampjes op het instrumentenpaneel,
kan de stabiliteit van de auto niet meer worden
gegarandeerd.
►
Zorg in dit geval ervoor dat de auto stabiel blijft
door de hendel van de elektrische parkeerrem
herhaaldelijk aan te trekken en los te laten totdat de
auto volledig tot stilstand is gekomen.
Automatische transmissie
Met benzine-/dieselmotoren
Automatische transmissie met 8 versnellingen met impulskeuzeschakelaar. De transmissie biedt ook
de mogelijkheid handmatig te schakelen met de
schakelflippers aan de stuurkolom.
Bij motoren van plug-in
hybrideauto's
Automatische transmissie met 8 versnellingen, een impulskeuzeschakelaar en een functie voor
regeneratief remmen.
Met uitzondering van de handbediende stand en de
functie regeneratief remmen is de werking gelijk aan
die van andere EAT8-transmissies.
Impulskeuzeschakelaar
transmissie
P. Auto Park
Druk op deze toets om de parkeerstand in te
schakelen.
Parkeren van de auto: de voorwielen worden
geblokkeerd.
R. Achteruitversnelling
N. Neutraalstand
Om de auto in de vrijloop te zetten en te kunnen
verplaatsen met het contact afgezet.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de vrijloop.
D. Rijden in de automatische stand
De transmissie schakelt zelf de juiste versnelling
in, op basis van uw rijstijl, het wegprofiel en de
belading van de auto.
Page 110 of 244

108
Rijden
M.Rijden in de handmatige stand (Benzine / Diesel)
Druk op deze toets om de handmatige stand in
te schakelen.
De bestuurder kan schakelen met de
schakelflippers.
B. Rijden in de automatische stand met de functie
regeneratief remmen (Plug-in hybride)
Druk op deze toets om de functie regeneratief
remmen in te schakelen.
De transmissie regelt ook het remmen wanneer
het gaspedaal is losgelaten.
►
Druk in stand
N met het rempedaal ingetrapt op
de keuzeschakelaar zonder het punt van weerstand
te passeren: •
Naar voren: stand
R is geselecteerd.
•
Naar achteren: stand
D is geselecteerd.
Laat de selectiehendel na elke keer duwen
helemaal los zodat deze weer terugkeert naar de
oorspronkelijke positie.
Bijzonderheden
Om stand N over te slaan (snel van D naar R gaan
en weer terug):
►
In stand
R duwt u naar achteren tot voorbij het
weerstandspunt om stand D te selecteren.
►
In stand
D duwt u naar voren tot voorbij het
weerstandspunt om stand R te selecteren.
►
Om terug te keren naar stand
N duwt u deze
zonder het punt van weerstand te passeren.
Schakelaars op of rondom het
stuurwiel
(Afhankelijk van de uitvoering)
In stand M of
D kan de bestuurder met de
schakelflippers aan de stuurkolom schakelen.
Met de flippers is het niet mogelijk om de
neutraalstand of de achteruitversnelling in te
schakelen of uit de achteruitversnelling te schakelen.
► Beweeg flipper " +" of "- " kort naar u toe om naar
een hogere of lagere versnelling te schakelen.
Informatie op het
instrumentenpaneel
Wanneer het contact wordt aangezet, wordt de
status van de transmissie op het instrumentenpaneel
weergegeven:
P Parkeren
R Achteruitversnelling
N Neutraalstand
D1...8Automatisch geselecteerde versnelling
vooruit
B1...8 Automatisch geselecteerde versnelling
vooruit met de functie regeneratief remmen
ingeschakeld
M1...8 Handmatig geselecteerde versnelling
vooruit
Bij volledig elektrisch rijden wordt de ingeschakelde
versnelling niet aangegeven.
Bij het afzetten van het contact wordt de stand van
de transmissie nog enkele seconden weergegeven
op het instrumentenpaneel.
Werking
Alleen de verzoeken voor het veranderen van
de stand die correct uitvoerbaar zijn, worden
uitgevoerd.
Als de motor draait en het rempedaal moet worden
ingetrapt om de stand te kunnen wijzigen, wordt een
waarschuwingsmelding op het instrumentenpaneel
weergegeven.
Als bij draaiende motor en vrijgezette parkeerrem stand R , D of M wordt
geselecteerd, zet de auto zich in beweging
zonder dat u het gaspedaal hoeft in te trappen.
Trap nooit tegelijkertijd op het gas- en het
rempedaal. Hierdoor kan de transmissie worden
beschadigd!
Als u het bestuurdersportier opent terwijl stand N is ingeschakeld, dan klinkt er een
Page 111 of 244

