
133
Rijden
6Het gebied achter de auto wordt weergegeven op het
scherm.
De blauwe lijnen (1) geven de breedte van de auto
weer met uitgeklapte buitenspiegels; ze verplaatsen
zich afhankelijk van de stand van het stuurwiel.
De rode lijn 2 geeft een afstand van 30
cm vanaf de
achterbumper weer; de twee blauwe lijnen 3 en 4 een
afstand van respectievelijk 1 m en 2 m.
Deze weergave is beschikbaar in de stand AUTO
of door deze te selecteren in het menu voor het
veranderen van de weergave.
Ingezoomde weergave
De camera registreert de omgeving tijdens het
manoeuvreren om een samengesteld beeld van
bovenaf van de achterzijde van de auto en van zijn
nabije omgeving te creëren zodat de obstakels rondom
de auto goed zichtbaar zijn.
Deze weergave is beschikbaar in de stand AUTO
of door deze te selecteren in het menu voor het
veranderen van de weergave.
De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn.
Tijdens het manoeuvreren moet u de zijkanten van
de auto via de buitenspiegels in de gaten houden.
De parkeersensoren geven ook extra informatie
over het gebied rondom de auto.
180°-weergave
Wanneer u achteruitrijdend een parkeerplaats
verlaat, kunt u dankzij de 180°-weergave voertuigen,
voetgangers of fietsers zien aankomen.
Wij raden u aan om deze weergave niet tijdens de
gehele manoeuvre te gebruiken.
De weergave heeft drie zones: links A , midden B en
rechts C.
Deze weergave is alleen beschikbaar door deze te
selecteren in het menu voor het veranderen van de
weergave.
Park Assist
Lees voor meer informatie de algemene
adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen.
Dit systeem biedt actieve parkeerhulp: het detecteert
een parkeerplek en stuurt vervolgens in de betreffende
richting om op deze plek te parkeren, terwijl de
bestuurder de rijrichting bepaalt, schakelt, accelereert
en remt.
Het systeem zorgt dat Visiopark 1 automatisch
wordt weergegeven en dat de parkeerhulp wordt
ingeschakeld zodat de bestuurder de manoeuvre in de
gaten kan houden.
Het systeem meet beschikbare parkeerplekken en
berekent de afstand tot obstakels met behulp van
ultrasone sensoren in de voor- en achterbumpers van
de auto.

136
Rijden
Het manoeuvreersymbool wordt in het rood
weergegeven, in combinatie met de melding
"Manoeuvre voltooid" op het touchscreen.
Wanneer de functie wordt uitgeschakeld, gaat
dit lampje uit en klinkt er een geluidssignaal.
Bij het inparkeren is het mogelijk dat de bestuurder de
manoeuvre moet voltooien.
Werkingslimieten
– Het systeem kan een ongeschikte parkeerplaats
voorstellen (parkeerverbod, wegwerkzaamheden met
beschadigd wegdek, parkeerplaats naast een greppel
enz.).
–
Het systeem kan aangeven dat er een plaats is
gevonden, maar biedt deze niet aan vanwege een
vast obstakel aan de tegenoverliggende zijde van de
manoeuvre waardoor de auto de voor het inparkeren
benodigde baan niet kan volgen.
–
Het systeem kan aangeven dat er een plaats is
gevonden, maar activeert de manoeuvre niet, omdat de
breedte van de rijstrook onvoldoende is.
–
Het systeem is niet ontworpen voor het uitvoeren van
parkeermanoeuvres in scherpe bochten.
–
Het systeem detecteert geen parkeerplaatsen die
veel groter zijn dan de auto zelf of die begrensd worden
door obstakels die te laag (trottoirbanden, drempels
enz.) of te dun (bomen, palen, draadhekken enz.) zijn.
–
Als de auto zwaar is beladen, kunnen de
afstandsmetingen worden verstoord door het
achteroverhellen van de auto.
