Page 25 of 104

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-10
3
Druk op de bovenste insteltoets om in de
onderstaande volgorde te wisselen tussen
de weergaven:
ODO → TRIP 1 → TRIP 2 → TRIP CD →
TRIP F → km/L of L/100 km of MPG →
AVE_ _._ km/L of AVE_ _._ L/100 km of
AVE_ _._ MPG → _ _ °C → Air_ _ °C → ODOOPMERKING Druk op de onderste insteltoets om in
de omgekeerde volgorde te wisselen
tussen de weergaven.
De weergave wisselt naar de brand-
stofreserve-ritteller “TRIP F” als het
laatste segment van de brandstofni-
veaumeter begint te knipperen.
Om een ritteller teru g te stellen, selec-
teert u deze door op de bovenste in-
steltoets te drukken en houdt u
vervolgens, terwijl de cijfers knippe-
ren, de onderste insteltoets ingedrukt
tot de teller is teruggesteld.
Als u de brandstofreserve-ritteller niet
handmatig terugstelt, wordt deze au-
tomatisch teruggesteld en verdwijnt
deze van het display zodra u na het
tanken 5 km (3 mi) hebt gereden.
Bran dstofreserve-ritteller
Als het brandstofniveau laag wordt, gaat
het laatste segment van de brandstofni-
veaumeter knipperen. De brandstofreser-
ve-ritteller “TRIP F” verschijnt automatisch
en geeft de afgelegde afstand vanaf dat
punt aan. Druk in dat geval op de bovenste
insteltoets om de weergave te wisselen in
de onderstaande volgorde:
TRIP F → km/L of L/100 km → AVE_ _._
km/L of AVE_ _._ L/100 km → _ _ °C → Air_
_ °C → ODO → TRIP 1 → TRIP 2 → TRIP
CD → TRIP F
Voor Verenigd Koninkrijk:
TRIP F → km/L, L/100 km of MPG → AVE_
_._ km/L, AVE_ _._ L/100 km of AVE_ _._
MPG → _ _ °C → Air_ _ °C → ODO → TRIP
1 → TRIP 2 → TRIP CD → TRIP FOPMERKING Druk op de onderste insteltoets om in
de omgekeerde volgorde te wisselen
tussen de weergaven.
U kunt de brandstofreserve-ritteller
handmatig terugstellen, maar deze
wordt ook automatisch teruggesteld
zodra u na het tanken 5 km (3 mi) hebt
gereden. De ritte ller verdwijnt dan
vanzelf van het display.
Teru gtellen de ritteller instellen
Om de terugtellende ritteller in te stellen,
selecteert u deze door op de bovenste in-
steltoets te drukken. Houd als de eenheden
stoppen met knipperen de bovenste en on-
derste insteltoets tegelijk ingedrukt totdat
de eerste cijfers beginnen te knipperen.
Druk kort op de bovenste toets om de een-
heid in stappen van één te verlagen van “9”
tot “0”. Druk op de onderste insteltoets om
het volgende cijfer te selecteren en stel het
in volgens dezelfde procedure als bij het
eerste cijfer. Druk de onderste insteltoets in
om het laatste cijfer te selecteren en volg
dezelfde procedure. Druk op de onderste
insteltoets om de waarde te bevestigen.OPMERKING De maximaal mogelijke instelwaarde
is 900 km of 600 mi.
De terugtellende ritteller start zodra u
begint te rijden. Als de teller “0” heeft
bereikt, wisselt de weergave naar de
terugtellende ritteller “TRIP CD” en
knippert deze 10 keer.
Om de terugtellende ritteller terug te
stellen, selecteert u deze en houdt u
vervolgens, terwijl de cijfers knippe-
ren, de onderste insteltoets ingedrukt
totdat de teller is teruggesteld.
UBEHDAD0.book Page 10 Tuesday, January 12, 2021 1:37 PM
Page 26 of 104

