Page 17 of 360

17
Instrumenten
1
Voorpassagiersairbag (UIT)Blijft branden.De voorpassagiersairbag is uitgeschakeld.De schakelaar staat in de stand “OFF”.U kunt een kinderzitje “tegen de rijrichting in” plaatsen, behalve in het geval van een storing in het airbagsysteem (brandend waarschuwingslampje airbags).
Airbags
Blijft branden.Een van de airbags of pyrotechnische gordelspanners is defect.Voer (3) uit.
Laag brandstofniveauof Blijft branden (lampje of led) met de naald in het rode gebied (afhankelijk van de uitvoering), in combinatie met een geluidssignaal en een melding.Het geluidssignaal en de melding worden steeds vaker herhaald naarmate het brandstofniveau verder naar nul zakt.Als het lampje gaat branden, zit er minder dan 8 liter brandstof in de tank.Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om een lege brandstoftank te voorkomen.Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is, hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het inspuitsysteem beschadigd raken.
Lage capaciteit tractiebatterij (elektrisch)
0 %
100
Led blijft branden met de naald in het rode gebied, in combinatie met een geluidssignaal en een melding.De ladingstoestand van de tractiebatterij is laag.Geef de resterende actieradius weer.Laad uw auto zo spoedig mogelijk op.
Schildpadmodus met beperkte actieradius (elektrisch)
Blijft branden.De ladingstoestand van de tractiebatterij is zeer laag.Het motorvermogen neemt geleidelijk af.U dient uw auto op te laden.Als het waarschuwingslampje blijft branden, voer dan (2) uit.
Voetgangerclaxon (elektrisch)Blijft branden.Storing in claxon gesignaleerd.Voer (3) uit.
Aanwezigheid van water in het dieselfilterBlijft branden (met LCD-instrumentenpaneel).Er zit water in het dieselfilter.Kans op beschadiging van het inspuitsysteem: voer onmiddellijk (2) uit.
Roetfilter (diesel)Blijft branden, in combinatie met een geluidssignaal en een melding over de kans op verstopping van het roetfilter.Het roetfilter begint verzadigd te raken.
Regenereer zodra de omstandigheden het toelaten het roetfilter door met een snelheid van ten minste 60 km/h te rijden tot het lampje dooft.Blijft branden, in combinatie met een geluidssignaal en een melding over een te laag additiefniveau voor het roetfilter.Het minimumniveau van het additiefreservoir is bereikt.Vul zo snel mogelijk bij: voer (3) uit.
StuurbekrachtigingBlijft branden.Er is een storing in de stuurbekrachtiging.Rijd voorzichtig, matig uw snelheid en voer vervolgens (3) uit.
MistachterlichtBlijft branden.De verlichting brandt.
Voet op het rempedaalBlijft branden.Onvoldoende of geen druk op het rempedaal.Bij de automatische transmissie of de keuzeschakelaar is het mogelijk nodig om het rempedaal in te trappen om de transmissie vanuit stand N in een andere stand te zetten.
Voet op het koppelingspedaalBlijft branden.Stop & Start: er wordt niet overgeschakeld naar de START-stand, omdat het koppelingspedaal niet volledig wordt ingetrapt.Trap het koppelingspedaal volledig in.
Page 18 of 360

18
Groene lampjes
Automatische ruitenwissersBlijft branden.De automatische stand van de ruitenwissers voor is geactiveerd.
Automatic High Beam-systeemBlijft branden.De functie is ingeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.De lichtschakelaar staat in de stand AUTO.Zie het hoofdstuk Verlichting en zichtbaarheid voor meer informatie.
Stop & StartBlijft branden.Wanneer de auto tot stilstand komt, zet het Stop & Start-systeem de motor in de STOP-stand.Knippert tijdelijk.De STOP-stand is momenteel niet beschikbaar of de START-stand wordt automatisch geactiveerd.Zie het hoofdstuk Rijden voor meer informatie.
Auto klaar om weg te rijden (elektrisch)Blijft branden, in combinatie met een geluidssignaal wanneer het lampje gaat branden.De auto is klaar om weg te rijden en de systemen voor thermisch comfort zijn beschikbaar.
Het controlelampje dooft wanneer een snelheid van ongeveer 5 km/h wordt bereikt en gaat weer branden wanneer de auto wordt stilgezet.Het lampje dooft wanneer u de motor uitzet en de auto verlaat.
Blind Spot MonitorBlijft branden.De functie is ingeschakeld.
Lane Departure Warning-systeem
Knippert, in combinatie met een geluidssignaal.Er wordt een rijstrookmarkering aan de rechterzijde (of linkerzijde) overschreden.Draai het stuurwiel in de tegenovergestelde richting om de auto weer op de juiste koers te brengen.Zie het hoofdstuk Rijden voor meer informatie.Blijft branden, in combinatie met een melding op het scherm.Er is een storing in het systeem.Blijf alert en rijd voorzichtig. Voer vervolgens (3) uit.
RichtingaanwijzersRichtingaanwijzers met geluidssignaal.De richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
PositielichtBlijft branden.De verlichting brandt.
DimlichtBlijft branden.De verlichting brandt.
Mistlampen voorBlijft branden.De mistlampen voor zijn ingeschakeld.
Blauwe lampjes
Grootlicht
Blijft branden.De verlichting brandt.
Zwarte/witte lampjes
Voet op rempedaalBlijft branden.Geen of onvoldoende druk op het rempedaal.Bij een automatische transmissie: om bij draaiende motor voor het vrijzetten van de parkeerrem de transmissie uit stand P te halen.
Page 19 of 360

