Weergave sensorsignalering, afstand
tot object
Detectiebereik van de sensorenAOngeveer 100 cm
BOngeveer 150 cm
COngeveer 60 cm
Het schema toont het detectiebereik van
de sensoren. Houd er rekening mee dat
de sensoren geen objecten kunnen
signaleren die zich extreem dicht bij de
auto bevinden.
Het bereik van de sensoren kan
verschillend zijn, afhankelijk van
bijvoorbeeld de vorm van het object.
Weergave afstand
Wanneer er een object wordt gesignaleerd door een sensor, wordt de globale afstand tot
het object weergegeven op het scherm van het multi-informatiedisplay, het
navigatiesysteem of het multimediasysteem (indien aanwezig). (Als de afstand tot het
object klein wordt, gaan de afstandssegmenten mogelijk knipperen.)
De afbeeldingen wijken mogelijk af van de getoonde afbeeldingen.
• Globale afstand tot object
– Binnenste sensor voor: 100 cm - 60 cm
– Binnenste sensor achter: 150 cm - 60 cm
Multi-informatiedisplay Scherm navigatie- of multimediasysteem
• Globale afstand tot object: 60 cm - 45 cm
Multi-informatiedisplay Scherm navigatie- of multimediasysteem
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
345
5
Rijden
• Globale afstand tot object: 45 cm - 30 cm
Multi-informatiedisplay Scherm navigatie- of multimediasysteem
• Globale afstand tot object: 30 cm - 15 cm
Multi-informatiedisplay*Scherm navigatie- of multimediasysteem
*De afstandssegmenten zullen langzaam knipperen.
• Globale afstand tot object: minder dan 15 cm
Multi-informatiedisplay*Scherm navigatie- of multimediasysteem
*De afstandssegmenten zullen snel knipperen.
Werking zoemer en afstand tot een
object
Een zoemer klinkt als de sensoren in
werking zijn.
• De geluidssignalen volgen elkaar
sneller op naarmate de auto dichter bij
het object komt. Als de auto het
obstakel genaderd is tot ongeveer
30 cm, klinkt de zoemer continu.
• Als 2 of meer sensoren gelijktijdig een
statisch object signaleren, klinkt de
zoemer voor het dichtstbijzijnde
object.
• Zelfs als de sensoren in werking zijn,
kan het geluid van de zoemer in
sommige gevallen worden gedempt.
(functie automatisch dempen zoemer)Dempen van geluid zoemer (auto's met
PKSB)
• Functie automatisch dempen zoemer
Zelfs als de sensoren in werking zijn,
zal het geluid van de zoemer in de
volgende gevallen worden gedempt:
– De afstand tussen de auto en het
gedetecteerde object wordt niet
kleiner (behalve als de afstand
tussen de auto en het object 30 cm
of kleiner is).
– Uw auto beweegt zich van het
object af.
– Er zijn geen signaleerbare objecten
in de rijrichting van uw auto.
Als echter een ander object
gesignaleerd wordt of de situatie
verandert terwijl de zoemer gedempt
is, begint de zoemer weer geluid te
maken.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
346
• Dempen van het geluid van de zoemer
De zoemer kan tijdelijk worden
gedempt door op
van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel te drukken
terwijl op het multi-informatiedisplay
de suggestie wordt weergegeven dat
dempen mogelijk is.
• Wanneer wordt het dempen
geannuleerd
Het geluid wordt in de volgende
situaties automatisch weer
ingeschakeld:
– Als de selectiehendel in een andere
stand wordt gezet
– Als de rijsnelheid een bepaalde
snelheid bereikt of overschrijdt
– Als de Toyota Parking Assist
eenmaal wordt uitgeschakeld en
weer wordt ingeschakeld
– Als het contact eenmaal UIT en weer
AAN wordt gezet
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Het zoemervolume kan worden
aangepast op het multi-
informatiedisplay. (Behalve auto's
zonder sensoren voor) (→Blz. 163)
5.5.10 PKSB (Parking Support
Brake)*
*Indien aanwezig
Het Parking Support Brake-systeem
bestaat uit de volgende functies die
werken bij rijden met een lage snelheid of
achteruitrijden, bijvoorbeeld bij het
parkeren. Wanneer het systeem oordeelt
dat de kans op een aanrijding met een
object groot is, wordt een waarschuwing
geactiveerd om de bestuurder aan te
sporen om uit te wijken. Wanneer het
systeem oordeelt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd object
zeer groot is, worden de remmen
automatisch bekrachtigd om te helpen
een aanrijding te voorkomen of om de
impact van een aanrijding te helpen
verminderen.PKSB-systeem (Parking Support Brake)
Parking Support Brake-functie (voor
stilstaande objecten)
→Blz. 351
Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs rijden)
→Blz. 353
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
Vertrouw niet blindelings op het
systeem, omdat dit kan leiden tot een
ongeval.