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-11
3
Hui dig b ran dstofver bruik
Deze functie berekent het brandstofver-
bruik onder de huidige rijomstandigheden.
De weergave van het huidige brandstofver-
bruik kan worden ingesteld op “km/L” of
“L/100 km” bij gebruik van kilometers.
Houd om te wisselen tussen de eenheden
voor het brandstofverbruik de bovenste in-
steltoets ingedrukt totdat de eenheid wordt
gewijzigd. Bij gebruik van mijlen is de een-
heid voor het brandstofverbruik “MPG”. “km/L”: De afstand die onder de huidi-
ge rijomstandigheden kan worden af-
gelegd met 1.0 L brandstof wordt
weergegeven.
“L/100 km”: De hoeveelheid brandstof
die nodig is om onder de huidige rij-
omstandigheden 100 km af te leggen
wordt weergegeven.
“MPG”: De afstand die onder de huidi-
ge rijomstandigheden kan worden af-
gelegd met 1.0 Imp.gal brandstof
wordt weergegeven.
Houd om de instellingen voor het huidige
brandstofverbruik te wijzigen de linker in-
steltoets ingedrukt totdat de weergave wis-
selt.
OPMERKINGBij snelheden onder 20 km/h (12 mi/h)
wordt “_ _._” weergegeven.Gemi ddeld b ran dstofverb ruik
Deze weergave toont het gemiddelde
brandstofverbruik sinds de weergave op
nul is teruggezet. De weergave van het gemiddelde brand-
stofverbruik kan worden ingesteld op
“AVE_ _._ km/L” of “AVE_ _._ L/100 km” bij
gebruik van kilometers. Houd om te wisse-
len tussen de eenheden voor het brand-
stofverbruik de bovenste insteltoets
ingedrukt totdat de eenheid wordt gewij-
zigd. Bij gebruik van mijlen is de eenheid
voor het brandstofverbruik “AVE_ _._
MPG”.
“AVE_ _._ km/L”: De gemiddelde af-
stand die kan worden afgelegd op 1.0
L brandstof wordt weergegeven.
“AVE_ _._ L/100 km”: De gemiddelde
hoeveelheid brandstof die nodig is om
100 km af te leggen wordt weergege-
ven.
“AVE_ _._ MPG”: De gemiddelde af-
stand die kan worden afgelegd op
1.0 Imp.gal brandstof wordt weerge-
geven.
Om het gemiddelde brandstofverbruik te-
rug te stellen, selecteert u het en houdt u
vervolgens, terwijl de cijfers knipperen, de
onderste insteltoets ingedrukt tot het ver-
bruik is teruggesteld.
1. Weergave huidig brandstofverbruik
1
1. Weergave gemiddeld brandstofverbruik
1
UBEHDAD0.book Page 11 Tuesday, January 12, 2021 1:37 PM
Page 27 of 104