109
Rijden
6geluidssignaal en wordt stand P ingeschakeld.
Het geluidssignaal stopt wanneer het
bestuurdersportier is gesloten.
Bij snelheden lager dan 5 km/h wordt bij het
openen van het bestuurdersportier de stand
P
ingeschakeld - kans op plotseling remmen!
Plaats bij een lege accu altijd het (de) met het boordgereedschap meegeleverde
wielblok(ken) tegen een van de wielen om de
auto op zijn plaats te houden.
Bijzonderheden van de automatische
stand
De transmissie selecteert de versnelling die
de beste prestaties levert op basis van de
omgevingstemperatuur, het wegprofiel, de belading
van de auto en de rijstijl.
Trap voor een maximale acceleratie het gaspedaal
volledig in (kickdown). De transmissie schakelt
automatisch terug of handhaaft de ingeschakelde
versnelling totdat de motor het maximumtoerental
bereikt.
Met de schakelflippers kan de bestuurder tijdelijk zelf
schakelen als de rijsnelheid en het motortoerental
dit toelaten.
Bijzonderheden van de handbediende
stand
De transmissie schakelt alleen een andere
versnelling in als de wagensnelheid en het
motortoerental dit toelaten.
Regeneratief remmen (remfunctie)
De functie voor regeneratief remmen bootst het
afremmen op de motor na en laat de auto afremmen
zonder dat de bestuurder het rempedaal hoeft in
te trappen. Wanneer de bestuurder het gaspedaal
loslaat, vertraagt de auto sneller.
De energie die wordt teruggewonnen bij het
loslaten van het gaspedaal wordt gebruikt om de
tractiebatterij gedeeltelijk op te laden.
Het gedeeltelijk opladen heeft geen effect op het aangegeven laadniveau.
De auto remt af, maar de remlichten gaan niet branden.
►
Druk vanuit stand
D op toets B om de functie in
of uit te schakelen.
D op het instrumentenpaneel wordt vervangen door
B .
De status van de functie wordt niet opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
In bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld bij een volledig opgeladen tractiebatterij of
extreme temperaturen) kan de mate van
regeneratief remmen tijdelijk worden beperkt
waardoor de auto minder sterk afremt.
De bestuurder moet goed op het verkeer letten
en waar nodig altijd onmiddellijk het rempedaal
kunnen intrappen.
Regeneratief remmen met het rempedaal Er kan ook energie worden teruggewonnen
door het rempedaal in te trappen om de
tractiebatterij gedeeltelijk op te laden; dit heeft
geen effect op het aangegeven laadniveau.
De auto starten
► Trap het rempedaal volledig in.
► Start de motor .
►
Beweeg, met uw voet op het rempedaal, de
keuzeschakelaar een of twee keer naar achteren om
de automatische stand D te selecteren of naar voren
om de achteruitversnelling R in te schakelen.
►
Laat het rempedaal los.
►
Geef geleidelijk gas om de elektrische
parkeerrem automatisch vrij te zetten.
De auto begint onmiddellijk te rijden.
Probeer de motor nooit te starten door de auto aan te duwen.
De auto afzetten
Stand P wordt direct automatisch ingeschakeld
wanneer het contact wordt afgezet, ongeacht de
huidige stand van de transmissie.
Page 112 of 244

11 0
Rijden
In stand N wordt stand P echter na een vertraging
van 5 seconden ingeschakeld (tijd om de
vrijloopstand in te schakelen).
Controleer of stand P inderdaad is ingeschakeld
en of de elektrische parkeerrem automatisch is
ingeschakeld; zo niet, schakel de parkeerrem dan
handmatig in.
De betreffende controlelampjes op de keuzeschakelaar van de transmissie en de
hendel van de elektrische parkeerrem, en de
controlelampjes op het instrumentenpaneel moeten
branden.
Storing in de transmissie
Dit waarschuwingslampje gaat branden, in combinatie met een geluidssignaal en een
melding.
Ga naar een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Rijd niet sneller dan 100
km/h waar dat is
toegestaan.
Overschakelen van de transmissie op het
noodprogramma
Stand D wordt geblokkeerd in de derde versnelling.
De flippers op het stuurwiel werken niet en stand M
is niet meer beschikbaar.
U kunt een hevige schok voelen als de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Dit is niet
schadelijk voor de transmissie.
Storing in de selectiehendel
Kleine storing
Dit waarschuwingslampje gaat branden, in combinatie met een melding en een
geluidssignaal.
Rijd voorzichtig.
Ga naar een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
In bepaalde gevallen gaan de controlelampjes
van de selectiehendel niet meer branden, maar
wordt de status van de transmissie nog wel op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Ernstige storing
Dit waarschuwingslampje gaat branden, in combinatie met een melding.
Zet de auto stil.Zet het voertuig zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats en zet het contact af.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Active Suspension Control
Dit systeem past de ophanging van de auto aan de
conditie en het profiel van de weg, de belasting van
de auto, de rijstijl en de gekozen rijstand aan.
Het systeem maakt gebruik van een computer en
sensoren die het optimale niveau van schokdemping
bepalen voor elke schokdemper afzonderlijk. De werking van het systeem hangt af van de
gekozen rijstand (afhankelijk van de uitvoering).
Raadpleeg het betreffende gedeelte voor meer
informatie over de rijstanden.
Storing
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel branden.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Rijstanden
Welke rijstanden beschikbaar zijn is afhankelijk van
de motor en uitvoering van de auto.
De rijstanden kunnen met de volgende schakelaar
worden geselecteerd:
► Druk op de schakelaar om de standen op het
instrumentenpaneel weer te geven.
►
Druk nogmaals op de schakelaar om de stand
te wijzigen.