
2523-1. BEDIENING
Het systeem toont alleen stilstaande
obstakels die bij het langsrijden al zijn
gedetecteerd door de sensoren.
Als een obstakel vervolgens van plaats
verandert, wordt dit niet gedetecteerd
door het systeem. Als de auto enige tijd
stilstaat, worden de markeringen zwart.
Het gebied naast de auto moet dan
opnieuw worden gescand.
Voor meer informatie:
• Ultrasoonsensoren, zie Blz. 52.
Bepaalde omstandigheden en objec-
ten kunnen de ultrasone metingen
bemoeilijken, zoals:
Obstakels en personen aan de rand
van de rijstrook.
Reeds aangegeven lage objecten,
zoals stoepranden, kunnen in het
blinde bereik van de sensoren
terechtkomen voordat of nadat een
ononderbroken geluidssignaal klinkt.
Als het systeem zijn limiet nadert, kan
zich een vals alarm voordoen.
Schakel om vals alarm te voorkomen
(bijvoorbeeld in een automatische was-
straat, zie Blz. 50), het automatisch
activeren van Parking Sensors bij
detectie van obstakels uit.
Er wordt een voertuigmelding weerge-
geven.
Er is een storing opgetreden in Parking
Sensors. Laat het systeem nakijken
door een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
De achteruitrijcamera helpt bij het ach-
teruit inparkeren en bij het manoeuvre-
ren. Hiertoe worden de beelden van de
omgeving achter de auto op het regel-
display weergegeven.
Beperkingen van de zijdelingse
parkeerhulp
Beperkingen van het systeem
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Door werkingslimieten van het systeem
kan het voorkomen dat het systeem hele-
maal niet, te laat, onjuist of ten onrechte
reageert. Er bestaat een risico op een
ongeval. Pas uw rijstijl aan de omstandig-
heden op de weg aan. Houd altijd de ver-
keerssituatie en de omgeving van de auto
in de gaten en grijp in als de situatie dit
vereist.
Systeembeperkingen van de
sensoren
Beperkingen van de ultrasone metin-
gen
Vals alarm
Storing
Er wordt een wit symbool weer-
gegeven en het detectiegebied
van de sensoren wordt donker
weergegeven op het regeldis-
play.
Achteruitrijcamera
Principe
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 252 Friday, September 24, 2021 10:31 AM

253
3
3-1. BEDIENING
BEDIENING
Assistentiefuncties, bijvoorbeeld hulplij-
nen, kunnen ook worden weergegeven
op het display.
Het systeem wordt geregeld door de
volgende sensoren:
• Achteruitrijcamera.
Voor meer informatie:
Sensoren van de auto, zie Blz. 50. Het systeem wordt automatisch inge-
schakeld als de selectiehendel in stand
R wordt gezet bij draaiende motor.
Het systeem wordt uitgeschakeld zodra
een bepaalde afstand of snelheid wordt
overschreden.
Schakel het systeem indien nodig
opnieuw in.
Aan: de led gaat branden
Uit: de led gaat uit.
De parkeerhulpfuncties worden weer-
gegeven op het regeldisplay.
Als de beelden van de achteruitrijca-
mera niet worden weergegeven, wijzig
dan de weergave via Toyota Supra
Command:
1 Kantel de controller indien nodig
naar links of rechts.
2 “Rear view camera” (achteruitrij-
camera)
De beelden van de achteruitrijcamera
worden weergegeven.
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Dit systeem ontneemt u niet de verant-
woordelijkheid om de verkeerssituatie
goed in te schatten. Er bestaat een kans
op ongevallen. Pas uw rijstijl aan de
omstandigheden op de weg aan. Houd
altijd de verkeerssituatie en de omgeving
van de auto in de gaten en grijp in als de
situatie dit vereist.
Overzicht
Afhankelijk van de uitrusting: toets in
de auto
Toets Parking Assist-systeem
Sensoren
In-/uitschakelen
Automatisch inschakelen
Automatisch uitschakelen bij
vooruitrijden
Afhankelijk van de uitrusting:
handmatig in-/uitschakelen
Druk op de toets van het Parking
Assist-systeem.
De weergave inschakelen via
Toyota Supra Command
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 253 Friday, September 24, 2021 10:31 AM

