Page 57 of 108

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
6
DC000067
LET OP:_ Zet de motor direct af als het waarschu-
wingslampje olieniveau knippert of blijft
branden en laat de machine controleren
door een Yamaha dealer. _11. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer zo nodig.
12. Breng het stroomlijnpaneel aan.
DAU03947*
Controleren van het
koelvloeistofniveau Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
1. Plaats de motorfiets op een vlakke on-
dergrond en houd hem verticaal.OPMERKING:_ l
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
l
Zorg dat de motorfiets rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistof-
niveau. Wanneer de motorfiets iets
schuin staat, kan het olieniveau al fou-
tief worden afgelezen.
_
2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.OPMERKING:_ Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan. _3. Als de koelvloeistof bij of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan het rijderzadel (zie
pagina 3-11 voor de werkwijze bij het
verwijderen en aanbrengen van het
zadel) en open dan de dop op het
koelvloeistofreservoir.1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
3. Dop van koelvloeistofreservoir
D_4sv.book Page 12 Friday, November 10, 2000 2:59 PM
Page 58 of 108

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
6
4. Vul koelvloeistof of gedistilleerd water
bij om het koelvloeistofniveau op spe-
cificatie te brengen; sluit dan de reser-
voirdop en breng het rijderzadel aan.
DC000080
LET OP:_ l
Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht lei-
dingwater. Gebruik geen hard water
of zout water, hierdoor kan de mo-
tor worden beschadigd.
l
Wanneer water werd gebruikt in
plaats van koelvloeistof, ververs
dan zo snel mogelijk met koelvloei-
stof, anders wordt de motor onvol-
doende gekoeld en is het
koelsysteem niet beschermd tegen
bevriezing en corrosie.
l
Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel mo-
gelijk een Yamaha dealer het anti-
vries percentage van de
koelvloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effectief
zijn.
_
DW000067
WAARSCHUWING
_ Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop nooit terwijl de motor nog heet
is. _OPMERKING:_ l
De radiatorkoelvin schakelt automa-
tisch aan of uit, afhankelijk van de
temperatuur van de koelvloeistof in de
koelvloeistofradiator.
l
Als de motor oververhit raakt, staan op
pagina 6-42 nadere instructies ver-
meld.
_
DAU03948*
Reinigen van het
luchtfilterelement Het luchtfilterelement moet worden gerei-
nigd volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Reinig het luchtfilterelement vaker als u
in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
1. Verwijder het motorrijderzadel. (Zie
pagina 3-11 voor instructies over ver-
wijderen en aanbrengen van het rij-
derzadel.)
2. Verwijder het stroomlijnpaneel B aan
beide zijden. (Zie pagina 6-5 voor de
werkwijze bij verwijderen en aanbren-
gen van het stroomlijnpaneel.)
3. Verwijder de tankbevestigingsbouten. Inhoud koelvloeistofreservoir:
0,23 L1. Bout (´ 2)
D_4sv.book Page 13 Friday, November 10, 2000 2:59 PM
Page 59 of 108
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
6
4. Licht de brandstoftank op om hem van
het luchtfilterhuis te verwijderen.
(Maak de brandstofslangen niet los!)
DW000071
WAARSCHUWING
_ l
Let erop dat de brandstoftank cor-
rect wordt ondersteund.
l
Kantel of trek de brandstoftank niet
te veel heen en weer, anders kun-
nen de brandstofslangen los raken
en zo lekkage veroorzaken.
_
5. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroef te verwijderen.6. Trek het luchtfilterelement los.1. Schroef
2. Luchtfilterdeksel
1. Luchtfilterelement
D_4sv.book Page 14 Friday, November 10, 2000 2:59 PM
Page 60 of 108

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-15
6
7. Geef een paar tikjes tegen het luchtfil-
terelement om het meeste stof en vuil
te verwijderen en blaas dan het nog
achtergebleven vuil weg met perslucht
zoals afgebeeld. Vervang het luchtfil-
terelement als dit beschadigd is.
8. Steek het luchtfilterelement in het
luchtfilterhuis.
DC000082*
LET OP:_ l
Controleer of het luchtfilterelement
correct in het luchtfilterhuis is ge-
plaatst.
l
Laat de motor nooit draaien zonder
dat het luchtfilterelement aanwezig
is, dat kan leiden tot overmatige
slijtage bij de zuigers en/of de cilin-
ders.
_9. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroef aan te brengen.
10. Monteer de brandstoftank door de
bouten aan te brengen.
DW000072
WAARSCHUWING
_ l
Controleer voor de installatie van
de brandstoftank of de brand-
stofslangen niet zijn beschadigd.
Start de motor niet als een brand-
stofslang beschadigd is, maar
vraag een Yamaha dealer de be-
schadigde slangen te vervangen
om zo brandstoflekkage te voorko-
men.
l
Controleer of de brandstofslangen
stevig zijn aangesloten en de juiste
ligging hebben en niet worden af-
gekneld.
_11. Breng de stroomlijnpanelen aan en in-
stalleer dan het rijderzadel.
D_4sv.book Page 15 Friday, November 10, 2000 2:59 PM
Page 61 of 108