Gebruik de functie niet onder de volgende omgevingsomstandigheden:
–
Langs een zachte berm (bijvoorbeeld greppel),
kade of een rand van een afgrond.
–
Bij een glad wegdek (bijvoorbeeld ijzel).
Gebruik de functie niet als een van de volgende situaties zich voordoet:
–
Als de bandenspanning van een band te laag is.
–
Als een van de bumpers is beschadigd.
–
Als een van de camera's defect is.
Gebruik de functie niet wanneer de auto is blootgesteld aan een van de volgende
aanpassingen:
–
W
anneer voorwerpen worden vervoerd die
langer zijn dan de auto (ladder op de allesdragers,
fietsendrager op de achterklep enz.).
–
Indien een niet-goedgekeurde trekhaak
gemonteerd is.
–
Indien sneeuwkettingen gemonteerd zijn.
–
Indien een noodreservewiel wordt gebruikt.
–
Als wielen met een andere diameter dan de
oorspronkelijke zijn aangebracht.
–
Na aanpassing van een of beide bumpers
(aanvullende bescherming).
–
Als de sensoren opnieuw gespoten zijn buiten het
PEUGEOT-dealernetwerk,
–
Bij gebruik van sensoren die niet voor de auto zijn
goedgekeurd.
Storingen
Als de functie niet is geactiveerd, knippert het lampje kort en klinkt er een geluidssignaal om
een systeemstoring aan te geven.
Als de storing zich voordoet terwijl het systeem wordt
gebruikt, gaat het waarschuwingslampje uit.
Als de storing in het parkeerhulpsysteem zich voordoet
tijdens het gebruik van het systeem (een van deze
waarschuwingslampjes gaat branden), dan wordt de
functie uitgeschakeld.
Laat het systeem bij een storing controleren door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een storing in de stuurbekrachtiging wordt dit waarschuwingslampje weergegeven op het
instrumentenpaneel in combinatie met een
waarschuwingsmelding.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats. Neem
contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.

163
Praktische informatie
7► Druk het rempedaal in en duw op de knop om de
parkeerrem uit te schakelen.
►
Laat het rempedaal los en schakel het contact uit.
Terug naar de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de motor .
Met automatische transmissie
EAT8 en handbediende
parkeerrem
/
Procedure voor het activeren van de vrijloop
► Selecteer stand N terwijl de auto stilstaat en de
motor draait, en zet het contact uit.
Binnen 5 seconden:
►
Zet het contact weer aan.
►
Houd het rempedaal ingetrapt en duw de
selectiehendel naar voren of naar achteren om stand N
te bevestigen.
►
Zet het contact af.
Als de limiet van 5 seconden wordt overschreden,
schakelt de transmissie stand P in; u moet de
procedure dan opnieuw volgen.
Terug naar de normale werking
► Druk op toets P op de selectiehendel.
Met automatische transmissie
EAT8 of selectiehendel
(elektrisch) en elektrische
parkeerrem
/
Procedure voor het activeren van de vrijloop
► Selecteer stand N terwijl de auto stilstaat en de
motor draait, en zet het contact uit.
Binnen 5 seconden:
►
Zet het contact weer aan.
►
Houd het rempedaal ingetrapt en beweeg de
selectiehendel naar voren of naar achteren om stand N
te bevestigen.
►
Druk het rempedaal in en duw op de knop om de
parkeerrem uit te schakelen.
►
Laat het rempedaal los en zet het contact uit.
Als de limiet van 5 seconden wordt overschreden,
schakelt de transmissie stand P in; u moet de
procedure dan opnieuw volgen.
Terug naar de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de motor .
Elektronische sleutel
Trap het rempedaal niet in terwijl u het contact
aan en weer uit zet. Als u dat wel doet, start de
motor waardoor u de procedure opnieuw moet
uitvoeren.
Onderhoudstips
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de volgende aanbevelingen om
beschadiging van de auto te voorkomen.
Buitenkant
Gebruik nooit een hogedrukspuit in de motorruimte - kans op schade aan elektrische
componenten!