2543-1. BEDIENING
De achteruitrijcamera is ingescha-
keld.
Houd het detectiegebied van de
camera vrij. Uitstekende ladingen of
dragersystemen die niet zijn aange-
sloten op een trekhaakaansluiting
kunnen het detectiebereik van de
camera beperken.
Een aantal assistentiefuncties kan
gelijktijdig actief zijn.
De assistentiefuncties kunnen handma-
tig worden geactiveerd.
1 Kantel de controller indien nodig
naar links.
2 Afhankelijk van de uitrusting:
“Camera picture” (camerabeeld)
3
“Parking guide lines” (parkeerrijlij-
nen).
De koerslijnen en draaicirkellijnen worden
weergegeven, zie Blz.
254.
“Obstacle marking” (obstakelmar-
kering).
Afhankelijk van de uitrusting worden de door
Parking Sensors gedetecteerde obstakels
weergegeven door middel van markeringen,
zie Blz.
255.
■Koerslijnen
Aan de hand van de koerslijnen kunt u
de benodigde ruimte bij het parkeren
en manoeuvreren op een vlak wegdek
inschatten.
De koerslijnen zijn afhankelijk van de
stuurhoek en bewegen met het ver-
draaien van het stuurwiel mee.
■Draaicirkellijnen
De draaicirkellijnen kunnen alleen
samen met de koerslijnen in het came-
rabeeld worden geprojecteerd.
De draaicirkellijnen geven het verloop
van de kleinst mogelijke draaicirkel op
een vlak wegdek aan.
Als het stuurwiel verder dan een
bepaalde hoek is gedraaid, wordt
slechts één draaicirkellijn weergege-
ven.
Voorwaarden voor werking
Weergave op het regeldisplay
Algemeen
Parkeerhulplijnen
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 254 Friday, September 24, 2021 10:31 AM

255
3
3-1. BEDIENING
BEDIENING
■Inparkeren met behulp van koers-
lijnen en draaicirkellijnen
1 Stel de auto zodanig op dat de rode
draaicirkellijn binnen de grenzen
van het parkeervak uitkomt.
2 Draai het stuurwiel zo dat de groene
koerslijn samenvalt met de desbe-
treffende draaicirkellijn.
Afhankelijk van de uitrusting kunnen
obstakels achter de auto worden gede-
tecteerd door Parking Sensors.
Er kunnen obstakelmarkeringen wor-
den weergeven in het beeld van de
achteruitrijcamera.
Het kleurpatroon hiervan komt overeen
met de markeringen van Parking Sen-
sors.
Bij ingeschakelde achteruitrijcamera:
1 Kantel de controller indien nodig
naar links.
2 “Camera picture” (camerabeeld)
3
“Brightness” (helderheid)
“Contrast” (contrast) 4
Stel de gewenste waarde in.
Voor meer informatie:
• Camera's, zie Blz. 50.
Als de camera is uitgeschakeld, bijvoor-
beeld als de achterklep is geopend,
wordt het camerabeeld grijs gearceerd.
Zeer lage obstakels en uitstekende
objecten die zich hoger bevinden, zoals
uitstekende randen, kunnen niet door
het systeem worden gedetecteerd.
Afhankelijk van de uitrusting kunnen
ook andere assistentiefuncties gebruik-
maken van gegevens van Parking Sen-
sors.
Houd u aan de aanwijzingen in het
hoofdstuk over Parking Sensors.
De op het regeldisplay weergegeven
objecten kunnen dichterbij zijn dan ze
lijken te zijn. Schat de afstand tot de
objecten niet in op basis van de weer-
gave op het display.
Obstakelmarkeringen
Helderheid en contrast instellen
via Toyota Supra Command
Beperkingen van het systeem
Systeembeperkingen van de
sensoren
Camera uitgeschakeld
Detectie van objecten
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 255 Friday, September 24, 2021 10:31 AM

2563-1. BEDIENING
*: indien aanwezig
Bij een onoverzichtelijke uitrit of bij het
verlaten van een parkeervak haaks op
de rijbaan kan dit systeem weggebrui-
kers die van links of rechts naderen
eerder waarnemen dan mogelijk is
vanaf de bestuurdersstoel.
Twee radarsensoren in de achterbum-
per bewaken het gebied achter de auto.
Het systeem geeft het naderen van
andere weggebruikers aan.Het systeem wordt geregeld door de
volgende sensoren:
• Radarsensoren opzij, achter.
Voor meer informatie:
Sensoren van de auto, zie Blz. 50.
1
Druk op de toets van het Par-
king Assist-systeem.
2 Kantel de controller naar links.
3 “Settings” (instellingen)
4 “Cross-traffic alert” (waarschuwing
kruisend verkeer)
5 “Cross-traffic alert” (waarschuwing
kruisend verkeer)
Of via Toyota Supra Command:
1 “My vehicle” (mijn auto)
RCTA (Rear Cross
Traffic Alert)*
Principe
Algemeen
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw per-
soonlijke verantwoordelijkheid om de
zichtbaarheid en verkeerssituatie goed in
te schatten. Er bestaat een kans op onge-
vallen. Pas uw rijstijl aan de omstandighe-
den op de weg aan. Houd de verkeerssitu-
atie in de gaten en grijp in als de situatie
dit vereist.
Overzicht
Toets in de auto
Toets Parking Assist-systeem
Sensoren
In-/uitschakelen
Inschakelen/uitschakelen van
het systeem
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 256 Friday, September 24, 2021 10:31 AM

