Page 9 of 260

7
Eco-rijden
Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen
op te volgen kan de bestuurder het energieverbruik
van zijn auto (brandstof en / of elektriciteit) en de CO
2-
uitstoot optimaliseren.
Het gebruik van de versnellingsbak /
transmissie optimaliseren
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde
versnellingsbak, rijd dan rustig weg en schakel zo snel
mogelijk naar de tweede versnelling. Schakel bij het
accelereren bij voorkeur snel over naar een hogere
versnelling.
Met een automatische transmissie kunt u het beste de
automatische modus gebruiken. Trap het gaspedaal
niet heel diep of plotseling in.
De schakelindicator adviseert u de versnelling te kiezen
die het best geschikt is voor de rijomstandigheden. Volg
het schakeladvies op het instrumentenpaneel zo snel
mogelijk op.
Bij een auto met een automatische transmissie wordt
de schakelindicator alleen in de handmatige stand
weergegeven.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af
op de motor in plaats van het rempedaal te gebruiken
en trap het gaspedaal geleidelijk in. Op deze manier
verlaagt u het energieverbruik en de CO
2-emissies, en
neemt het algemene geluidsniveau van het verkeer af.
Gebruik bij voorkeur de rijstand Eco door deze te
selecteren met de knop DRIVE MODE. Bij een EAT8-transmissie kunt u met de selectiehendel
in stand
D
, behalve in stand Sport, de vrijloop
gebruiken door uw voet geleidelijk van het gaspedaal te
halen om zo brandstof te besparen.
Wanneer het verkeer goed doorstroomt, kunt u de
snelheidsregelaar inschakelen.
Gebruik de elektrische voorzieningen op de
juiste manier
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, open dan alle ruiten en
de ventilatieroosters voordat u de airconditioning
inschakelt.
Sluit de ruiten bij snelheden hoger dan 50
km/h, maar
laat de ventilatieroosters geopend.
Maak gebruik van alle voorzieningen die kunnen
bijdragen aan een verlaging van de temperatuur in
het interieur (zoals het zonnescherm van het schuif- /
kanteldak en de zonneschermen van de zijruiten).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste
temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met een
automatische airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de ontwaseming
uit zodra deze niet meer nodig zijn, als deze niet
automatisch worden geregeld.
Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Pas uw gebruik van de (mist)verlichting aan het zicht
aan, in overeenstemming met de geldende wetgeving
in het land waar u rijdt.
Laat de motor vooral 's winters (behalve onder zeer
winterse omstandigheden: bij temperaturen lager dan
-23 °C) na het starten niet stationair draaien. De auto
warmt onder het rijden veel sneller op. Sluit als passagier zo weinig mogelijk multimedia-
apparaten (voor bijvoorbeeld films, muziek of spelletjes)
aan om het energieverbruik te beperken.
Koppel alle draagbare apparatuur los als u de auto
verlaat.
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht gelijkmatig over de auto: plaats
de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte zo dicht
mogelijk bij de achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand van uw auto
(onder meer door dakdragers, imperiaal, fietsendrager
en aanhanger). Gebruik bij voorkeur een dakkoffer voor
het vervoer van bagage op het dak.
Verwijder de dakdragers en het imperiaal na gebruik.
Vervang de winterbanden na de winter zo snel mogelijk
door zomerbanden.
Gebruik de stand Sport niet te lang om het
energieverbruik te beperken.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer de bandenspanning regelmatig (bij koude
banden) en houd u daarbij aan de bandenspanning
die staat vermeld op de sticker op de sponning van het
bestuurdersportier.
Controleer de bandenspanning met name:
–
voorafgaand aan een lange rit;
–
bij de wisseling van de seizoenen;
–
als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
V
ergeet daarbij het reservewiel en de wielen van een
aanhanger of caravan (indien van toepassing) niet.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (motorolie
verversen, oliefilter, luchtfilter en interieurfilter
Page 10 of 260

8
Eco-rijden
vervangen enz.). Houd u aan het onderhoudsschema
van de fabrikant.
Bij uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor: bij een
storing in het SCR-systeem stoot de auto schadelijke
stoffen uit. Ga zo snel mogelijk naar een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats om de
hoeveelheid stikstofoxide tot wettelijke niveaus te
verlagen.
