
2
Inhoudsopgave
■
Overzicht
■
Eco-rijden
1InstrumentenpaneelInstrumentenpanelen 9
Waarschuwings- en verklikkerlampjes 12
Meters 19
Handmatige controle 23
Kilometerteller 23
Dimmer verlichting 23
Boordcomputer 24
Touchscreen van 5 inch 25
Touchscreen van 7- 10 inch 26
Extra op afstand bedienbare functies
(elektrische auto)
28
2 ToegangAfstandsbediening/sleutel 30
Proximity Keyless Entry and Start 32
Centrale vergrendeling 34
Noodprocedures 35
Portieren 37
Achterklep 37
Alarm 38
Elektrische ruitbediening 40
3Ergonomie en comfortPEUGEOT i-Cockpit 41
Voorstoelen 41
Het stuurwiel verstellen 43
Spiegels 43
Achterbank 45
Verwarming en ventilatie 46
Handbediende airconditioning 47
Automatische airconditioning 48
Ontwasemen - ontdooien voorruit 50
Voorruitverwarming 50
Ontwasemen - ontdooien achterruit 51
Voorverwarmen/voorkoelen (Elektrisch) 51
Voorzieningen in het interieur 52
Plafonnier 54
Sfeerverlichting 55
Panoramadak 55
Voorzieningen in de bagageruimte 55
Extra bagageafdekking (Van) 56
4Verlichting en zichtLichtschakelaar 57
Richtingaanwijzers 58
Hoogteverstelling van de koplampen 59
Automatisch inschakelen van de koplampen 59
Follow me home- en instapverlichting 60
Automatische verlichtingssystemen - Algemene
aanbevelingen
60
Grootlichtassistent 61
Ruitenwisserschakelaar 61
Ruitenwisserbladen vervangen 63
Automatische stand ruitenwissers 64
5VeiligheidAlgemene aanbevelingen met betrekking
tot de veiligheid 65
Alarmknipperlichten 65
Claxon 66
Geluidssignaal voor voetgangers (elektrisch) 66
Noodoproep of pechhulpoproep 66
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) 68
Veiligheidsgordels 70
Airbags 72
Kinderzitjes 74
De airbag vóór aan passagierszijde uitschakelen 76
ISOFIX-kinderzitjes 79
i-Size-kinderzitjes 82
Kinderbeveiliging 83
6RijdenRijadviezen 85
Starten / afzetten van de motor met de sleutel 87
Starten / afzetten van de motor met Elektronische
sleutel
88
Handbediende parkeerrem 90
Elektrische parkeerrem 91
Handgeschakelde 5-versnellingsbak 93
Handgeschakelde 6-versnellingsbak 93
Automatische transmissie (EAT6) 94
Automatische transmissie (EAT8) 96
Keuzeschakelaar 99
Rijstanden 100
Hill Start Assist 101
Schakelindicator 102
Stop & Start 102
Bandenspanningscontrolesysteem 104
Rij- en parkeerhulpsystemen - Algemene adviezen 105
Verkeersbordherkenning 106
Snelheidsbegrenzer 11 0
Snelheidsregelaar - Specifieke adviezen 111
Snelheidsregelaar 11 2
Drive Assist Plus 11 3
Adaptieve snelheidsregelaar 11 4
Lane Positioning Assist 11 7
Active Lane Departure Warning System 121
Dodehoekbewaking 124
Active Safety Brake met Collision Risk Alert en
Intelligente noodremassistentie
126
Systeem voor detecteren van onoplettendheid 128
Parkeerhulp 129

16
Instrumentenpaneel
geluidssignaal en een melding die aangeeft dat de
motor niet kan worden gestart.
De startonderbreker voorkomt dat de motor weer start
(de toegestane rijlimiet is overschreden na bevestiging
van een storing van het emissieregelsysteem).
Start de motor en zie (2).
Automatische functies uitgeschakeld
(elektrische parkeerrem)
Brandt permanent.De functies "automatisch aantrekken" (bij het
afzetten van de motor) en "automatisch vrijzetten" (bij
het wegrijden) zijn uitgeschakeld.