Was de auto niet bij fel zonlicht of bij zeer lage
temperaturen.
Wanneer u de auto in een autowasstraat wast, vergrendel dan alle portieren en, afhankelijk
van de uitvoering, haal de elektronische sleutel uit
de detectiezone.
Wanneer u een hogedrukreiniger gebruikt, houd
de spuitmond dan op minimaal 30 cm van de auto
(vooral wanneer u gebieden met beschadigde lak,
sensoren of afdichtingen reinigt).
Verwijder meteen alle vlekken die chemicaliën
bevatten die de lak van uw auto kunnen
beschadigen (zoals boomhars, vogelpoep,
insectenafscheidingen, pollen en teer).
Afhankelijk van de omgeving moet u de auto vaker
wassen om zoutafzettingen (in kustgebieden), roet
(in industriële gebieden) of modder/zout (in natte of
koude gebieden) te verwijderen. Deze materialen
kunnen zeer corrosief zijn.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of gekwalificeerde werkplaats voor advies

236
Event Data Recorders (EDR)
Event Data Recorders (EDR)
Er zijn elektronische regeleenheden in uw auto
gemonteerd. Regeleenheden verwerken gegeven die,
bijvoorbeeld, afkomstig zijn van autosensoren of die de
regeleenheden zelf aanmaken of onderling uitwisselen.
Sommige regeleenheden zijn vereist voor een veilige
werking van uw auto, andere bieden ondersteuning
tijdens het rijden (bestuurdersondersteuningssystemen)
of verzorgen comfort- of infotainmentfuncties.
Hieronder volgt algemene informatie over
gegevensverwerking in de auto. U vindt extra informatie
over welke specifieke gegevens worden geüpload,
opgeslagen en doorgegeven aan derden en voor
welke doeleinden in uw auto onder het trefwoord
Gegevensbescherming gekoppeld aan de verwijzingen
voor de desbetreffende functionele eigenschappen
in de desbetreffende gebruikershandleiding of in de
algemene verkoopvoorwaarden. U kunt deze ook
online inzien.
Bedieningsgegevens in de auto
Regeleenheden verwerken gegevens voor bediening
van de auto.
Dergelijke gegevens omvatten, bijvoorbeeld:
–
statusinformatie over de auto (bijv
.snelheid,
vertraging, dwarsversnelling, onderling verwisselen van
wielen, schermpje "veiligheidsgordels omgedaan")
–
omgevingsomstandigheden (bijv
. temperatuur,
regensensor, afstandssensor)
In de regel zijn dergelijke gegevens van voorbijgaande
aard en worden ze niet langer dan een bedrijfscyclus
opgeslagen en alleen aan boord van de auto zelf verwerkt. Vaak maken regeleenheden gebruik van
gegevensopslag (zo ook de autosleutel). Dit om
tijdelijke of permanente opslag mogelijk te maken
met betrekking tot de autoconditie, de belasting van
componenten, de onderhoudsvereisten en technische
gebeurtenissen en storingen.
Afhankelijk van de technische uitrustingsniveaus
worden de volgende gegevens opgeslagen:
–
bedieningsstatus van systeemcomponenten (bijv
.
vloeistofpeil, bandenspanning, accustatus)
–
storingen en gebreken in belangrijke
systeemcomponenten (bijv. verlichting, remmen)
–
systeemreacties in bepaalde rijsituaties (bijv
.
triggering van een airbag, activering van de
stabiliteitsregelingen)
–
informatie over gebeurtenissen die tot schade aan de
auto hebben geleid
–
bij elektrische voertuigen het oplaadniveau in de
hoogspanningsaccu, geschatte actieradius
In speciale gevallen (bijv. als de auto een storing heeft
gedetecteerd), moeten mogelijk gegevens worden
opgeslagen die anders vluchtig van aard zijn.
