Page 49 of 108

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-4
6
DAU03892
OPMERKING:_ l
Het luchtfilter dient vaker te worden gecontroleerd wanneer u in een extreem vochtige of stoffige omgeving rijdt.
l
Hydraulisch rem- en koppelingssysteem
• Na het demonteren van de hoofdrem- of de koppelingshoofdcilinder, de remklauwcilinders of de koppelingswerkcilinder moet altijd
de remvloeistof worden vervangen. Controleer de niveaus voor rem- en koppelingsvloeistof regelmatig en vul de reservoirs zoals
vereist.
• Vervang de vloeistofkeerringen binnenin de hoofdrem- of de koppelingshoofdcilinder, de remklauwcilinders en de koppelingswerk-
cilinder steeds na twee jaar.
• Vervang de rem- en koppelingsslangen na elke vier jaar of als ze zijn gescheurd of beschadigd.
_23 Motorolie• Verversen.ÖÖÖÖÖ Ö
24 Oliefilterpatroon• Vervangen.ÖÖÖ
25
*Koelsysteem• Koelvloeistofniveau controleren en machine inspecteren op
koelvloeistoflekkage.ÖÖÖÖ Ö
• Verversen. Elke 3 jaar
26*Remlichtschakelaars
voor- en achterrem• Werking controleren.ÖÖÖÖÖ Ö
27Bewegende delen en
kabels• Smeren.ÖÖÖÖ Ö
28*Verlichting,
signaleringssysteem en
schakelaars• Werking controleren.
• Richthoek koplamplichtbundel afstellen.ÖÖÖÖÖ Ö NR. ONDERDEEL INSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (´1.000 km)
JAARLIJKSE
CONTROLE
1 10203040
D_4sv.book Page 4 Friday, November 10, 2000 2:59 PM
Page 50 of 108

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-5
6
DAU01065
Stroomlijnpanelen verwijderen
en aanbrengen Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in dit
hoofdstuk moeten de hierboven afgebeelde
stroomlijnpanelen worden verwijderd.
Neem deze paragraaf steeds door wanneer
u een stroomlijnpaneel moet verwijderen of
aanbrengen.
DAU00484
Stroomlijnpaneel A
Verwijderen van het stroomlijnpaneelVerwijder de schroeven in het stroomlijnpa-
neel en trek deze dan los zoals getoond.
Aanbrengen van het stroomlijnpaneelPlaats het stroomlijnpaneel in de oorspron-
kelijke positie en breng dan de schroeven
aan.
DAU03946
Stroomlijnpaneel B
Verwijderen van stroomlijnpaneel1. Verwijder het duozadel en het rijderza-
del. (Zie pagina 3-11. voor de werkwij-
ze bij verwijderen en aanbrengen van
het duozadel en het rijderzadel.)
2. Verwijder de schroeven in het stroom-
lijnpaneel en trek deze dan los zoals
getoond.
1. Stroomlijnpaneel A
2. Stroomlijnpaneel B
3. Stroomlijnpaneel C
1. Schroef (´ 13)
1. Schroef (´ 3)
D_4sv.book Page 5 Friday, November 10, 2000 2:59 PM
Page 51 of 108
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-6
6
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel1. Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-
spronkelijke positie en breng dan de
schroeven aan.
2. Breng de zadels aan.
DAU00483
Stroomlijnpaneel C
Verwijderen van het stroomlijnpaneel1. Verwijder de bouten in het stroomlijn-
paneel.
2. Maak de kabelstekkers van de richtin-
gaanwijzer los en neem dan het
stroomlijnpaneel los.Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Sluit de kabelstekkers van de richtin-
gaanwijzer aan.
2. Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-
spronkelijke positie.
3. Breng de boutjes voor het stroomlijn-
paneel aan.
1. Bout (´ 14)Linkerzijde
Rechterzijde
1. Kabelstekker richtingaanwijzer (´ 2)
D_4sv.book Page 6 Friday, November 10, 2000 2:59 PM
Page 52 of 108