Als automatisch aantrekken / vrijzetten niet meer
mogelijk is:
►
Start de motor
.
►
Gebruik de hendel om de elektrische parkeerrem
aan te trekken.
►
Laat het rempedaal volledig los.
►
Houd de hendel 10 tot 15 seconden in de richting
voor het vrijzetten.
►
Laat de hendel of lus los.
►
T
rap het rempedaal in en houd het ingetrapt.
►
T
rek de hendel 2 seconden in de richting voor het
aantrekken.
►
Laat de hendel en het rempedaal los.
Storing (met elektrische parkeerrem)Permanent, in combinatie met de melding "Storing parkeerrem".
De auto kan niet stil blijven staan terwijl de motor draait.
Als de parkeerrem niet handmatig kan worden in- en
uitgeschakeld, dan is de hendel van de elektrische
parkeerrem defect. De automatische functies moeten te allen tijde worden
gebruikt: ze worden automatisch weer geactiveerd bij
een storing in de hendel.
Zie (2).
Permanent, in combinatie met
de melding "Storing
parkeerrem".
De elektrische parkeerrem is defect; de handmatige en
elektrische bediening werken mogelijk niet meer.
Om de auto bij stilstand op zijn plaats te houden:
►
T
rek aan de elektrische parkeerrem en houd
deze 7 tot 15 seconden aangetrokken, totdat het
controlelampje op het instrumentenpaneel gaat
branden.
Als deze procedure niet werkt, beveilig uw auto dan op
de volgende wijze tegen wegrollen:
►
Parkeer de auto op een vlakke ondergrond.
►
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak: schakel een versnelling in.
►
Bij auto's met een automatische transmissie of
selectiehendel (elektrisch): selecteer P en plaats het
meegeleverde wielblok tegen een van de wielen.
Zie (2).
Collision Risk Alert/Active Safety BrakeBrandt permanent, in combinatie met de weergave van een melding.
Het systeem is via het touchscreen uitgeschakeld
(menu Rijverlichting/ Auto).
Knippert.
Het systeem activeert en remt de auto kort af
om de snelheid te verlagen.
Raadpleeg de rubriek Rijden voor meer informatie.
Permanent, in combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
Brandt permanent. Er is een storing in het systeem.
Als deze waarschuwingslampjes gaan branden nadat
de motor is uitgeschakeld en opnieuw is gestart, zie (3).
Antiblokkeersysteem (ABS)Brandt permanent. Een storing in het antiblokkeersysteem.
De auto kan normaal remmen.
Rijd voorzichtig met matige snelheid en zie (3).
StuurbekrachtigingPermanent. Er is een storing in de stuurbekrachtiging.
Rijd voorzichtig met matige snelheid en zie (3).
Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) /
antispinregeling (ASR)
Permanent. De functie is uitgeschakeld.
De functie DSC/ASR wordt automatisch weer
ingeschakeld als de motor opnieuw wordt gestart en
vanaf een snelheid van ongeveer 50 km/h.
Bij een snelheid lager dan 50 km/h kan het handmatig
weer worden ingeschakeld.
Knippert. De regeling van het DSC- / ASR-systeem wordt
ingeschakeld bij minder grip of afwijken van de rijbaan.
Brandt permanent. Een storing in het DSC- / ASR-systeem.
Zie (3).

99
Rijden
6Ga naar een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
In bepaalde gevallen gaan de controlelampjes van de
selectiehendel niet meer branden, maar wordt de status
van de transmissie nog wel op het instrumentenpaneel
weergegeven.
Ernstige storing
Dit waarschuwingslampje gaat branden, in combinatie met een melding.
Zet de auto stil.Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats en zet het contact af.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Keuzeschakelaar
De keuzeschakelaar is een impulsselectieschakelaar
met een functie voor regeneratief remmen.