Wanneer u gebruikmaakt van diensten (bijv.
reparatie, onderhoud), zijn de bedieningsgegevens
samen met het chassisnummer uit te lezen en
waar nodig te gebruiken. Personeel werkzaam
binnen het servicenetwerk (bijv. garages,
fabrikanten) of derden (bijv. pechhulpverleners)
kunnen de gegevens uitlezen aan de auto.
Hetzelfde geldt voor garantiewerkzaamheden en
kwaliteitsborgingsmaatregelen.
Gegevens worden doorgaans uitgelezen in de auto
via de OBD-aansluiting (On-Board Diagnostics) zoals wettelijk voorgeschreven. De uitgelezen
bedieningsgegevens documenteren de technische
conditie van de auto of afzonderlijke componenten
en helpen om storingen op te sporen, te voldoen aan
garantievoorwaarden en de kwaliteit te verhogen. Deze
gegevens, in het bijzonder informatie over de belasting
van componenten, technische gebeurtenissen,
bedieningsfouten en andere storingen, worden
samen met het chassisnummer doorgegeven aan
de fabrikant, als dat nodig mocht zijn. De fabrikant is
tevens onderworpen aan productaansprakelijkheid. De
fabrikant gebruikt mogelijk ook bedieningsgegevens
van auto's nodig voor terugroepacties. Deze gegevens
kunnen ook worden gebruikt ter controle van
garantieclaims van klanten.
Storingscodegeheugens in de auto kunnen worden
gereset door een servicebedrijf in het kader van
onderhoud of reparatie of op uw verzoek.
Comfort- en
infotainmentfuncties
Comfortinstellingen en persoonlijke instellingen kunnen
worden opgeslagen in de auto en te allen tijde worden
gewijzigd of gereset.
Afhankelijk van het desbetreffende uitrustingsniveau,
zijn dergelijke gegevens:
–
instellingen voor de positie van stoelen en stuurwiel
–
instelling van het chassis en de airconditioning
–
persoonlijke instellingen zoals die voor de
interieurverlichting
U kunt uw eigen gegevens invoeren in de
infotainmentfuncties van uw auto bij het gebruik van
bepaalde functies.
Afhankelijk van het desbetreffende uitrustingsniveau,
zijn dergelijke gegevens:
– multimediagegevens zoals weer te geven tracks,
video's of foto's in een geïntegreerd multimediasysteem
– adresboekgegevens voor gebruik in combinatie
met een handsfree-systeem of een geïntegreerd
navigatiesysteem
– ingevoerde bestemmingen
– gegevens over het gebruik van online-services
Deze gegevens voor comfort- en infotainmentfuncties
worden mogelijk lokaal in de auto opgeslagen of
bewaard op een apparaat dat u hebt aangesloten op de
auto (bijv. een smartphone, USB-stick of mp3speler).
Gegevens die u zelf hebt ingevoerd is op ieder gewenst
moment te verwijderen.
Deze gegevens zijn alleen op uw verzoek door te
geven tot buiten het bereik van de auto, in het bijzonder
bij het gebruik van online services afhankelijk van de
door u geselecteerde instellingen.