19
Instrumenten
1
Richtingaanwijzers
Onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator wordt weergegeven op het instrumentenpaneel. Afhankelijk van de uitvoering van de auto:– geeft de kilometerteller de resterende afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt aan of de
afgelegde afstand sinds het verstrijken van het onderhoudsinterval, voorafgegaan door het teken “-”.– verschijnt een waarschuwingsmelding, hetzij om de resterende afstand en tijd tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt aan te geven, hetzij om aan te geven met hoeveel kilometers of tijd het onderhoudsinterval verstreken is.
OnderhoudssleutelGaat tijdelijk branden als het contact AAN wordt gezet.De afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt is tussen de 3000 en 1000 km.Blijft branden wanneer het contact AAN wordt gezet.De onderhoudsbeurt moet binnen 1000 km worden uitgevoerd.Laat zo spoedig mogelijk een onderhoudsbeurt aan uw auto uitvoeren.
Onderhoudssleutel knippertKnippert en blijft vervolgens branden, als het contact AAN wordt gezet.(Bij dieselmotoren, in combinatie met het onderhoudswaarschuwingslampje.)Het onderhoudsinterval is overschreden.Laat uw auto zo snel mogelijk onderhouden.
Resetten van de onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator moet na elke onderhoudsbeurt worden gereset.► Zet het contact UIT.
► Houd deze toets ingedrukt.► Zet het contact AAN; het display van de kilometerteller begint met aftellen.► Laat de toets los wanneer =0 wordt weergegeven; de moersleutel verdwijnt.
NOTIC E
Als u na deze handeling de accu wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en wacht ten minste 5 minuten totdat de reset is voltooid.
Opvragen van onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie weergeven.► Druk op deze toets.De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden weergegeven en verdwijnt vervolgens weer.
NOTIC E
De weergegeven afstand (in kilometers of mijlen) wordt berekend op basis van de afgelegde afstand en de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudsbeurt.De waarschuwing kan ook worden weergegeven als het einde van het onderhoudsinterval in tijd nadert.
Controlelampje
koelvloeistoftemperatuur
(diesel)
Page 20 of 360

20
Bij draaiende motor:– In zone A is de temperatuur in orde.– In zone B is de temperatuur te hoog. Het bijbehorende waarschuwingslampje en het waarschuwingslampje STOP gaan rood branden op het instrumentenpaneel, in combinatie met de weergave van een melding en een geluidssignaal.Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.Wacht enkele minuten voordat u de motor uitzet.
WARNI NG
Zet het contact UIT, open voorzichtig de motorkap en controleer het koelvloeistofniveau.
NOTIC E
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het controleren van de niveaus.
Controle
De temperatuur en de druk in het koelsysteem beginnen na enkele minuten rijden te stijgen.Bijvullen van koelvloeistof:► laat de motor ten minste een uur afkoelen;► draai de dop twee slagen los om de druk te laten dalen;► verwijder de dop zodra de druk is gedaald;► vul bij tot aan het merkteken “MAX”.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het controleren van de niveaus.
WARNI NG
Wees voorzichtig bij het bijvullen van de koelvloeistof: kans op brandwonden. Vul niet bij tot boven het maximumniveau (aangegeven op het reservoir).
Controlelampje motoroliepeil
(Afhankelijk van de uitvoering)Bij uitvoeringen met een elektrische oliepeilmeter wordt bij het AAN zetten van het contact gedurende enkele seconden zowel het motoroliepeil als de onderhoudsinformatie op het instrumentenpaneel weergegeven.
NOTIC E
Het afgelezen peil is alleen correct als de auto op een horizontale ondergrond staat en de motor meer dan 30 minuten uitgeschakeld is geweest.
Oliepeil correct
Dit wordt aangegeven met een melding op het instrumentenpaneel.
Laag oliepeil
Dit wordt aangegeven met een melding op het instrumentenpaneel.Als het lage oliepeil wordt bevestigd met behulp van een controle met de peilstok, moet motorolie worden bijgevuld om motorschade te voorkomen.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het controleren van de niveaus.
Storing in oliepeilmeter
Dit wordt aangegeven met een melding op het instrumentenpaneel. Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Page 21 of 360