Via de keuzeschakelaar van de transmissie of de
keuzeschakelaar wordt de aandrijving geregeld op
basis van de rijstijl, het wegprofiel en de belading van
de auto.
Als het regeneratief remmen is geactiveerd, wordt ook
het afremmen op de motor geregeld als het gaspedaal
wordt losgelaten.
P. Parkeerstand
Parkeren van de auto: de voorwielen worden
geblokkeerd.
R. Achteruitversnelling N.
Neutral
Voor het verplaatsen van de auto met afgezet
contact en om de auto in de vrijloop te laten
rijden.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de vrijloop.
D/B. Automatisch vooruit rijden (D ) of automatisch
vooruit rijden met regeneratief remmen (B )
Informatie op het
instrumentenpaneel
Wanneer het contact wordt aangezet, wordt de status
van de keuzeschakelaar op het instrumentenpaneel
weergegeven:
P : Parkeerstand.
R : Achteruitversnelling.
N : Neutraalstand.
D : Drive (rijden) (automatische versnelling vooruit).
B : Brake (automatische versnelling vooruit met functie
voor regeneratief remmen geactiveerd).
Werking
A. Toets P
Om de parkeerstand in te schakelen.
B. Toets Unlock
Om de transmissie te deblokkeren en, met ingetrapt
rempedaal, vanuit stand P een andere stand in te
schakelen of stand R
in te schakelen.
Houd deze toets ingedrukt voordat u de
selectiehendel beweegt.
C. Lampjes voor transmissiestand (R, N, D/B)
►
Beweeg de hendel een of twee keer naar voren
( N of R ) of naar achteren (N of D/B), indien nodig tot
voorbij het weerstandspunt.
De hendel gaat terug naar zijn oorspronkelijke positie
wanneer u de hendel loslaat.
Als u bijvoorbeeld van
P naar
R wilt schakelen,
duwt u de hendel twee keer naar voren zonder het

100
Rijden
Deze stand verlaagt het verbruik van elektrische
energie door de tractiebatterij nog meer door het
motorkoppel te beperken.
Sport
In deze stand is een meer dynamische rijstijl mogelijk
door aanpassing van de stuurbekrachtiging en Active
Suspension Control, de respons op het gaspedaal,
het schakelen (bij een auto met een automatische
transmissie) en de mogelijkheid om de dynamische
instellingen van de auto op het instrumentenpaneel
weer te geven.
Handmatig
Stand permanent Handmatig bij een auto met een
automatische transmissie.
Wordt gebruikt om handmatig te schakelen met de
schakelflippers aan de stuurkolom.
Vrijloop-standAfhankelijk van de uitvoering of motor kan
bij een auto met een EAT8-transmissie in stand
D (behalve in stand Sport) de vrijloop worden
geactiveerd door het gaspedaal geleidelijk volledig
los te laten. Hierdoor kan brandstof worden
bespaard.
Het is normaal dat het motortoerental daalt
(toerenteller geeft het stationaire toerental aan,
minder geluid van de motor).
Hill Start Assist
Dit systeem houdt de auto bij het wegrijden op een
helling kort (ongeveer 2 seconden) op zijn plaats. In
weerstandspunt te passeren of één keer naar voren tot
voorbij het weerstandspunt:
–
In het eerste geval gaat de hendel van
P naar N en
vervolgens van N naar R.
–
In het tweede geval gaat de hendel meteen van
P
naar R.
Regeneratief remmen
Met de Brake-functie en bij gas loslaten.
De Brake-functie bootst het afremmen op de motor na
en laat de auto afremmen zonder dat de bestuurder het
rempedaal hoeft in te trappen. De auto remt sneller af
als de bestuurder het gaspedaal loslaat.
De energie die wordt teruggewonnen wanneer het
gaspedaal wordt losgelaten, wordt dan gebruikt om
de tractiebatterij gedeeltelijk op te laden, waardoor de
actieradius van de auto toeneemt.
De auto remt af, maar de remlichten gaan niet
branden.
►
Beweeg de hendel vanuit stand
D/B naar achteren
om de functie in of uit te schakelen.