Integratie met smartphones,
bijv. Android Auto of Apple
CarPlay
Als uw auto is uitgerust met een van de genoemde
systemen, kunt uw smartphone of een andere
mobiele telefoon verbinden met de auto waarna u
de smartphone of het apparaat kunt bedienen via
de bedieningselementen in de auto. De beelden en
het geluid van de smartphone zijn in het gegeven

243
Trefwoordenregister
Park Assist 133
Parkeerhulp achter
130
Parkeerhulp achter met grafische weergave en
geluidssignalen
129
Parkeerhulpsystemen (algemene adviezen)
105
Parkeerhulp vóór
130
Parkeerhulp zijkant
130
Parkeerlichten
58, 173, 175
Persoonlijke instellingen
11
Plafonniers
54–55
Plafonnier voor
54
Portieren
37
Portieren sluiten
33, 37
Profielen
208, 231
Programmeerbare verwarming
28, 51
Proximity Keyless Entry and Start
32
Pyrotechnische gordelspanners
71
R
Radar (waarschuwingen) 105
Radio
190–192, 201–202, 225
Radiozender
190–191, 201–202, 225–226
RDS
191, 202, 225
Recuperatief remmen (vertragen door remmen
op de motor)
99–100
Regeling luchtopbrengst ~ Aanjager, regeling
48–49
Regeling luchtverdeling ~ Luchtverdeling
48–49
Regelmatige controles ~ Controles
158–160
Regelmatig onderhoud
106, 158, 160
Regeneratie roetfilter
159
Registratie van voertuigdata en privacy
236
Reinigen (adviezen) 140, 163–164
Rembekrachtigingsysteem
68
Remblokken
160
Remlichten
175
Remmen
160
Remmen
100
Remschijven
160
Remvloeistof
158
Reservewiel
160, 165–167, 169–170
Reservoir ruitensproeiers ~
Ruitensproeierreservoir
158
Resetten
bandenspanningscontrolesysteem
104–105
Resetten van het traject
24
Richtingaanwijzers
58, 173–175, 174
Rijadviezen
7, 85–86
Rijden
85–86
Rijhulpcamera (waarschuwingen)
105
Rijhulpsystemen (algemene adviezen)
105
Rijstanden
100
Rijstrookcontrolesystemen
68
Rijverlichting
57, 60
Roetfilter
159
Ruitensproeier achter
62
Ruitensproeiers
62
Ruitensproeiers vóór
62
Ruitenwisser achter
62
Ruitenwisserbladen (vervangen)
63
Ruitenwisserbladen vervangen
63
Ruitenwissers
61, 64
Ruitenwisserschakelaar
61–62, 64
Ruitenwissers vóór
62, 64S
Schakelaar 87–88
Schakelaars stoelverwarming ~ Stoelverwarming,
schakelaars
43
SCR (Selective Catalytic Reduction)
21, 160
SCR-systeem
21, 160
Selectiehendel
96–98
Selectiehendel (elektrische auto)
99
Selectiehendel handgeschakelde versnellingsbak ~
Schakelen elektronisch bediende
versnellingsbak
93–94
Sensoren (waarschuwingen)
106
Serienummer auto
187
Set voor tijdelijke bandenreparatie ~
Bandreparatieset
165–167, 169
Sfeerverlichting
55
Signalering onoplettendheid
128–129
Slepen
179–181
Slepen van de auto
179–180
Slepen van een auto
179, 181
Sleutel
30–31, 35
Sleutel met afstandsbediening
30, 87
Sleutel niet herkend
90
Smartphone
29, 53
SMS
230
Sneeuwkettingen
104, 152–153
Sneeuwscherm
153
Sneeuwschermen
153
Snelheidsbegrenzer
108–111
Snelheidslimietherkenning
106, 108
Snelheidsregelaar
108–109, 111–113

245
Trefwoordenregister
Video 227
Visiopark 1
131
Voorruitverwarming
50–51
Voorstoelen
41–42
Voorverwarming/-koeling interieur
(elektrische auto)
28, 51
Vrijloop activeren
179
W
Waarschuwing kans op aanrijding 126–127
Waarschuwing oplettendheid bestuurder
129
Waarschuwingssignaal sleutel in contact
88
Waarschuwing vergeten verlichting
57
Wallbox (elektrische auto)
142
Wassen
106
Wassen (adviezen)
140, 163–164
Webbrowser
220, 223
Wiel demonteren
170–171
Wiel monteren
170–171
Wielophanging
160
Wiel verwisselen
166, 169
WiFi-netwerkverbinding
224
Window-airbags
73–74
Z
Zekeringen 176
Zekeringen vervangen
176
Zicht
50
Zij-airbags
73–74
Zijspots 60
Zonder gereedschap afneembare kogel
149–151
Zonneklep
52
Zonnescherm
55
Zonnesensor
47
Zuinig rijden
7