21
Instrumenten
1
WARNI NG
Bij een storing in de elektrische oliepeilmeter, wordt het oliepeil niet langer in de gaten gehouden.Als er een storing in het systeem zit, dient u het motoroliepeil handmatig te controleren m.b.v. de peilstok. Deze bevindt zich in de motorruimte.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het controleren van de niveaus.
AdBlue®-
actieradiusindicatoren
De dieselmotoren zijn uitgerust met een systeem dat het SCR-emissieregelsysteem (Selective Catalytic Reduction) en het roetfilter (DPF) combineert voor de nabehandeling van uitlaatgassen. Dit systeem kan niet functioneren zonder AdBlue®-vloeistof.Wanneer het AdBlue®-niveau tot onder het reserveniveau daalt (tussen 2.400 en 0 km), gaat een waarschuwingslampje branden wanneer het contact AAN wordt gezet en wordt er een schatting van de afstand die kan worden afgelegd voordat het starten van de motor niet meer mogelijk is, weergegeven op het instrumentenpaneel.
WARNI NG
Als het AdBlue®-reservoir leeg is, zorgt een wettelijk verplicht systeem er automatisch voor dat de motor niet opnieuw kan worden gestart. Het is dan niet meer mogelijk om de motor te starten totdat het minimumniveau van AdBlue® is aangevuld.
Handmatig weergeven van de
actieradius
Wanneer de actieradius groter is dan 2.400 km, wordt deze niet automatisch weergegeven.
► Druk op deze toets om de actieradius tijdelijk weer te geven. Met touchscreenU kunt de informatie m.b.t. de actieradius weergeven in het menu “Rijden/Auto”.
Vereiste acties in verband met een
gebrek aan AdBlue®
De volgende waarschuwingslampjes gaan branden wanneer de hoeveelheid AdBlue® lager is dan het reserveniveau dat overeenkomt met een bereik van 2.400 km.Samen met de waarschuwingslampjes herinneren meldingen u regelmatig aan de noodzaak om bij te vullen om te vermijden dat starten van de motor
niet meer mogelijk is. Raadpleeg het hoofdstuk Waarschuwings- en controlelampjes voor meer informatie over de weergegeven meldingen.
NOTIC E
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over AdBlue® (dieselmotoren) en met name over het bijvullen.
Page 22 of 360

22
Met Euro 6.3-motor
Waarschuwings-/controlelampjes branden
ActieResterende actieradius
Bijvullen.Tussen 2.400 en 800 km
Vul zo snel mogelijk bij.Tussen 800 en 100 km
Bijvullen is noodzakelijk vanwege het risico dat starten van de motor niet meer mogelijk is.
Tussen 100 en 0 km
Vul ten minste 5 liter AdBlue® bij om de motor opnieuw te kunnen starten.
0 km
Storing in het
SCR-emissieregelsysteem
Storing gesignaleerd
Als een storing wordt gesignaleerd, gaan deze waarschuwingslampjes branden, in combinatie met een geluidssignaal en de melding “Storing emissieregeling” of “NO START IN”.
De waarschuwing wordt tijdens het rijden gegeven zodra de storing voor de eerste keer wordt gesignaleerd en vervolgens steeds bij het AAN zetten van het contact zolang de storing niet is verholpen.
NOTIC E
In het geval van een tijdelijke storing verdwijnt de waarschuwing tijdens de volgende rit na de zelfdiagnose van het SCR-emissieregelsysteem.
Storing bevestigd tijdens de toegestane rijfase (tussen 1.100 en 0 km)
Als na 50 km rijden de storingsmelding nog steeds wordt weergegeven, wordt de storing in het SCR-systeem bevestigd.Het waarschuwingslampje AdBlue knippert en de melding “Storing emissieregeling: Starten verboden binnen X mijl” of “NO START IN X mijl”
wordt weergegeven. Deze geeft de actieradius in kilometers of mijlen aan.Tijdens het rijden wordt de melding elke 30 seconden weergegeven. De waarschuwing wordt opnieuw weergegeven zodra het contact AAN wordt gezet.U kunt nog 1.100 km rijden voordat de startblokkering in werking treedt.
WARNI NG
Laat het systeem zo spoedig mogelijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Starten niet meer mogelijk
Wanneer het contact AAN wordt gezet, wordt de melding “Storing emissieregeling: Starten verboden” of “NO START IN” weergegeven.
WARNI NG
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige om de motor opnieuw te kunnen starten.
Page 23 of 360