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-12
3
OPMERKINGNadat u de weergave van het gemiddelde
brandstofverbruik hebt teruggesteld, wordt
“_ _._” weergegeven totdat 1 km (0.6 mi)
met de machine is afgelegd.Koelvloeistoftemperatuur
Deze weergave toont de koelvloeistoftem-
peratuur van 40 °C tot 116 °C in stappen
van 1 °C.
Als de melding “Hi” knippert, stop dan het
voertuig, stop vervolgens de motor en laat
de motor afkoelen. (Zie pagina 6-39.)OPMERKING Als de koelvloeistoftemperatuur lager
is dan 40 °C, wordt “Lo” weergege-
ven.
De koelvloeistoftemperatuur is afhan-
kelijk van de weersomstandigheden
en de motorbelasting.
Luchttemperatuur
Deze weergave toont de luchttemperatuur
van –9 °C tot 99 °C in stappen van 1 °C.OPMERKINGBij een temperatuur onder –9 °C wordt
“Lo” weergegeven.
De weergegeven temperatuur kan af-
wijken van de omgevingstemperatuur.
Hel derhei dsre gelin g
De weergavehelderheid van de multifuncti-
onele meter kan worden ingesteld.
Om de helderheid in te stellen1. Draai de sleutel naar “OFF”.
2. Houd de bovenste insteltoets inge- drukt.
3. Draai de sleutel naar “ON” en blijf de bovenste insteltoets ingedrukt hou-
den totdat de weergave wisselt naar
de helderheidsregeling.
4. Druk op de onderste insteltoets om
het helderheidsniveau in te stellen.
5. Druk op de bovenste insteltoets om het geselecteerde helderheidsniveau
te bevestigen en de helderheidsrege-
ling te verlaten.
1. Weergave koelvloeistoftemperatuur
1
1. Luchttemperatuurweergave
1
1. Weergave helderheidsniveau
1
UBEHDAD0.book Page 12 Tuesday, January 12, 2021 1:37 PM
Page 28 of 104
Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-13
3
OPMERKINGEr zijn 6 helderheidsniveaus.
DAU1234R
StuurschakelaarsLinks Rechts
DAU12362
Lichtsi
gnaalschakelaar “PASS”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.OPMERKINGAls de dimlichtschakelaar is ingesteld
op “ ”, heeft de lichtsignaalschakelaar
geen effect.
DAU12402
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
1. Schakelaar alarmverlichting “ ”
2. Lichtsignaalschakelaar “PASS”
3. Dimlichtschakelaar “ / ”
4. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
5. Claxonschakelaar “ ”
34512
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. “SELECT”-schakelaar
3. Startknop “ ”
231
UBEHDAD0.book Page 13 Tuesday, January 12, 2021 1:37 PM
Page 29 of 104

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-14
3
DAU12461
Richtin gaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12664
Noo dstopschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” (run) alvorens
de motor te starten. Zet deze schakelaar
op “ ” (stop) om de motor uit te schakelen
in een noodgeval, zoals wanneer de machi-
ne omslaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12713
Startknop “ ”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien. Zie pagina 5-2 voor
startinstructies voordat u de motor start.
DAU12735
Schakelaar alarmverlichtin g“”
Met de sleutel in de stand “ON” of “ ”
kan deze schakelaar worden gebruikt voor
het inschakelen van de alarmverlichting
(gelijktijdig knipperen van alle richtingaan-
wijzers).
De alarmverlichting wo rdt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP
DCA10062
Ge bruik de alarmverlichtin g niet g ed u-
ren de lan gere tij d als d e motor niet
d raait om dat hier door de accu kan ont-
la den.
DAUM4090
“SELECT”-schakelaar
Deze schakelaar heeft dezelfde functies als
de onderste insteltoets van de multifunctio-
nele meter.
Zie “Multifunctionele meter” op pagina 3-6
voor meer informatie.
UBEHDAD0.book Page 14 Tuesday, January 12, 2021 1:37 PM
Page 30 of 104

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-15
3
DAU12823
Koppelin gshen delTrek om de aandrijflijn te ontkoppelen van
de motor, bijvoorbeeld om te schakelen, de
koppelingshendel in. Laat de hendel los om
de koppeling te laten aangrijpen, zodat ver-
mogen wordt overgebracht op het achter-
wiel.OPMERKINGVoor soepel schakelen moet de hendel snel
worden ingetrokken en langzaam worden
losgelaten. (Zie pagina 5-3.)
DAU12876
Schakelpe daalHet schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor. Beweeg het scha-
kelpedaal omhoog om te schakelen naar
een hogere versnelling. Beweeg het scha-
kelpedaal omlaag om te schakelen naar
een lagere versnelling. (Zie pagina 5-3.)
DAU26827
Remhen delDe remhendel bevindt zich aan de rechter-
zijde van het stuur. Trek de hendel naar de
gasgreep toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
De remhendel is voorzien van een stelwiel
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de gas-
greep af te stellen, drukt u de remhendel
iets van de gasgreep af en draait u het stel-
wiel. Zorg dat het nummer van de instelling
op het stelwiel is uitgelijnd met het merkte-
ken op de remhendel.
1. Koppelingshendel
1
1. Schakelpedaal
1
1. Remhendel
2. Afstand tussen remhendel en gasgreep
3. Stelwiel afstelpositie remhendel
4. Referentiemerkteken
1
4
3
2
UBEHDAD0.book Page 15 Tuesday, January 12, 2021 1:37 PM
Page 31 of 104

