Page 49 of 360

49
Toegang
2
Automatische vergrendeling
De auto vergrendelt zichzelf nadat een schuifdeur handsfree is gesloten.
NOTIC E
Als uw auto niet is uitgerust met een alarm, wordt het vergrendelen aangegeven door de richtingaanwijzers die gedurende ongeveer twee
seconden gaan branden.Tegelijkertijd worden, afhankelijk van uw uitvoering, de buitenspiegels ingeklapt.
Inschakelen/uitschakelen
Met audiosysteem of touchscreen
Standaard wordt handsfree toegang ingeschakeld.De functie “handsfree toegang tot achterklep” of het automatisch vergrendelen van de auto wanneer de schuifdeur wordt gesloten kan worden in- en uitgeschakeld in het configuratiemenu van de auto.
Storing
Een geluidssignaal dat driemaal wordt herhaald terwijl deze functie wordt gebruikt, geeft aan dat er een storing in het systeem aanwezig is.Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
NOTIC E
Als de optie “Handsfree achterklep met automatische vergrendeling” wordt geselecteerd in het voertuigmenu, controleer dan na het sluiten van de deur of de auto goed is vergrendeld.Er wordt niet vergrendeld:– als het contact AAN is;
– als een van de portieren of de achterklep is geopend;– als een afstandsbediening van het “Smart Entry & Start” zich in de auto bevindt. Als meerdere voetbewegingen geen effect hebben, wacht dan een paar seconden alvorens het opnieuw te proberen.Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld bij hevige regenval of veel sneeuw.Als de afstandsbediening niet werkt, controleer dan of deze niet is blootgesteld aan elektromagnetische storing (afkomstig van smartphone, enz.).Bij gebruik van een beenprothese wordt de werking mogelijk negatief beïnvloed.Dit systeem werkt mogelijk niet goed als uw auto is voorzien van een trekhaak.
NOTIC E
De zijdeur wordt mogelijk zonder waarschuwing geopend of gesloten als: – Uw auto is voorzien van een trekhaak.– Een aanhangwagen wordt aan- of losgekoppeld.– Een fietsendrager wordt geplaatst of verwijderd.
– Er fietsen op een fietsendrager worden geplaatst of ervan af worden gehaald.– Er iets achter uw auto wordt neergelegd of opgetild.– Een dier de bumper nadert.– De auto wordt gewassen.– Er onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd aan de auto.– Een wiel wordt vervangen. Houd, om plotselinge bediening te voorkomen, de sleutel uit de buurt van het detectiegebied (en de binnenkant van de bagageruimte) of schakel de functie uit via het configuratiemenu van de auto.
WARNI NG
Zorg ervoor dat niets of niemand het correct openen of sluiten van de zijdeuren in de weg
staat.Let bij het bedienen van de zijdeuren op kinderen.
Page 50 of 360
50
Achterdeuren
► Open de linker achterdeur en trek hendel A naar u toe om de rechter achterdeur te openen.
Sluiten
► Sluit eerst de rechter achterdeur en vervolgens de linker achterdeur.
NOTIC E
Als eerst de linker achterdeur wordt gesloten, voorkomt een stootblokje op de rand van de rechter achterdeur dat de deur kan worden gesloten.
Indien de linker achterdeur niet goed is gesloten, gaat het waarschuwingslampje “open deur” branden (de rechter achterdeur wordt niet gesignaleerd). Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de lijst van waarschuwingslampjes en met name de waarschuwing open deur.
Openen tot ongeveer 180°
Wanneer uw auto is voorzien van deurvangers, kunnen de achterdeuren met een hoek van ongeveer 90° tot 180° worden geopend.► Trek als de deur is geopend aan de gele hendel.Bij het sluiten van de deur komt de deurvanger automatisch in zijn oorspronkelijke stand terug.