Controleer altijd de omgeving van uw
auto tijdens het rijden.
Afhankelijk van de auto en de conditie
van de weg, de weersomstandigheden,
enz. werkt het systeem mogelijk niet.
De signaleringsmogelijkheden van
sensoren en radars zijn beperkt.
Controleer altijd de omgeving van uw
auto tijdens het rijden.
• De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor een veilig
rijgedrag. Rijd altijd voorzichtig en
houd rekening met de omgeving. Het
Parking Support Brake-systeem is
ontworpen om te helpen de ernst
van een aanrijding te verminderen.
Onder sommige omstandigheden is
het echter mogelijk dat het systeem
niet werkt.
• Het Parking Support Brake-systeem
is niet ontworpen om de auto
volledig tot stilstand te brengen.
Bovendien is het, zelfs wanneer het
systeem de auto tot stilstand heeft
gebracht, noodzakelijk om
onmiddellijk het rempedaal in te
trappen, omdat de remregeling na
ongeveer 2 seconden wordt
uitgeschakeld.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
347
5
Rijden
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Het is extreem gevaarlijk om de
werking van het systeem te
controleren door opzettelijk met de
auto in de richting van een muur, enz.
te rijden. Doe dit nooit.
Wanneer moet de Parking Support
Brake uitgeschakeld worden
Schakel in de onderstaande situaties de
Parking Support Brake uit, omdat het
systeem anders mogelijk zelfs werkt als
er geen kans op een aanrijding is.
• Bij een controle van de auto op een
rollenbank o.i.d.
• Wanneer de auto op een schip,
vrachtwagen of ander
transportmiddel wordt geladen.
• Als de wielophanging is gewijzigd of
als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd.
• Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto.
• Als er uitrusting die een sensor kan
hinderen, zoals een sleepoog,
bumperbeschermer (een extra
beschermstrip, enz.), fietsendrager
of sneeuwploeg, is geplaatst.
• Als gebruik wordt gemaakt van een
wasstraat.
• Als niet op een stabiele wijze kan
worden gereden met de auto,
bijvoorbeeld als hij betrokken is
geweest bij een ongeval of als er
storingen zijn.
• Als met een sportieve rijstijl of in het
terrein wordt gereden.
• Als de banden niet de juiste
bandenspanning hebben.
• Als de banden zeer versleten zijn.
• Als er sneeuwkettingen, een compact
reservewiel of een
bandenreparatieset worden
toegepast.OPMERKING
Wanneer “Parking Support Brake
Unavailable” (Parking Support Brake
niet beschikbaar) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven en het controlelampje
PKSB OFF brandt
Als deze melding direct nadat het
contact AAN is gezet wordt
weergegeven, bedien de auto dan
voorzichtig en let daarbij goed op de
omgeving. Het is wellicht nodig om een
bepaalde tijd met de auto te rijden
voordat het systeem weer normaal
werkt. (Als het systeem nog niet
normaal werkt nadat een poosje met de
auto gereden is, reinig dan de sensoren
en hun omgeving op de bumpers.)
Inschakelen/uitschakelen van de
Parking Support Brake
De Parking Support Brake kan worden
ingeschakeld/uitgeschakeld via het
scherm
van het multi-
informatiedisplay. Alle functies van de
Parking Support Brake (voor stilstaande
objecten en voor voertuigen die
achterlangs rijden) worden gelijktijdig
ingeschakeld/uitgeschakeld. (→Blz. 163)
Wanneer de Parking Support Brake wordt
uitgeschakeld, gaat het controlelampje
PKSB OFF (→blz. 148) op het
multi-informatiedisplay branden.