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-7
6
DAU03837
Controleren van de bougies De bougies zijn belangrijke onderdelen van
de motor die gemakkelijk kunnen worden
gecontroleerd. Omdat door verhitting en
neerslag bougies altijd langzaam slijten,
moeten de bougies worden verwijderd en
gecontroleerd volgens de tijden genoemd
in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema. De conditie van de bougies
kan daarnaast veel duidelijk maken over de
conditie van de motor.
Een bougie verwijderen
1. Verwijder de stroomlijnpanelen A en
C. (Zie pagina’s 6-5 en 6-6 voor de
werkwijze bij verwijderen en aanbren-
gen van stroomlijnpanelen.)
2. Verwijder de bougiedop.3. Verwijder de bougie zoals weergege-
ven met behulp van de bougiesleutel
in de boordgereedschapsset.
Controleren van de bougies
1. Kijk of op elke bougie de porseleinen
isolator rond de centrale elektrode
licht tot gemiddeld bruin verkleurd is
(de ideale kleur als normaal met de
machine wordt gereden).
2. Controleer of alle bougies in de motor
dezelfde kleur hebben.
OPMERKING:_ De motor is misschien defect als een van
de bougies een duidelijk andere kleur heeft.
Probeer dergelijke problemen niet zelf vast
te stellen. Laat in plaats daarvan uw motor-
fiets nakijken door een Yamaha dealer. _3. Controleer bij elke bougie of de elek-
troden zijn afgesleten en let op over-
matige koolaanslag of andere
neerslag. Vervang als dat nodig is.
1. Bougiedop (´ 4)
1. Bougiesleutel
Voorgeschreven bougie:
DR8EA (NGK) of
X24ESR-U (DENSO)
D_4sv.book Page 7 Friday, November 10, 2000 2:59 PM
Page 53 of 108
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-8
6
Een bougie aanbrengen
1. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
2. Reinig het oppervlak van de bougie-
pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
OPMERKING:_ Als er geen momentsleutel voorhanden is
om de bougie te monteren, is het aanhaal-
moment ongeveer correct als een kwart-
slag tot een halve slag–verder dan
handvast wordt aangedraaid. De bougie
moet echter zo snel mogelijk naar het juiste
aanhaalmoment worden aangedraaid. _4. Installeer de bougiedop.
5. Breng de stroomlijnpanelen aan.
a. Elektrodenafstand
Elektrodenafstand:
0,6–0,7 mm
Aanhaalmoment:
Bougie:
18 Nm (1,8 m·kg)
D_4sv.book Page 8 Friday, November 10, 2000 2:59 PM
Page 54 of 108

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
6
DAU03612
Motorolie en oliefilterpatroon Voor iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon wor-
den vervangen volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Plaats de motorfiets op een vlakke on-
dergrond en houd hem verticaal.OPMERKING:_ Zorg dat de motorfiets rechtop staat bij het
controleren van het motorolieniveau. Wan-
neer de motorfiets iets schuin staat, kan het
olieniveau al foutief worden afgelezen. _2. Start de motor, laat een paar minuten
warmdraaien en zet hem dan uit.3. Wacht een paar minuten tot de olie tot
rust is gekomen en controleer dan het
olieniveau via het kijkglas rechtsonder
in het carter.
OPMERKING:_ De motorolie moet tussen de merkstrepen
voor minimum- en maximumniveau staan. _4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van oliefilterpatroon)
1. Verwijder het stroomlijnpaneel A. (Zie
pagina 6-5 voor de werkwijze bij ver-
wijderen en aanbrengen van het
stroomlijnpaneel.)
2. Start de motor, laat een paar minuten
warmdraaien en zet hem dan uit.
3. Zet een oliecarter onder de motor om
de gebruikte olie op te vangen.1. Kijkglas motorolieniveau
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1. Vuldop motorolie
D_4sv.book Page 9 Friday, November 10, 2000 2:59 PM
Page 55 of 108
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
6
4. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.OPMERKING:_ Sla de stappen 5–7 over als het oliefilterpa-
troon niet wordt vervangen. _
5. Verwijder de oliefilterpatroon met een
oliefiltersleutel.OPMERKING:_ De Yamaha dealer kan een oliefiltersleutel
leveren. _
6. Smeer een dun laagje motorolie op de
o-ring van de nieuwe oliefilterpatroon.OPMERKING:_ Zorg dat de o-ring correct aanligt. _
1. Aftapplug motorolieLinkerzijde
1. Oliefilterpatroon
2. Oliefiltersleutel
1. O-ring
D_4sv.book Page 10 Friday, November 10, 2000 2:59 PM
Page 56 of 108

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
6
7. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon en
zet deze dan met een momentsleutel
vast met het voorgeschreven aanhaal-
moment.
8. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.9. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motoro-
lie, monteer dan de olievuldop en zet
deze vast.
DC000072
LET OP:_ l
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie dient im-
mers ook voor smering van de kop-
peling) mogen geen chemische
additieven aan de olie worden toe-
gevoegd of oliën worden gebruikt
met een hogere kwaliteitsaandui-
ding dan “CD”. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
l
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
_10. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.OPMERKING:_ Nadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan als het
olieniveau correct is. _
1. MomentsleutelAanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1,7 m·kg)
Aanhaalmoment:
Aftapplug motorolie:
43 Nm (4,3 m·kg)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:
3,0 L
Met vervanging van oliefilterpatroon:
3,2 L
Totale hoeveelheid (droge motor):
3,5 L
D_4sv.book Page 11 Friday, November 10, 2000 2:59 PM