Page 51 of 360

51
Toegang
2
WARNI NG
Wanneer de auto stilstaat terwijl de achterdeuren 90° openstaan, worden de achterlichten door de achterdeuren afgedekt. Gebruik een gevarendriehoek o.i.d. dat wettelijk vereist is in uw land om andere weggebruikers die in dezelfde richting rijden (die mogelijk niet doorhebben dat de auto stilstaat) te
waarschuwen voor de positie van de auto.
Achterklep
Openen
► Trek na het ontgrendelen van de auto aan de handgreep en beweeg de achterklep omhoog.
Sluiten
► Beweeg de achterklep omlaag met behulp van de lus aan de binnenzijde en vergrendel hem.Indien de achterklep niet goed is gesloten, gaat het waarschuwingslampje “open deur” branden. Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de lijst van waarschuwings- en controlelampjes en met name de waarschuwing open deur.
WARNI NG
Laat bij een storing of als u problemen ervaart bij het openen of sluiten van de achterklep, deze onmiddellijk controleren door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige om te voorkomen dat de situatie verslechtert en dat de achterklep
dichtvalt, hetgeen ernstig letsel zou kunnen veroorzaken.
Separaat te openen
achterruit achterklep
Door de achterruit te openen hebt u rechtstreeks toegang tot de achterzijde van de auto zonder dat u
de achterklep hoeft te openen.
Openen
Druk na het ontgrendelen van de auto op de bediening van de achterruit om de ruit te openen.
Sluiten
Sluit de achterruit door op het midden van de ruit te drukken tot hij volledig is gesloten.Indien de separaat te openen achterruit van de achterklep niet goed is gesloten, gaat het waarschuwingslampje “open deur” branden. Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de lijst van waarschuwings- en controlelampjes en met name de waarschuwing open deur.
Page 52 of 360

52
NOTIC E
De achterklep en de achterruit kunnen niet tegelijkertijd open zijn, dit om beschadiging ervan te voorkomen.
Alarm
(Afhankelijk van de uitvoering)
Systeem dat uw auto beveiligt tegen diefstal en inbraak.
Omtrekbewaking
Het systeem controleert of de auto wordt geopend.Het alarm gaat af als iemand bijvoorbeeld een portier, een achterdeur of de motorkap probeert te openen.
Volumetrische bewaking van het interieur
Het systeem controleert alleen op eventuele variaties in volume in de cabine. Het alarm gaat af wanneer iemand een ruit inslaat of de cabine betreedt. Het gaat echter niet af wanneer iemand de laadruimte betreedt.
Het systeem controleert op eventuele variaties in volume in het passagierscompartiment.Het alarm gaat af wanneer iemand een ruit inslaat, het passagierscompartiment betreedt of zich in de auto beweegt.
Zelfbeschermingsfunctie
Het systeem controleert of onderdelen worden uitgeschakeld.
Het alarm gaat af als de bedrading van de accu, centrale vergrendeling of sirene wordt uitgeschakeld of wordt beschadigd.
WARNI NG
Neem contact op met een erkende Toyota-
dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voor alle werkzaamheden aan het alarmsysteem.
NOTIC E
Als uw auto is uitgerust met extra verwarming/ventilatie, is volumetrische bewaking niet compatibel met dit systeem.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de extra verwarming/ventilatie.
Vergrendelen van de auto met
een volledig alarmsysteem
Inschakelen
► Zet het contact UIT en verlaat de auto.► Vergrendel de auto of activeer de supervergrendeling met de afstandsbediening of het “Smart Entry & Start”.Wanneer het bewakingssysteem actief is, knippert het rode controlelampje in de toets eenmaal per seconde en gaan de richtingaanwijzers gedurende ongeveer 2 seconden branden.De omtrekbewaking wordt na 5 seconden geactiveerd en de volumetrische bewaking van het interieur wordt na 45 seconden geactiveerd.