Als u het systeem weer wilt inschakelen,
selecteer dan
op het multi-
informatiedisplay, selecteeren zet
het vervolgens aan.
Wanneer het systeem is uitgeschakeld,
blijft het uitgeschakeld, zelfs als het
contact AAN wordt gezet nadat dit UIT
was gezet.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
348
Opnieuw inschakelen van de Parking
Support Brake
Wanneer de Parking Support Brake is
uitgeschakeld door de werking ervan,
kunt u zelf het systeem weer inschakelen
(→blz. 348) of het contact UIT en
vervolgens weer AAN zetten. Het systeem
wordt automatisch weer ingeschakeld als
het obstakel zich niet langer in de
rijrichting van de auto bevindt of als de
auto van rijrichting verandert
(bijvoorbeeld achteruit in plaats van
vooruit of andersom).
Wanneer “Parking Support Brake
Unavailable” (Parking Support Brake
niet beschikbaar) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
en het controlelampje PKSB OFF brandt
• Als gelijktijdig “Clean Parking Assist
Sensor” (reinig Parking Assist-sensor)
wordt weergegeven, is mogelijk een
van de sensoren bedekt met ijs,
sneeuw, vuil, enz. Verwijder in dit
geval het ijs, de sneeuw, het vuil, enz.
van de sensor om te zorgen dat het
systeem weer normaal werkt. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als deze melding ook na
het verwijderen van het vuil van de
sensor wordt weergegeven of wordt
weergegeven wanneer de sensor
helemaal niet vuil was.
• Als tegelijkertijd “Parking Assist
Unavailable” (Parking Assist niet
beschikbaar) wordt weergegeven,
stroomt er mogelijk continu water
over de sensor, zoals bij zware
regenval. Als het systeem signaleert
dat de toestand weer normaal is, zal
het systeem weer normaal werken.5.5.11 Parking Support
Brake-functie (voor stilstaande
objecten)
*
*Indien aanwezig
Als de sensoren een stilstaand object,
zoals een muur, signaleren in de
rijrichting van de auto en het systeem
oordeelt dat zich een aanrijding voor kan
doen doordat de auto plotseling naar
voren beweegt doordat het gaspedaal per
ongeluk wordt ingetrapt, wanneer de
auto de verkeerde kant op rijdt doordat
de verkeerde schakelstand wordt
geselecteerd of tijdens het parkeren of
het rijden met een lage snelheid, werkt
het systeem om de gevolgen van een
aanrijding met het gesignaleerde
stilstaande object zo veel mogelijk te
beperken.
Voorbeelden van het in werking treden
van de functie
Deze functie werkt in situaties zoals
hieronder aangegeven wanneer in de
rijrichting van de auto een object wordt
gesignaleerd.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
351
5
Rijden
Er wordt langzaam gereden en het
rempedaal wordt niet of te laat ingetrapt
Wanneer het gaspedaal diep wordt
ingetraptWanneer de auto de verkeerde kant op
rijdt doordat de verkeerde schakelstand
is geselecteerd
Soorten sensoren
→Blz. 339
WAARSCHUWING!
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
→Blz. 340
Als de Parking Support Brake-functie
(voor stilstaande objecten) onnodig
wordt geactiveerd, bijvoorbeeld op
een spoorwegovergang
→Blz. 350
Opmerkingen bij het wassen van de
auto
→Blz. 340
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
352
Voorwaarden voor werking van de
Parking Support Brake-functie (voor
stilstaande objecten)
De functie werkt als het controlelampje
PKSB OFF niet brandt (→blz. 147,
blz. 148) en aan alle onderstaande
voorwaarden wordt voldaan:
• Begrenzingsregeling hybridesysteem
– De Parking Support Brake is
ingeschakeld.
– De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h
of lager.
– Er bevindt zich een stilstaand object
in de rijrichting van de auto, op een
afstand van ongeveer 2 tot 4 m.
– De Parking Support Brake stelt vast
dat er harder dan normaal moet
worden geremd om een aanrijding
te voorkomen.