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-16
3
DAU12944
Rempe daalHet rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
DAUM4100
ABSDe anti-blokkeervoorziening remsysteem
(ABS) regelt de voor- en achterremmen on-
afhankelijk van elkaar.
WAARSCHUWING
DWA16051
Hou d altij d een veili ge afstan d tot voor-
li ggers, zelfs als uw voertui g is uit gerust
met ABS.
Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lan ge remweg en.
Op bepaal de oppervlakken, zoals
slechte we gen of grin dweg en, kan
d e remafstan d met het ABS-sy-
steem lan ger zijn dan zon der ABS-
systeem.Be dienin g van de remmen
Bedien de remhendel en het rempedaal net
zoals u bij conventionele remmen zou
doen. Als wielslip wordt gedetecteerd,
wordt het ABS ingeschakeld. Er kan dan
een pulsatie voelbaar zijn in de remhendel
of het rempedaal. Ga door met het be-
krachtigen van de remmen en laat het ABS
zijn werk doen. Ga niet ’pompend’ rem-
men, hierdoor zal de remeffectiviteit afne-
men.
Het ABS voert een zelfcontrole uit
wanneer u na het starten van de motor
wegrijdt. Tijdens de controle kan een
klikgeluid uit de hydraulische eenheid
komen, en als de remhendel of het
rempedaal wordt bediend kan een tril-
ling voelbaar zijn. Dit is geen storing.
Bij een storing in het ABS werkt het
remsysteem als een conventioneel
remsysteem.
LET OP
DCA20100
Let op d at de wielsensor en de rotor van
d e wielsensor niet bescha digd raken,
an ders kan het ABS-systeem niet meer
naar behoren werken.
1. Rempedaal
1
1. Voorwielsensor
2. Opneemring voorwielsensor21
UBEHDAD0.book Page 16 Tuesday, January 12, 2021 1:37 PM
Page 32 of 104

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-17
3
OPMERKINGVoor rijden in het terrein kan het ABS wor-
den uitgeschakeld. (Zie pagina 3-9.)
WAARSCHUWING
DWAM1050
Rij d op verhar de we gen altij d met het
ABS in geschakel d. Rij den op open bare
weg en met het ABS uit geschakel d is
mo gelijk ver boden en kan uw verzeke-
rin g on gel dig maken. Schakel het ABS
alleen uit als u op onverhar de oppervlak-
ken rij dt.
DAUM1795
Tank dopOm de tank dop te verwij deren
1. Open het slotplaatje van de tankdop.
2. Steek de sleutel in en draai deze 1/4 slag rechtsom. Het slot wordt ont-
grendeld en de tankdop kan worden
verwijderd.
Om de tank dop aan te b rengen
1. Druk de tankdop in positie met de sleutel ingestoken.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor- spronkelijke positie en neem deze dan
uit.
OPMERKINGDe tankdop kan alleen worden aange-
bracht met de sleutel in het slot. Bovendien
kan de sleutel niet worden uitgenomen als
de tankdop niet correct aangebracht en
vergrendeld is.3. Sluit het slotplaatje van de tankdop.
WAARSCHUWING
DWA11142
Controleer voor u gaat rij den of de tank-
d op correct is aan geb racht. Door bran d-
stoflekka ge ontstaat bran dgevaar.
1. Achterwielsensor
2. Opneemring achterwielsensor12
1. Slotplaatje tankdop
2. Ontgrendelen.
1
2
UBEHDAD0.book Page 17 Tuesday, January 12, 2021 1:37 PM