23
Instrumenten
1
Vermogensmeter (elektrisch)
CHARGEDe tractiebatterij wordt opgeladen tijdens het decelereren en remmen.ECOGematigd energieverbruik en een optimale actieradius.POWEREnergieverbruik van de aandrijflijn tijdens accelereren.NEUTRAALSTANDWanneer het contact AAN wordt gezet, verbruikt de aandrijflijn van uw auto geen energie en wordt er ook geen energie opgewekt. De naald slaat even uit en keert vervolgens terug naar de “neutrale”
stand.
NOTIC E
Wanneer het contact UIT staat, wordt door het openen van het bestuurdersportier de indicator geactiveerd; deze beweegt naar de “neutrale” stand.
Laadniveaumeter (elektrisch)
Het werkelijke laadniveau van de tractiebatterij
en de resterende actieradius worden continu weergegeven wanneer de auto wordt gestart.
NOTIC E
Wanneer het contact UIT staat, wordt door het openen van het bestuurdersportier de indicator geactiveerd.
Bijbehorende waarschuwingslampjes
Twee opeenvolgende alarmniveaus geven aan dat de beschikbare energie tot een laag niveau is gedaald:1e niveau: reserve
0 %
100
De ladingstoestand van de tractiebatterij is laag.Led blijft branden met de naald in het rode gebied, in combinatie met een geluidssignaal.
►
Geef de resterende actieradius weer op het instrumentenpaneel.► Laad uw auto zo spoedig mogelijk op.2e niveau: kritiekDe ladingstoestand van de tractiebatterij is zeer laag.Blijft branden, samen met de led voor reserve, in combinatie met een geluidssignaal.► U dient uw auto op te laden.
WARNI NG
De resterende actieradius wordt niet langer berekend. Het vermogen van de aandrijflijn neemt geleidelijk af.De verwarming en airconditioning worden uitgeschakeld (zelfs wanneer de naald die het verbruik ervan aangeeft niet in de stand “ECO” staat).
Page 24 of 360

24
Verbruiksmeter thermisch
comfort (Electric)
De meter geeft het verbruik weer van de elektrische energie van de tractiebatterij door de apparaten voor thermisch comfort in het passagierscompartiment.De apparaten in kwestie zijn de verwarmings- en airconditioningsystemen.Deze uitrusting kan worden gebruikt:
– Als de auto niet via de kabel is aangesloten, wanneer het lampje READY brandt.– Als de auto via de kabel is aangesloten, wanneer het contact AAN wordt gezet (“Lounge”-modus).Wanneer de ECO-modus wordt geselecteerd, worden de prestaties van een deel van deze uitrusting beperkt. De naald van de verbruiksmeter voor thermisch comfort beweegt vervolgens naar het gebied ECO.
NOTIC E
Om het passagierscompartiment snel te verwarmen of te koelen, kunt u gerust tijdelijk de maximale verwarming of koeling selecteren.Wanneer de verwarming in de hoogste stand werkt, staat de indicator van de verbruiksmeter voor thermisch comfort in het gebied MAX. Wanneer de airconditioning in de hoogste stand
werkt, blijft de indicator in het gebied ECO.Overmatig gebruik van de uitrusting voor thermisch comfort, met name bij lage snelheden, kan de actieradius van de auto aanzienlijk verkleinen.Vergeet niet de instellingen van de uitrusting te optimaliseren wanneer het gewenste comfortniveau is bereikt; pas de instellingen indien nodig aan wanneer u de auto start.Wanneer de verwarming langere tijd niet is gebruikt, kunt u de eerste paar minuten na het inschakelen een onaangename geur ruiken.
Kilometerteller en dagteller
De kilometerteller en dagteller worden gedurende 30 seconden weergegeven bij het uitzetten van het contact, bij het openen van het bestuurdersportier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto.
Kilometerteller
Deze teller geeft de totale kilometerstand van de auto aan sinds de eerste registratie.
Dagteller (diesel)
Deze teller geeft de afgelegde afstand aan sinds de laatste keer dat de bestuurder de teller heeft gereset.Resetten van de dagteller