• Remfunctieregelsysteem
– De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking.
– De Parking Support Brake stelt vast
dat er onmiddellijk moet worden
geremd om een aanrijding te
voorkomen.
Voorwaarden voor het stoppen van de
werking van de Parking Support
Brake-functie (voor stilstaande
objecten)
De werking van de functie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling hybridesysteem
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– Het systeem stelt vast dat de
aanrijding voorkomen kan worden
met normaal remmen.
– Het statische object bevindt zich
niet langer op een afstand van
ongeveer 2 tot 4 m van de auto in de
rijrichting van de auto.
• Remfunctieregelsysteem
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– Er zijn ongeveer 2 seconden
verstreken nadat de auto door deremregeling tot stilstand is
gebracht.
– Het rempedaal wordt ingetrapt
nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
– Het statische object bevindt zich
niet langer op een afstand van
ongeveer 2 tot 4 m van de auto in de
rijrichting van de auto.
Detectiebereik van de Parking Support
Brake-functie (voor stilstaande
objecten)
Het detectiebereik van de Parking
Support Brake-functie (voor stilstaande
objecten) verschilt van dat van de Toyota
Parking Assist-sensor. (→Blz. 345)
Daardoor wordt de Parking Support
Brake-functie (voor stilstaande
objecten) mogelijk niet geactiveerd, ook
al signaleert de Toyota Parking
Assist-sensor een object en wordt er een
waarschuwing gegeven.
Situaties waarin de Parking Support
Brake-functie (voor stilstaande
objecten) mogelijk niet werkt
Als de selectiehendel in stand N staat.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 342
Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
→Blz. 343
5.5.12 Parking Support
Brake-functie (voor voertuigen
die achterlangs rijden)
*
*Indien aanwezig
Als een radarsensor achter een auto
signaleert die van rechts of links achter
nadert en het systeem bepaalt dat een
aanrijding waarschijnlijk is, activeert deze
functie de remmen om de kans op een
aanrijding met de naderende auto te
verkleinen.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
353
5
Rijden
Voorbeelden van het in werking treden
van de functie
Deze functie treedt in werking in situaties
zoals hieronder aangegeven wanneer in
de rijrichting van de auto een auto wordt
gesignaleerd.
Bij het achteruitrijden nadert een auto en
het rempedaal wordt niet of te laat
ingetrapt
Soorten sensoren
→Blz. 332
WAARSCHUWING!
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
→Blz. 332
Voorwaarden voor werking van de
Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs rijden)
De functie werkt als het controlelampje
PKSB OFF niet brandt (→blz. 147,
blz. 148) en aan alle onderstaande
voorwaarden wordt voldaan:
• Begrenzingsregeling hybridesysteem
– De Parking Support Brake is
ingeschakeld.
– De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h
of lager.
– Er naderen voertuigen de auto van
rechts of links achter met een
snelheid van ongeveer 8 km/h of
meer.
– De selectiehendel staat in stand R.– De Parking Support Brake stelt vast
dat er harder dan normaal moet
worden geremd om een aanrijding
met een naderende auto te
voorkomen.
• Remfunctieregelsysteem
– De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking.
– De Parking Support Brake stelt vast
dat een noodstop noodzakelijk is om
een aanrijding met een naderende
auto te voorkomen.
Voorwaarden voor het stoppen van de
werking van de Parking Support
Brake-functie (voor voertuigen die
achterlangs rijden)
De werking van de functie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling hybridesysteem
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– De aanrijding kan worden
voorkomen met normaal remmen.
– Er nadert niet langer een auto van
rechts of links achter de auto.
• Remfunctieregelsysteem
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– Er zijn ongeveer 2 seconden
verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is
gebracht.
– Het rempedaal wordt ingetrapt
nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
– Er nadert niet langer een auto van
rechts of links achter de auto.
Detectiegebied van de Parking Support
Brake-functie (voor voertuigen die
achterlangs rijden)
Het detectiegebied van de Parking
Support Brake-functie (voor voertuigen
die achterlangs rijden) verschilt van dat
van de RCTA (→blz. 336). Daardoor
wordt de Parking Support Brake-functie
(voor voertuigen die achterlangs rijden)
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
354