WARNI NG
Als een portier, een achterdeur of de motorkap
niet goed is gesloten, wordt de auto niet vergrendeld, maar wordt de omtrekbewaking na 45 seconden geactiveerd. Dit gebeurt tegelijk met de volumetrische bewaking van het interieur.
Page 53 of 360

53
Toegang
2
Uitschakelen
► Druk op de ontgrendeltoets op de afstandsbediening.of► Ontgrendel de auto met het Smart Entry & Start-systeem.Het bewakingssysteem wordt uitgeschakeld: het controlelampje in de toets dooft en de richtingaanwijzers knipperen gedurende ongeveer
2 seconden.
NOTIC E
Wanneer de auto automatisch weer wordt vergrendeld (wat gebeurt als een portier of de achterdeur/achterklep niet binnen 30 seconden na ontgrendeling wordt geopend), wordt het bewakingssysteem ook automatisch opnieuw geactiveerd.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, klinkt de sirene en knipperen de richtingaanwijzers gedurende 30 seconden.De bewakingsfuncties blijven actief totdat het alarm tien keer achter elkaar is afgegaan.Wanneer de auto wordt ontgrendeld, gaat het controlelampje in de toets snel knipperen om aan te geven dat het alarm is afgegaan tijdens
uw afwezigheid. Wanneer het contact AAN wordt gezet, stopt het knipperen direct.
Vergrendelen van de auto met
alleen omtrekbewaking
Schakel de volumetrische bewaking van het interieur uit om de voorkomen dat het alarm onbedoeld afgaat in bepaalde gevallen, zoals:– Een ruit die gedeeltelijk openstaat.– Wassen van de auto.– Verwisselen van een wiel.
– Slepen van de auto.– Vervoer op een schip of veerpont.
Uitschakelen van de volumetrische
bewaking van het interieur
► Zet het contact UIT en druk binnen 10 seconden op de alarmtoets totdat het controlelampje blijft branden.► Verlaat de auto.► Vergrendel de auto direct met de afstandsbediening of het “Smart Entry & Start”.Alleen de omtrekbewaking is geactiveerd: het rode controlelampje in de toets knippert iedere seconde.Om effect te hebben moet het uitschakelen worden uitgevoerd op het moment dat het contact UIT wordt gezet.
Opnieuw inschakelen van de
volumetrische bewaking van het
interieur
► Deactiveer de omtrekbewaking door de auto te ontgrendelen met de afstandsbediening of het “Smart Entry & Start”.Het controlelampje in de toets dooft.► Activeer het volledige alarmsysteem door de auto te vergrendelen met de afstandsbediening of
het “Smart Entry & Start”.Het rode controlelampje in de toets knippert opnieuw iedere seconde.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
► Vergrendel de auto of activeer de supervergrendeling met de sleutel (geïntegreerd in de afstandsbediening) in het slot van het bestuurdersportier.
Als de afstandsbediening niet
werkt
Uitschakelen van de bewakingsfuncties:► Ontgrendel de auto met de sleutel (geïntegreerd in de afstandsbediening) in het slot van het bestuurdersportier.► Open het portier. Het alarm gaat af.► Zet het contact AAN. Het alarm stopt en het controlelampje in de toets dooft.
Page 54 of 360

54
Storing
Wanneer het contact AAN wordt gezet, blijft het rode controlelampje in de toets branden. Dit geeft een storing in het systeem aan.Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Automatisch inschakelen
(Afhankelijk van het land van verkoop)Het systeem wordt 2 minuten nadat het laatste portier of de achterdeur/achterklep is gesloten automatisch geactiveerd.► Druk, om te voorkomen dat het alarm afgaat wanneer u in de auto stapt, eerst op de ontgrendeltoets van de afstandsbediening of ontgrendel de auto met het Smart Entry & Start.
Elektrisch bedienbare
ruiten
1.Elektrische ruitbediening links.
2.Elektrische ruitbediening rechts.