Laat het vulpistool bij het tanken niet meer dan drie
keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit de tank
stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat het gemiddelde
brandstofverbruik zich pas na 3000 km stabiliseert.
De actieradius optimaliseren (elektrisch
voertuig)
Het elektriciteitsverbruik van de voertuig hangt
grotendeels af van de route, de rijsnelheid en uw rijstijl.
Probeer in het gebied "ECO" op de vermogensmeter te
blijven door gelijkmatig te rijden en de snelheid niet te
veel te variëren.
Anticipeer op de situatie op de weg zodat u op tijd
en geleidelijk kunt remmen; rem zo veel mogelijk
op de motor af om energie terug te winnen. De
vermogensmeter zal dan in het gebied CHARGE staan.
Gebruik de airconditioning in plaats van de verwarming
om het interieur te ontwasemen.
Page 11 of 260

9
Instrumentenpaneel
1Instrumentenpaneel met
lcd-display
Meters
1.Analoge snelheidsmeter (km/h of mph)
2. LCD-display
3. Toerenteller (x 1000 t/min), schaalverdeling
afhankelijk van de motoruitvoering (benzine of
diesel)
Lcd-display
1.Instellingen snelheidsregelaar / snelheidsbegrenzer
Weergave van verkeersborden met een
snelheidslimiet
2. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph)
3. Geselecteerde rijmodus 4.
Schakelindicator
Stand selectiehendel en ingeschakelde versnelling
bij automatische transmissie
5. Brandstofniveaumeter
6. Motorolieniveaumeter (afhankelijk van type motor)
Onderhoudsindicator en vervolgens kilometerteller
(km of mijl)
Deze functies worden na elkaar weergegeven na
het aanzetten van het contact.
7. Informatie van de boordcomputer
Instrumentenpaneel met
matrixdisplay
Meters
1. Koelvloeistoftemperatuur (°C) (benzine of diesel)
Indicator verbruik thermisch comfort (elektrisch)
2. Analoge snelheidsmeter (km/h of mijl/h)
3. Matrixdisplay 4.
Toerenteller (x 1000 t/min), schaalverdeling
afhankelijk van de motoruitvoering (benzine of
diesel)
Vermogensindicator (elektrisch)
5. Brandstofniveaumeter (benzine of diesel)
Indicator oplaadniveau (elektrisch)
Matrix display
1. Instellingen snelheidsregelaar / snelheidsbegrenzer
Weergave van verkeersborden met een
snelheidslimiet
Page 12 of 260

10
Instrumentenpaneel
– Motorinformatie (G-meters, vermogensmeters, boost,
koppel) in de stand Sport.
– Energiestromen (Elektrisch).
Persoonlijke instellingen voor
het instrumentenpaneel
Afhankelijk van de uitvoering kan het
instrumentenpaneel worden aangepast (kleur en/of
weergavemodus).
Schermtaal en eenheden
Deze zijn afhankelijk van de instellingen van
het touchscreen.
Wanneer u reist naar een land met een
andere officiële eenheid voor de afstanden en
snelheidslimieten (km of mijl, km/h of mph), moet u
de configuratie van de eenheden wijzigen.
Voer deze handelingen om veiligheidsredenen uitsluitend uit bij stilstaande auto.
Keuze van displaykleur (benzine of diesel)
Afhankelijk van de uitvoering is de kleur van het
display van het instrumentenpaneel afhankelijk van het
kleurenschema dat in dit systeem is ingesteld.
De instellingen kunnen worden gewijzigd via het menu Instellingen van het touchscreen.
De weergavemodus wijzigen
In elke modus kan er specifieke informatie op het
instrumentenpaneel worden weergegeven.
2. Schakelindicator (pijl en aanbevolen versnelling)
Stand van de selectiehendel en ingeschakelde
versnelling bij een auto met een automatische
transmissie (benzine of diesel)
Stand selectiehendel (elektrisch)
3. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph)
Weergave van de rijhulpsystemen
Informatie van de boordcomputer
Energiestroom / laadstatus van de auto (elektrisch)
4. Onderhoudsindicator en vervolgens kilometerteller
(km of mijl)
Actieradius (elektrisch)
Deze functies worden na elkaar weergegeven na
het aanzetten van het contact.