De D op het instrumentenpaneel wordt vervangen door
een B.
De systeemstatus wordt niet opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
In bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld bij volledig opgeladen tractiebatterij of extreme
temperaturen) kan de mate van regeneratief
remmen tijdelijk worden beperkt waardoor de auto
minder sterk afremt.
De bestuurder moet goed op het verkeer letten
en indien nodig altijd onmiddellijk het rempedaal
kunnen intrappen.
Met het rempedaal
Wanneer het rempedaal wordt ingetrapt, wint het
intelligente remsysteem automatisch een deel van de
energie terug, die vervolgens wordt gebruikt om de
tractiebatterij op te laden.
Deze energieterugwinning zorgt ook dat de remblokken
minder worden gebruikt en dus de slijtage wordt
beperkt.
Het intrappen van het rempedaal kan anders aanvoelen dan bij een auto zonder
regeneratief remsysteem.
Rijstanden
Welke rijstanden beschikbaar zijn is afhankelijk van de
motor en uitvoering van de auto.
De rijstanden kunnen met de volgende schakelaar
worden geselecteerd:
► Druk op de schakelaar om de standen op het
instrumentenpaneel weer te geven en, afhankelijk van
de uitvoering, op het scherm bij uitvoeringen met de
PEUGEOT Connect Nav.
Bij een auto met elektromotor kunt u geen stand
selecteren als het lampje READY uit is.
Wanneer de melding verdwijnt, is de geselecteerde
stand geactiveerd en wordt deze op het
instrumentenpaneel weergegeven (behalve in de stand
Normaal).
Wanneer het contact wordt aangezet, wordt standaard
de rijstand Normaal geselecteerd.
Normaal
Hiermee worden de standaardinstellingen hersteld.
Eco
Deze stand vermindert het energieverbruik door de
prestaties van de verwarming en de airconditioning te
verlagen zonder deze uit te schakelen.

126
Rijden
– Na een klap op de voorruit ter hoogte van de
detectiecamera.
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld als het gebruik van het noodreservewiel (kleine
diameter) wordt gedetecteerd, als een storing van
de rempedaalschakelaar wordt gedetecteerd of als
wordt gedetecteerd dat minimaal twee remlichten
defect zijn.
Het kan gevaarlijk zijn om door te rijden als de remlichten niet goed werken.
Het kan gebeuren dat waarschuwingen niet, te laat of op het verkeerde moment worden
gegeven.
Daarom moet u altijd de controle over de auto
behouden zodat u op elk moment kunt ingrijpen om
een aanrijding te voorkomen.
Na een aanrijding wordt het systeem automatisch uitgeschakeld.
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-
dealer of door een gekwalificeerde werkplaats.
Collision Risk Alert
Deze functie waarschuwt de bestuurder bij een risico
van een aanrijding met een voorligger of met een
voetganger of fietser op de rijstrook.
Active Safety Brake met Collision Risk=
Alert en Intelligente
noodremassistentie
Raadpleeg de=algemene adviezen over het
gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen
voor meer informatie.
Dit systeem:
– W aarschuwt de bestuurder wanneer er een risico
bestaat op een aanrijding met de voorligger, een
voetganger of, afhankelijk van de uitvoering, een fietser.
–
V
ermindert de snelheid van de auto om een
aanrijding te voorkomen of de ernst van de aanrijding
te beperken.
De snelheid wordt verlaagd met maximaal 25 km/h bij uitvoeringen met alleen camera of
met maximaal 50
km/h bij uitvoeringen met camera
en radar.
Het systeem houdt tevens rekening met motorfietsen en dieren, maar dieren kleiner
dan 0,5
m en voorwerpen op de weg worden niet
altijd gedetecteerd.
Dit systeem heeft drie functies:
– Collision Risk Alert.
– Intelligente noodremassistentie (iEBA).
–
Active Safety Brake (automatisch noodremsysteem).
De auto is voorzien van een multifunctionele camera
bovenaan de voorruit en, afhankelijk van de uitvoering,
een radar in de voorbumper.