Werking
► Druk op/trek aan de schakelaar zonder voorbij het weerstandspunt te gaan om de ruit handmatig te openen/sluiten: de ruit stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten.► Druk op/trek aan de schakelaar tot voorbij het weerstandspunt om de ruit automatisch te openen/sluiten: de ruit wordt volledig geopend/gesloten als de schakelaar wordt losgelaten (wanneer de schakelaar weer wordt ingedrukt, stopt de beweging van de ruit).
NOTIC E
De bedieningselementen van de elektrisch bedienbare ruiten blijven gedurende ongeveer 45 seconden na het UIT zetten van het contact actief als de voorportieren niet zijn geopend.Daarna worden de bedieningselementen uitgeschakeld. Zet het contact opnieuw AAN om ze weer in te schakelen.
Klembeveiliging
Indien uw auto is uitgerust met klembeveiliging, stopt de beweging van de ruit wanneer deze een obstakel tegenkomt terwijl hij omhoog beweegt en gaat hij gedeeltelijk weer omlaag.Wanneer de ruit tijdens het sluiten onbedoeld wordt geopend, druk dan op de schakelaar totdat de ruit volledig is geopend. Trek binnen 4 seconden de schakelaar omhoog totdat de ruit is gesloten.
De klembeveiliging werkt niet tijdens deze handeling.
Opnieuw initialiseren van de
ruitbediening
Na het aansluiten van de accu of in geval van een abnormale beweging van de ruit moet de klembeveiliging opnieuw worden geïnitialiseerd.De klembeveiliging wordt gedurende de volgende opeenvolgende handelingen uitgeschakeld.Voor elke ruit:► Open de ruit volledig en sluit hem vervolgens; hij beweegt elke keer dat op de schakelaar wordt gedrukt een paar centimeter omhoog. Herhaal de handeling totdat de ruit volledig gesloten is.► Blijf de schakelaar gedurende ten minste een seconde omhoog trekken nadat de ruit de gesloten positie heeft bereikt.
Page 55 of 360
55
Toegang
2
WARNI NG
Als de elektrisch bedienbare ruit tijdens de werking een obstakel tegenkomt, moet de beweging van de ruit worden omgekeerd. Druk hiertoe op de desbetreffende schakelaar.Als de bestuurder de schakelaar van de elektrisch bedienbare ruit van de passagier bedient, moet hij er zeker van zijn dat niets het
correct sluiten van de ruit kan hinderen.Let extra goed op kinderen bij het bedienen van ruiten.
Page 56 of 360

56
De juiste houding achter
het stuur
Stel alvorens te gaan rijden en om optimaal te profiteren van de ergonomische lay-out van de instrumenten en bedieningselementen de zitpositie in de volgende volgorde af:– de hoogte van de hoofdsteun– de hoek van de rugleuning
– de hoogte van de zitting van de stoel– de positie in lengterichting van de stoel– de hoogte en diepte van het stuurwiel– de binnenspiegel en buitenspiegels
WARNI NG
Controleer vervolgens of u vanuit uw zitpositie een goed zicht hebt op het instrumentenpaneel.
Handmatig verstelbare
voorstoelen
NOTIC E
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de veiligheidsgordels.
Verstelling in lengterichting
► Trek de hendel omhoog en schuif de stoel naar voren of naar achteren.► Laat de hendel los om de stoel in een van de inkepingen te vergrendelen.
WARNI NG
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar achteren voor dat het schuiven van de stoel nergens door wordt gehinderd.Er is een risico dat de achterpassagiers bekneld
raken of dat de stoel blokkeert als grote voorwerpen op de vloer achter de stoel zijn geplaatst.
Hoogteverstelling
► Trek de knop omhoog om de stoel hoger te
zetten of duw de knop omlaag om de stoel lager te zetten totdat de gewenste stand is bereikt.
Hoek rugleuning
► Draai, afhankelijk van de uitrusting, de knop of trek de hendel helemaal omhoog en kantel de rugleuning naar voren of naar achteren om hem af
te stellen.