Geselecteerde rijstand (anders dan de stand
"Normaal")
Digitaal instrumentenpaneel
Dit digitale head-up instrumentenpaneel in 3D kan naar
uw eigen voorkeuren worden aangepast.
Afhankelijk van de gekozen weergavemodus
wordt bepaalde informatie verborgen of anders
gepresenteerd.
Voorbeeld van de weergavemodus
"METERS":
1. Brandstofniveaumeter (benzine of diesel)
Indicator laadniveau (elektrisch)
2. Actieradius (km of mijl)
3. Instellingen snelheidsregelaar / snelheidsbegrenzer
Weergave van verkeersborden met een
snelheidslimiet
4. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph)
5. Kilometerteller (km of mijl)
6. Toerenteller (x 1000 t/min) (benzine of diesel)
Vermogensmeter (elektrisch)
7. Schakelindicator (pijl en aanbevolen versnelling)
Stand van de selectiehendel en versnelling bij
automatische transmissie (benzine of diesel).
Stand selectiehendel (elektrisch)
Geselecteerde rijstand (anders dan de stand
"Normaal")
8. Koelvloeistoftemperatuur (°C) (benzine of diesel)
9. Analoge snelheidsmeter (km/h of mph)
(benzine
of diesel)
Weergave
Sommige lampjes hebben een vaste positie. De positie
van de andere lampjes kan wisselen.
Voor bepaalde functies die zowel een controlelampje
voor de ingeschakelde status als voor de
uitgeschakelde status hebben, is slechts één specifieke
positie beschikbaar.
Permanent weergegeven informatie
In de standaardweergave toont het instrumentenpaneel
het volgende:
–
op vaste posities:•
Informatie over de versnellingsbak / transmissie en
de schakelindicator (Benzine of Diesel).
•
Informatie over de selectiehendel (elektrisch)
(Elektrisch).
•
Brandstofniveaumeter (Benzine of Diesel).
•
Actieradius (Benzine of Diesel).
•
Koelvloeistoftemperatuurmeter (Benzine of Diesel).
•
Laadniveaumeter en indicator actieradius
(Elektrisch).
•
V
ermogensmeter (Elektrisch).
•
Rijstand.
–
op variabele posities:•
Digitale snelheidsmeter
.
•
Kilometerteller.
•
Status- of waarschuwingsmeldingen die kort
worden weergegeven.
Optionele informatie
Afhankelijk van de geselecteerde weergavemodus
en de ingeschakelde functies kan de volgende
aanvullende informatie worden weergegeven:
–
T
oerenteller (Benzine of Diesel).
–
Boordcomputer.
–
Rijhulpsystemen.
–
Snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar
.
–
Media die wordt afgespeeld.
–
Navigatie-aanwijzingen.
–
Analoge snelheidsmeter
.
Page 13 of 260

11
Instrumentenpaneel
1– Motorinformatie (G-meters, vermogensmeters, boost,
koppel) in de stand Sport.
–
Energiestromen (Elektrisch).
Persoonlijke instellingen voor
het instrumentenpaneel
Afhankelijk van de uitvoering kan het
instrumentenpaneel worden aangepast (kleur en/of
weergavemodus).
Schermtaal en eenhedenDeze zijn afhankelijk van de instellingen van
het touchscreen.
Wanneer u reist naar een land met een
andere officiële eenheid voor de afstanden en
snelheidslimieten (km of mijl, km/h of mph), moet u
de configuratie van de eenheden wijzigen.
Voer deze handelingen om veiligheidsredenen uitsluitend uit bij stilstaande auto.
Keuze van displaykleur (benzine of diesel)
Afhankelijk van de uitvoering is de kleur van het
display van het instrumentenpaneel afhankelijk van het
kleurenschema dat in dit systeem is ingesteld.
De instellingen kunnen worden gewijzigd via het menu Instellingen van het touchscreen.
De weergavemodus wijzigen
In elke modus kan er specifieke informatie op het
instrumentenpaneel worden weergegeven.
► Draai de rolknop links op het stuurwiel om de
verschillende weergavemodi op het instrumentenpaneel
weer te geven en erdoorheen te bladeren.