Ondanks de aanwezigheid van dit systeem moet de bestuurder altijd goed opletten.
Dit systeem is ontwikkeld om de bestuurder te
ondersteunen en de veiligheid te verbeteren.
Het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder
om de verkeersomstandigheden continu in de gaten
te houden, in overeenstemming met de geldende
rijvoorschriften.
Zodra het systeem een mogelijk obstakel detecteert, wordt het remcircuit voorbereid op
een automatische remactie. Er kan dan een zwak
geluid hoorbaar zijn en mogelijk lijkt de auto wat af
te remmen.
Uitschakelen/Inschakelen
Standaard wordt het systeem automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
De instellingen kunnen worden gewijzigd via het menu
Rijverlichting/ Auto
van het touchscreen.
Het uitschakelen van het systeem wordt aangegeven door het branden van dit
waarschuwingslampje in combinatie met de weergave
van een melding.
Werkingsvoorwaarden en
-beperkingen
Auto rijdt vooruit.
ESP in werkende staat.
ASR-systeem ingeschakeld.
Veiligheidsgordels bevestigd voor alle passagiers.
Gestabiliseerde snelheid op wegen met weinig
bochten.
In de volgende gevallen is het raadzaam om het
systeem uit te schakelen via het configuratiemenu van
de auto:
–
Bij het trekken van een aanhanger
.
–
Bij lange voorwerpen op dakdragers.
–
Als sneeuwkettingen op de wielen van de auto zijn
gemonteerd.
–
V
oordat de auto met draaiende motor in een
automatische wasstraat wordt gewassen.
–
V
oordat de auto op een rollenbank in een werkplaats
wordt getest.
–
Als de auto met draaiende motor wordt gesleept.

128
Rijden
Neem een pauze wanneer u moe bent en in elk
geval elke 2 uur.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden ingesteld via het menu Rijverlichting / Auto van het
touchscreen.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
Driver Attention Warning
Het systeem geeft een waarschuwing zodra het detecteert dat de bestuurder langer dan twee
uur heeft gereden met een snelheid van meer dan
70 km/h zonder dat hij / zij een pauze heeft genomen.
Deze waarschuwing bestaat uit een melding die de
bestuurder adviseert een pauze te nemen en een
geluidssignaal.
Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt de
waarschuwing elk uur herhaald tot de auto wordt
stilgezet.
Het systeem wordt gereset als aan een van de
volgende voorwaarden is voldaan:
– De auto staat langer dan 15 minuten stil met
draaiende motor.
– Het contact is enkele minuten afgezet geweest.
– De veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt en het portier is geopend.
Active Safety Brake
Deze functie wordt ook wel het automatische
noodremsysteem genoemd en het treedt in werking
wanneer de bestuurder na de waarschuwingen niet
snel genoeg reageert en niet remt.
Het systeem is bedoeld om de snelheid van de
aanrijding te beperken of de aanrijding te voorkomen
wanneer de bestuurder niet ingrijpt.
Werking
Het systeem werkt onder de volgende
omstandigheden:
–
Bij
lagere snelheid in stedelijke gebieden, wanneer
er een stilstaand voertuig, voetganger of fietser wordt
gedetecteerd.
– De rijsnelheid ligt tussen 10 en 85 km/h (uitvoeringen
met uitsluitend een camera) of 140 km/h (uitvoeringen
met camera en radar) wanneer een rijdend voertuig
wordt gedetecteerd.
Dit waarschuwingslampje knippert (gedurende ongeveer 10 seconden) zodra de functie de
remmen van de auto bedient.
Bij een auto met een automatische transmissie of
keuzeschakelaar van de transmissie begint de auto
weer te rijden nadat deze door het automatische
noodremsysteem tot stilstand is gebracht. Houd het
rempedaal ingetrapt als u dit wilt voorkomen.
Bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak
kan de motor afslaan als de auto door het automatische
noodremsysteem tot stilstand wordt gebracht.