257
3
3-1. BEDIENING
BEDIENING
2
“Vehicle settings” (instellingen auto)
3 “Parking” (parkeren)
4 “Cross-traffic alert” (waarschuwing
kruisend verkeer)
5 “Cross-traffic alert” (waarschuwing
kruisend verkeer)
Als het systeem is geactiveerd op het
regeldisplay, wordt het automatisch
ingeschakeld zodra Parking Sensors of
Panorama View actief is en een ver-
snelling wordt ingeschakeld.
Het systeem wordt achter ingeschakeld
als de achteruitversnelling wordt inge-
schakeld.
Het systeem wordt au tomatisch uitge-
schakeld in de volgende situaties:
Als sneller dan stapvoets wordt
gereden.
Als een bepaalde afstand wordt
overschreden.
Tijdens het parkeren met het Par-
king Assist-systeem.
Het regeldisplay schakelt over op de
desbetreffende weergave, er klinkt
eventueel een geluidssignaal en het
lampje in de buitenspiegel knippert. Het lampje in de buitenspiegel knippert
als tijdens het achteruitrijden andere
voertuigen worden gedetecteerd door
de sensoren achter.
In het scherm van Parking Sensors
knippert de desbetreffende zijde van de
weg rood als de sensoren voertuigen
detecteren.
Naast de optische weergave klinkt ook
een geluidssignaal wanneer uw auto in
de betreffende richting beweegt.
Automatisch inschakelen
Automatisch uitschakelen
Waarschuwing
AlgemeenLampje in de buitenspiegel
Weergave in het scherm van Parking
Sensors
Geluidssignaal
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 257 Friday, September 24, 2021 10:31 AM

2583-1. BEDIENING
Voor meer informatie:
• Radarsensoren, zie Blz. 51.
Het systeem werkt in de volgende situ-
aties mogelijk niet optimaal, bijvoor-
beeld:
In scherpe bochten.
Als kruisende objecten zeer lang-
zaam of zeer snel bewegen.
Als de sensoren kruisend verkeer
niet kunnen detecteren doordat zich
andere objecten in het detectiebe-
reik bevinden. Dit hoofdstuk beschrijft alle standaard,
landspecifieke en speciale uitrusting
die beschikbaar is voor de modelserie.
Daardoor worden mogelijk uitrusting en
functies beschreven die niet in uw auto
aanwezig zijn, bijvoorbeeld als gevolg
van de geselecteerde optionele uitrus-
ting of de landenspecificatie. Dit geldt
ook voor functies en systemen met
betrekking tot veiligheid. Houd u bij het
gebruik van de bijbehorende functies
en systemen aan de
desbetreffende
wet- en regelgeving.
De onderdelen van de wielophanging
zijn geoptimaliseerd voor de auto en
zijn toepassingsgebied, waardoor de
best mogelijke rijervaring is gewaar-
borgd.
*: indien aanwezig
Het Adaptive Variable Suspension-sys-
teem is een intelligente, instelbare
sportieve wielophanging.
De wielophanging beperkt de bewegin-
gen van het lichaam bij een sportieve
rijstijl of op een slecht wegdek.
Beperkingen van het systeem
Systeembeperkingen van
de sensoren
Functionele beperkingen
Rijcomfor t
Uitrusting
Onderdelen van de
wielophanging
Adaptive Variable
Suspension-systeem*
Principe
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 258 Friday, September 24, 2021 10:31 AM

263
3
3-1. BEDIENING
BEDIENING
De led brandt om aan te geven dat de
recirculatiemodus is ingeschakeld.
Als de led links brandt: Automatische
recirculatiemodus
Als de luchtvervuilingssensor schadelijke
stoffen in de buitenlucht signaleert, wordt
automatisch van de buitenluchtmodus over-
geschakeld op de recirculatiemodus.
Als de led rechts brandt: Recirculatie-
modus
Er vindt een permanente recirculatie van de
lucht in het interieur plaats.
Wanneer de recirculatiemodus is uitge-
schakeld, wordt er frisse lucht in de
auto toegevoerd.
Afhankelijk van de omgevingscondities
wordt de recirculatiemodus na een
bepaalde tijd automatisch uitgescha-
keld om condensvorming te voorko-
men.
De koelfunctie wordt ook automatisch
ingeschakeld om condensatie te voor-
komen.
Het langdurig ingeschakeld houden van
de recirculatiemodus verslechtert de
luchtkwaliteit in het interieur en veroor-
zaakt condensvorming op de ruiten.
Als er sprake is van condensvorming,
schakel de recirculatiemodus dan uit of
verwijder de condens, zie Blz. 264. De luchtstroom voor de airconditioning
kan handmatig worden ingesteld.
Schakel om de luchtstroom handmatig
te kunnen instellen eerst het AUTO-
programma uit.
De geselecteerde instelling van de
luchtstroom wordt op het display van de
automatische airconditioning weerge-
geven.
Indien nodig wordt de luchtstroom van
de automatische airconditioning
beperkt om te voorkomen dat de accu
ontladen raakt.
De luchtverdeling voor de airconditio-
ning kan handmatig worden ingesteld.
Bediening
Druk herhaaldelijk op de toets
tot de gewenste functie is
ingeschakeld.
Handmatige regeling van de
luchtstroom
Principe
Algemeen
Bediening
Druk op de linker- of rechter-
zijde van de toets om de lucht-
stroom te verkleinen of vergro-
ten.
Handmatige regeling van de
luchtverdeling
Principe
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 263 Friday, September 24, 2021 10:31 AM