►
Druk op de rolknop om de modus te bevestigen.
Als u niet op de rolknop drukt, wordt de geselecteerde
weergavemodus automatisch na een paar seconden
toegepast.
Weergavemodi
– "Meters": standaardweergave van analoge en
digitale snelheidsmeters, kilometerteller en: •
brandstofniveaumeter
, koelvloeistofniveaumeter en
toerenteller (Benzine of Diesel).
•
acculadingsindicator en vermogensmeter
(Elektrisch).
–
"Navigatie": specifieke weergave, met informatie
over de huidige routebegeleiding (kaartgegevens en
aanwijzingen).
–
"Rijden": specifieke weergave, met informatie over
actieve rijhulpsystemen.
–
"Minimaal": 2D-weergave met digitale
snelheidsmeter, kilometerteller en: •
brandstofniveaumeter en
koelvloeistoftemperatuurmeter (Benzine of Diesel).
•
acculadingsindicator (Elektrisch).
–
"Energie": specifieke weergave van de
energiestromen van de auto (Elektrisch).
– "Persoonlijk 1" / "Persoonlijk 2": weergave met
informatie geselecteerd door de bestuurder op het
middelste deel van het instrumentenpaneel.
Een "Persoonlijk" weergavemodus configureren
Met PEUGEOT Connect Radio► Druk op Instellingen in de balk van het
touchscreen.
► Selecteer " Configuratie".
► Selecteer "Instellingen
instrumentenpaneel".
Met PEUGEOT Connect Nav
► Druk op Instellingen in de balk van het
touchscreen.
►
Selecteer "
OPTIES".
► Selecteer " Instellingen
instrumentenpaneel".
►
Selecteer "
Persoonlijk 1" of "Persoonlijk 2".
►
Selecteer het type weer te geven informatie met de
bladerpijlen op het touchscreen: •
"Standaard" (leeg).
•
"Boordcomputer".
•
"Media".
•
"G-meters" (afhankelijk van de uitvoering).
•
"Vermogensmeters + Boost + Koppel" (afhankelijk van de uitvoering).
Page 14 of 260

12
Instrumentenpaneel
• "Verbruik accessoires" (afhankelijk van de uitvoering).
►
Bevestig om de instelling op te slaan en af te
sluiten.
De informatie wordt meteen op het instrumentenpaneel
weergegeven als de bijbehorende weergavemodus is
geselecteerd.
Het type informatie dat in de modus " Persoonlijk 1" is geselecteerd, is niet
beschikbaar in de modus "Persoonlijk 2".
Waarschuwings- en
verklikkerlampjes
De waarschuwings- en verklikkerlampjes (weergegeven
als symbolen) informeren de bestuurder over een
storing (waarschuwingslampjes) of de werking van
een systeem (verklikkerlampjes ingeschakelde of
uitgeschakelde functie). Bepaalde lampjes kunnen
op twee manieren (permanent of knipperend) en/of in
verschillende kleuren branden.
Bijbehorende waarschuwingen
Een lampje kan branden in combinatie met een
geluidssignaal en/of een melding op het display.
Door de weergegeven waarschuwingen te relateren
aan de werkingstoestand van de auto kan worden
bepaald of er sprake is van een normale situatie of van
een storing; zie de beschrijving van ieder lampje voor
meer informatie.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde rode
of oranje waarschuwingslampjes enkele seconden
branden. Deze lampjes moeten doven als de motor
draait.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over een systeem of een functie.
Continu brandend
waarschuwingslampje
Als er een rood of oranje waarschuwingslampje gaat
branden, is er een storing die verder moet worden
onderzocht.
Wanneer een lampje blijft branden
De aanduidingen (1), (2) en (3) in de beschrijvingen van
de waarschuwings- en verklikkerlampjes geven aan of
u naast de onmiddellijk aanbevolen acties contact met
een gekwalificeerde professional moet opnemen.
(1): Zet de auto stil.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats
en zet het contact af.
(2): Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
(3): Ga naar een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Lijst met
waarschuwingslampjes
Rode waarschuwingslampjes
STOP
Permanent, in combinatie met een ander waarschuwingslampje, de weergave van een
melding en een geluidssignaal.