De bestuurder kan op elk gewenst moment de controle over de auto overnemen door een
ferme stuurbeweging te maken en / of het
gaspedaal stevig in te trappen.
Het rempedaal kan iets trillen als deze functie actief is.
Als de auto volledig tot stilstand is gekomen,
blijven de remmen automatisch 1 tot 2 seconden
geactiveerd.
Storing
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden, in
combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-
dealer of door een gekwalificeerde werkplaats.
Als deze waarschuwingslampjes gaan branden nadat de motor is afgezet en
weer gestart, neem dan contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde werkplaats
om het systeem te laten controleren.
Deze waarschuwingslampjes gaan op het instrumentenpaneel branden om
aan te geven dat de bestuurder en / of de
voorpassagier de veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt (afhankelijk van de uitvoering). Het
automatische remsysteem is uitgeschakeld totdat de
veiligheidsgordels zijn vastgemaakt.
Systeem voor detecteren van
onoplettendheid
Raadpleeg de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen.
De functie omvat het systeem "Driver Attention
Warning" en het systeem "Driver Attention Warning via
camera".
Deze systemen zijn absoluut niet bedoeld om de bestuurder wakker te houden of te
voorkomen dat de bestuurder achter het stuur in
slaap valt.
Het is altijd de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de auto aan de kant te zetten als hij
/ zij vermoeid is.

172
In geval van pech
Koplampen en andere
verlichting met ledlampen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de betreffende typen
(kop)lampen:
– Koplampen met ledtechnologie.
– Koplampen met Full LED-technologie.
– Afzonderlijke dagrijverlichtingsunits.
– Zijknipperlichten.
– Verlichting zijkant.
– 3D-achterlichten.
– Derde remlicht.
– Kentekenplaatverlichting.
Vervanging van dit type gloeilamp Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Raak koplampen met led- of Full LED-technologie
niet aan - elektrocutiegevaar!
=
► Draai de slotbout met de wielsleutel ( 5) en de dop
( 2 ) vast.
►
Draai de overige wielbouten met alleen de
wielsleutel (5 ) vast.
►
Bevestig de doppen op de wielbouten (afhankelijk
van de uitvoering).
►
Berg het gereedschap op.
Na het verwisselen van een wiel
Met niet-standaard of ruimtebesparend reservewiel
Schakel bepaalde rijhulpsystemen uit (Active Safety
Brake, Adaptieve snelheidsregelaar enz.).
Overschrijd de maximaal toegestane snelheid van
80 km/h of de maximale afstand van 80 km niet.
Het is niet toegestaan om met meerdere
reservewielen op de auto gemonteerd worden
gereden.
De wielvelg van het vervangen wiel mag niet
worden teruggeplaatst.
Ga naar een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat het aantrekkoppel van de bouten van het
reservewiel en de bandenspanning nakijken.
Laat de lekke band controleren. Na inspectie kan
de monteur u vertellen of de band kan worden
gerepareerd of moet worden vervangen.
Een lamp vervangen
Onder bepaalde weersomstandigheden (zoals een lage temperatuur of vocht) kan er een
laagje condens aan de binnenzijde van de
koplampen en de achterlichten ontstaan; dit
verdwijnt als de lampen enkele minuten branden.
Kijk nooit van dichtbij in de lichtbundel van ledlampen. U kunt daarbij ernstig oogletsel
oplopen!
De koplampunits zijn voorzien van glas van polycarbonaat met een speciale vernislaag:
–
Gebruik voor het schoonmaken van de
koplampen nooit een droge doek of een schuur-,
schoonmaak- of oplosmiddel.
–
Gebruik een spons met zeepwater of een
pH-neutraal product.
–
W
anneer u met een hogedrukreiniger hardnekkig
vuil probeert te verwijderen, houd de straal dan
nooit langdurig op de koplampen, de achterlichten
en de randen ervan gericht, om beschadiging van
de vernislaag en de afdichtrubbers te voorkomen.