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-16
6
DAU00630
Afstellen van de carburateurs De carburateurs vormen een belangrijk on-
derdeel van de motor en moeten zeer pre-
cies worden afgesteld. Laat daarom de
meeste carburateurafstellingen over aan
een Yamaha dealer die over de benodigde
vakkennis en ervaring beschikt. De afstel-
ling die in het volgende hoofdstuk is be-
schreven, wordt echter als onderdeel van
het routineonderhoud beschouwd en kan
wel door de eigenaar worden uitgevoerd.
DC000095
LET OP:_ De carburateurs zijn afgesteld en uitge-
breid getest in de fabriek van Yamaha.
Als deze afstellingen worden gewijzigd
zonder dat voldoende technische kennis
aanwezig is, kan de werking van de mo-
tor achteruitgaan of wordt de motor be-
schadigd. _
DAU00632
Afstellen van het stationair
toerental Het stationair toerental moet als volgt wor-
den gecontroleerd en eventueel afgesteld
volgens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
1. Start de motor en laat een paar minu-
ten warmdraaien bij 1.000–2.000 tpm,
terwijl nu en dan het gas wordt open-
gedraaid naar 4.000–5.000 tpm.OPMERKING:_ De motor is voldoende warm als deze snel
reageert op de gasbediening. _
2. Controleer het stationair toerental en
stel dit zo nodig volgens de specifica-
tie af door de gasklepstelschroef te
verdraaien. Draai om het stationair
toerental te verhogen de schroef rich-
ting
a. Draai om het stationair toeren-
tal te verlagen de schroef richting
b.OPMERKING:_ Als het voorgeschreven stationair toerental
niet haalbaar is volgens de hierboven be-
schreven werkwijze, vraag dan een
Yamaha dealer de afstelling uit te voeren. _1. GasklepstelschroefStationair toerental:
1.000–1.100 tpm (voor CH, A)
1.050–1.150 tpm (behalve voor CH, A)
D_4sv.book Page 16 Friday, November 10, 2000 2:59 PM
Page 62 of 108

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-17
6
DAU00635
Afstellen van de vrije slag van de
gaskabel De vrije slag van de gaskabel dient 3–7 mm
te bedragen bij de gasgreep. Controleer de
vrije slag van de gaskabel regelmatig en
laat zo nodig afstellen door een Yamaha
dealer.
DAU00637
Afstellen van de klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU00658
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit worden
gecontroleerd en eventueel worden bijge-
steld.
DW000082
WAARSCHUWING
_ l
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
l
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
_
a. Vrije slag gaskabelD_4sv.book Page 17 Friday, November 10, 2000 2:59 PM
Page 63 of 108

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-18
6
CE-01D
CE-07DDWA00012
WAARSCHUWING
_ De aanwezigheid van bagage is van gro-
te invloed op het weggedrag, de rem- en
rij-eigenschappen en de veiligheid van
uw motor, neem dus de volgende voor-
zorgen in acht. l
DE MOTORFIETS NOOIT OVERBE-
LADEN! Rijden met een overbela-
den motorfiets kan leiden tot
beschadiging van de banden, con-
troleverlies of ernstig letsel. Zorg
dat het totale gewicht van de motor-
rijder, de passagier, de bagage en
de gemonteerde accessoires nooit
het voorgeschreven maximumlaad-
gewicht voor de machine over-
schrijdt.
l
Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.
l
Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de motorfiets en verdeel het ge-
wicht over beide zijden.
l
Pas de luchtdruk in de wielophan-
ging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.
l
Controleer vóór iedere rit de condi-
tie en spanning van de banden.
_
Bandenspanning
(gemeten op koude banden)
Belasting* Voor Achter
Tot 90 kg
250 kPa
(2,50 kg/cm
2
2,50 bar)250 kPa
(2,50 kg/cm
2
2,50 bar)
90 kg–maximale
290 kPa
(2,90 kg/cm
2
2,90 bar)290 kPa
(2,90 kg/cm
2
2,90 bar)
Rijden met hoge
snelheid
290 kPa
(2,90 kg/cm
2
2,90 bar)290 kPa
(2,90 kg/cm
2
2,90 bar)
Maximale belasting* 196 kg
* Totaal gewicht van motorrijder, passagier, bagage
en accessoires
D_4sv.book Page 18 Friday, November 10, 2000 2:59 PM
Page 64 of 108

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-19
6
Inspectie van banden
Voor elk rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de
band scheurtjes vertoont, moet de band on-
middellijk door een Yamaha dealer worden
vervangen.CE-08DOPMERKING:_ De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht. _
DW000079
WAARSCHUWING
_ l
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een motor met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kun-
nen verliezen.
l
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt.
_
Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden met bandventielen.
1. Bandwang
a. BandprofieldiepteMinimale bandprofiel-
diepte (voor en achter)1,6 mm
1. Bandventiel
2. Bandventielbuis
3. Bandventieldop met afdichting
D_4sv.book Page 19 Friday, November 10, 2000 2:59 PM