Een ernstige storing in de motor, het remsysteem, de
stuurbekrachtiging of de automatische transmissie, of
een ernstige elektrische storing.
Voer (1) en dan (2) uit.
Zelfdiagnosesysteem motor (benzine of diesel)Brandt permanent. Er is sprake van een ernstige
motorstoring.
Voer (1) en dan (2) uit.
Maximale koelvloeistoftemperatuur (benzine of
diesel)
Permanent met blokjes in rood (met instrumentenpaneel met matrixdisplay).
of
Permanent (behalve bij instrumentenpaneel met
matrixdisplay).
De temperatuur van de koelvloeistof is te hoog.
Zie (1) en wacht totdat de motor is afgekoeld voordat
u koelvloeistof bijvult. Zie (2) als het probleem niet
verdwijnt.
Page 15 of 260

13
Instrumentenpaneel
1Motoroliedruk (benzine of diesel)Brandt permanent.Er is een probleem met het smeersysteem van
de motor.
Voer (1) en dan (2) uit.
Systeemstoring (elektrisch)Brandt permanent. Er is een storing in de elektromotor of
tractiebatterij gedetecteerd.
Voer (1) en vervolgens (2) uit.
Kabel aangesloten (elektrisch)Brandt permanent bij het aanzetten van het contact.
De laadkabel is aangesloten op de aansluiting van de
auto.
Brandt permanent bij het aanzetten van het contact, in combinatie met een melding.
De auto kan niet worden gestart als de laadkabel op de
aansluiting van de auto is aangesloten.
Koppel de laadkabel los en sluit de klep.
Laadtoestand van de 12V-accuBrandt permanent. Het laadcircuit van de accu werkt niet goed
(bijvoorbeeld door vuile klemmen, of een losse of
afgescheurde dynamoriem).
Zie (1).
Als de elektrische parkeerrem niet meer werkt, beveilig
de auto dan op de volgende manier tegen wegrollen:
►
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak: schakel een versnelling in.
►
Bij een auto met een automatische transmissie
EAT6: zet de selectiehendel in stand P .►
Bij een auto met een automatische transmissie
EAT8 of een selectiehendel (elektrisch): plaats het
wielblok tegen een van de wielen.
Reinig de accuklemmen en zet ze correct vast. Als het
waarschuwingslampje niet uit gaat wanneer de motor is
gestart, voer (2) uit.
Portieren(en) geopendPermanent, in combinatie met een melding die aangeeft om welk portier het gaat.
Een portier of de achterklep is niet goed gesloten
(rijsnelheid lager dan 10 km/u).
Permanent, in combinatie met een melding die aangeeft om welk portieren het gaat en een
geluidssignaal.
Een portier of de achterklep is niet goed gesloten
(rijsnelheid hoger dan 10 km/u).
Veiligheidsgordels losgemaakt of niet
vastgemaakt
Permanent of knipperend, samen van een toenemend geluidssignaal.
Een van de veiligheidsgordels is niet vastgemaakt of
weer losgemaakt.
Handbediende parkeerremPermanent. De parkeerrem is ingeschakeld of niet goed
vrijgezet.
Elektrische parkeerremBrandt permanent. De elektrische parkeerrem is aangetrokken.
Knippert.Het aantrekken / vrijzetten werkt niet. Voer (1) uit: parkeer de auto op een vlakke (horizontale)
ondergrond.
Bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak:
schakel een versnelling in.
Bij een auto met een automatische transmissie of
een selectiehendel (elektrisch): selecteer stand P
Bij
een auto met een automatische transmissie of een
selectiehendel.
Zet het contact af en voer (2) uit.
RemmenBrandt permanent. Het remvloeistofpeil in het remcircuit is
aanzienlijk gedaald.
Voer (1) uit en vul het remvloeistofreservoir bij met de
door de fabrikant voorgeschreven remvloeistof. Zie (2)
als het probleem niet verdwijnt.
Brandt permanent. Een storing in het systeem van de
elektronische remdrukregelaar (EBD).
Voer (1) en dan (2) uit.
Oranje waarschuwingslampjes
Service
Brandt tijdelijk in combinatie met de weergave van een melding.
Er zijn één of meer kleine storingen gedetecteerd
waarbij geen specifiek waarschuwingslampje gaat
branden.