Bij het vervangen van lampen moet het contact en de koplampen/lampen minstens enkele
minuten zijn uitgeschakeld - risico op ernstige
brandwonden!
Raak de lamp niet met de vingers aan, maar
gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u uitsluitend lampen van het
type anti-ultraviolet (UV) gebruikt om beschadiging
van de koplamp te voorkomen.
Vervang een kapotte lamp altijd door een nieuwe
lamp met dezelfde specificaties. Vervang de
lampen per paar om onbalans in de verlichting te
voorkomen.
Terugplaatsen van de lampunits Voer de handelingen voor het terugplaatsen in
de omgekeerde volgorde van het verwijderen uit.

239
Trefwoordenregister
3D digitaal instrumentenpaneel 10
12V-accu
154, 159, 176, 176–178
A
Aanhanger 69, 148
Aanhangergewichten
182–183, 185
Aanraakgevoelige leeslampjes
54–55
Aansluiting 12 V
52
ABS
68
Accessoires
65
Accu laden
177–178
Achterbank
45
Achterlichten
174
Achterruitverwarming
51
Achteruitrijcamera
106, 131–132
Achteruitrijlicht
175
Actieradius AdBlue®
20, 158
Active Safety Brake
126, 128
Adaptieve cruise control met Stop-functie
108–109
Adaptieve snelheidsregelaar
113–114
AdBlue®
20, 160
AdBlue® bijvullen
162
AdBlue®-reservoir
162
Afmetingen
187
Afstandsbediening
30–33, 35
Afstellen van de koplamphoogte
59
Afzetten van de motor
87, 89
Airbags
72–74, 76
Airbags vóór
73–74, 76
Airconditioning
47, 49–50
Airconditioning (handbediend)
47
Alarmknipperlichten 65, 165
Alarmsysteem
38–39
Algemeen menu
27
Allesdragers
152
Android Auto verbinding
205, 223
Antiblokkeersysteem (ABS)
68
Antidiefstalsysteem/Startblokkering
31
Antispinregeling (ASR) ~ Antislipregeling
68–69
Apple®-speler
192, 204, 227
Apple CarPlay verbinding
205, 222
Apps
223
Audiokabel
227
Automatische airconditioning ~ Airconditioning,
automatische
48, 50
Automatische ruitenwissers
64
Automatische transmissie ~ Versnellingsbak,
automatische
94, 96–98, 101, 159, 177
Automatisch inschakelen verlichting
59
Automatisch noodremsysteem
126, 128
AUX-aansluiting
192, 204, 227
B
Bagageafdekking 56
Bagageruimte
37, 56
Banden
160, 187
Banden oppompen
160, 187
Bandenreparatieset
166
Bandenspanning
160, 167, 169, 187
Bandenspanningscontrole (met set)
167, 169
Bandenspanning te laag (detectie)
104
Batterij afstandsbediening ~ Afstandsbediening,
batterij
35–36
Batterij afstandsbediening vervangen ~
Afstandsbediening, batterij vervangen
35
Bediening autoradio aan stuurkolom ~ Autoradio,
bedieningen aan stuurkolom
188–189, 199, 212
Beladen
152
Benzinemotor
156, 183
Bijvullen AdBlue®
158, 162
Binnenspiegel
44
BlueHDi
20, 158, 165
Bluetooth (handsfree set)
193–194, 206, 228–229
Bluetooth (telefoon)
193–194, 206–207, 228–229
Bluetooth-verbinding
193–194, 206–207,
223–224, 228–229
Boordcomputer
24–25
Boordgereedschap
56, 165–167
Brandstof
7, 138
Brandstofadditief
159
Brandstofniveaumeter
138
Brandstoftank
138–139
Brandstof tanken
138–139
Brandstoftank leeg (diesel)
165
Brandstofverbruik
7
Brandstofvuldop ~ Brandstoftankdop
138
Brandstofvulklep ~ Brandstoftankklep
138–139
Buitenspiegels
43–44, 51, 124
Buitenverlichting
60
C
Carrosserie 164