Identificeer de oorzaak van de storing met behulp van
de melding op het instrumentenpaneel.
Sommige problemen kunt u zelf oplossen, zoals het
vervangen van de batterij in de afstandsbediening.
Page 16 of 260

14
Instrumentenpaneel
Zie (3) voor andere problemen, zoals een storing in het
bandenspanningscontrolesysteem.
Brandt permanent, in combinatie met de weergave van een melding.
Er zijn één of meerdere grote storingen gedetecteerd
waarbij geen specifiek waarschuwingslampje gaat
branden.
Identificeer de oorzaak van de storing met behulp
van de melding op het instrumentenpaneel en voer
vervolgens (3) uit.
Permanent, in combinatie met de melding " Storing parkeerrem".
De functie automatisch vrijzetten van de elektrische
parkeerrem is niet beschikbaar.
Zie (2).
Waarschuwingslampje Service brandt permanent en onderhoudssleutel
knippert, en brandt vervolgens permanent.
Het interval voor de onderhoudsbeurt is overschreden.
Laat de onderhoudsbeurt van uw auto zo snel mogelijk
uitvoeren.
Alleen bij BlueHDi-dieselmotoren.
Voorgloeien (diesel)
Brandt tijdelijk (tot ongeveer 30 seconden bij lage
temperaturen).
Wanneer het contact wordt aangezet, als de
weersomstandigheden en de motortemperatuur dit
noodzakelijk maken.
Wacht met starten totdat het waarschuwingslampje uit
gaat.
Wanneer het waarschuwingslampje uit gaat, wordt de
motor onmiddellijk gestart wanneer u: –
bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak het koppelingspedaal ingetrapt houdt.
–
bij een auto met een automatische transmissie het
rempedaal ingetrapt houdt.
Als de motor niet start, druk dan nogmaals op de knop
START/STOP terwijl u het pedaal ingetrapt houdt.
Roetfilter (diesel)Brandt permanent, in combinatie met een geluidssignaal en een melding over de kans op
verstopping van het roetfilter.
Het roetfilter is bijna verzadigd.
Regenereer het roetfilter zodra de
verkeersomstandigheden dit toelaten door met een
snelheid van minimaal 60
km/u te rijden totdat het
lampje uit gaat.
Brandt permanent, in combinatie met een geluidssignaal en een melding over een te laag
additiefniveau voor het roetfilter.
Het additiefreservoir is bijna leeg.
Vul meteen bij: voer (3) uit.
Laag brandstofniveau (benzine of diesel)Brandt permanent terwijl de segmenten rood branden, in combinatie met een
geluidssignaal (bij het instrumentenpaneel met
matrixdisplay)
of
Brandt permanent, waarbij de reservehoeveelheid
in rood wordt aangegeven, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding (behalve met het
instrumentenpaneel met matrixdisplay).
Als het lampje gaat branden, zit er nog ongeveer 5
liter brandstof in de tank (reservevoorraad). Zolang er geen brandstof wordt getankt, wordt deze
waarschuwing iedere keer herhaald wanneer het
contact wordt aangezet, en met een toenemende
frequentie naarmate het brandstofniveau verder zakt en
de nul nadert.
Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om een lege
brandstoftank te voorkomen.
Rijd nooit door totdat de tank helemaal leeg is;
hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het
injectiesysteem beschadigd raken.
Tractiebatterij bijna leeg (elektrisch)Brandt permanent, in combinatie met een
geluidssignaal.
De tractiebatterij is bijna leeg.
Controleer de resterende actieradius
Laad de tractiebatterij zo snel mogelijk op.
Schildpadmodus bij geringe actieradius
(elektrische auto)
Brandt permanent. De laadtoestand van de tractiebatterij is kritiek.
Het motorvermogen neemt geleidelijk af.
De tractiebatterij moet direct worden opgeladen.
Als het waarschuwingslampje blijft branden, voer dan
(2) uit.
Geluidssignaal voor voetgangers (elektrisch)Brandt permanent. Storing in geluidssignaal gedetecteerd.
Voer (3) uit.
Zelfdiagnosesysteem motor (benzine of diesel)Knippert. Een storing in het motormanagementsysteem.
De katalysator kan onherstelbaar beschadigd raken.