Page 57 of 260

55
Ergonomie en comfort
3Voorzieningen bagageruimte
1.Bagageafdekking
2. Verlichting bagageruimte
3. Sjorogen
4. Open opbergvakken
5. Gereedschapsset (afhankelijk van de uitvoering)
6. Vloerbekleding in de bagageruimte of
bagageruimtevloer met 2 standen
7. Opbergbak
Aan de sjorogen kunt u verschillende soorten
bagagenetten bevestigen om bagage op zijn
plaats te houden.
Deze bagagenetten zijn als accessoire leverbaar.
Neem voor meer informatie contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Vloer bagageruimte, twee
posities
De vloerplaat kan met behulp van de steunen aan de
zijkant in twee standen worden gezet, waarmee u de
bagageruimte naar wens kunt indelen:
–
Hoogste stand (
maximaal 100 kg): met de
achterbank neergeklapt ontstaat zo een vlakke
laadvloer tot aan de voorstoelen.
–
Laagste stand (
maximaal 150 kg): maximale inhoud
van de bagageruimte.
Bij bepaalde uitvoeringen kan de verplaatsbare vloerplaat niet in de laagste stand worden
gezet.
Hoogteverstelling:
►
T
rek de vloerplaat met behulp van de middelste
handgreep omhoog en naar u toe en gebruik
vervolgens de steunen aan de zijkant om de vloerplaat
te verplaatsen.
►
Duw de vloerplaat zo ver mogelijk naar voren om
deze in de gewenste stand te zetten.
Vastzetten in de opgetilde stand:
► T il de vloerplaat vanuit de hoge stand op tot de
bagageafdekking.
►
Haal de vloerplaat langs de uittrekbare steunen en
laat de vloerplaat hierop rusten.
Opbergbak
► Til de mat van de bagageruimte zover mogelijk op
voor toegang tot de opbergbak.
Afhankelijk van de uitvoering bevat de opbergbak:
–
Een bandenreparatieset met gereedschapsset.
–
Een reservewiel met gereedschapsset.
Verlichting bagageruimte
De verlichting gaat automatisch branden zodra de
achterklep wordt geopend en gaat automatisch uit
zodra deze wordt gesloten.
De tijd dat de bagageruimteverlichting brandt, hangt af
van de situatie:
–
Bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten.
–
In de eco-modus: ongeveer 30 seconden.
–
Bij draaiende motor: onbeperkt.
Page 58 of 260

56
Verlichting en zicht
Lichtschakelaar
Hoofdverlichting
Automatische verlichting / dagrijverlichting
of
Lichten uit (contact uit) / Dagrijverlichting (draaiende motor)
Alleen parkeerlicht
Dimlicht of grootlicht
"Highway-functie"
(Afhankelijk van het land waarin de auto wordt
verkocht)
Bij de uitvoeringen voorzien van koplampen met Full
LED-technologie wordt het bereik van de lichtbundel
van de dimlichten automatisch vergroot bij een
rijsnelheid van 110
km/u en hoger.
Overschakelen van dim- naar grootlicht
► Trek de hendel naar u toe om over te schakelen van
dim- naar grootlicht en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of in de stand
"AUTO" staat, afhankelijk van de uitvoering, of als
alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt u
een lichtsignaal met het grootlicht geven door de
lichtschakelaar naar u toe te trekken.
Display
Het branden van het betreffende controlelampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat de geselecteerde
verlichting is ingeschakeld.
Wanneer een lamp defect is, dan gaat dit waarschuwingslampje permanent branden,
wordt er een melding weergegeven en klinkt er een
geluidssignaal.
Mistlampen achter
Deze functie werkt alleen als het dimlicht is ingeschakeld.
► Draai de ring naar voren / naar achteren om deze
functies in of uit te schakelen.
Wanneer de lampen automatisch worden uitgeschakeld
("AUTO"), blijven de mistlamp en de parkeerlichten
branden.
Mistlampen voor en achter
Deze verlichting werkt als het parkeerlicht, dimlicht of grootlicht is ingeschakeld.
► Draai de ring naar voren:
• een keer om de mistlampen vóór in te schakelen,
•
twee keer om het mistachterlicht in te schakelen.
►
Draai
in de tegengestelde richting voor uitschakelen.
Als de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld
(uitvoering met stand "AUTO") of als het dimlicht
handmatig wordt uitgeschakeld, blijven de
mistverlichting en de parkeerlichten branden.
►
Draai de ring naar achteren om de mistlampen
uit te schakelen; de parkeerlichten worden dan ook
uitgeschakeld.
Het inschakelen van de mistverlichting is verboden bij helder weer of regen, zowel
overdag als 's nachts. Ze zijn onder deze
omstandigheden namelijk verblindend voor
medeweggebruikers. De mistverlichting mag alleen
worden ingeschakeld bij mist of sneeuwval (de
regels kunnen per land verschillen).
Vergeet niet de mistverlichting uit te schakelen
zodra deze niet meer nodig is.
Uitschakelen van de verlichting bij het afzetten van het contact
Als u het contact afzet, worden alle lichten
automatisch uitgeschakeld, behalve de dimlichten
als de automatische "follow me home"-verlichting is
geactiveerd.
De verlichting inschakelen na het afzetten van het contact
Wanneer u de lichtschakelaar weer wilt activeren,
draai de ring (afhankelijk van de uitvoering) in
de stand 0 (lampen uit) of in de stand AUTO en
vervolgens in de gewenste stand.
Als het bestuurdersportier is geopend, hoort u
een tijdelijk geluidssignaal dat de bestuurder
waarschuwt dat de lampen nog branden.
De verlichting gaat automatisch na enige tijd uit; hoe
lang dit duurt is afhankelijk van de laadtoestand van
de accu (overgang naar de eco-modus).
Onder bepaalde weersomstandigheden (zoals een lage temperatuur of vocht) kan er een
Page 59 of 260

57
Verlichting en zicht
4Het inschakelen van de mistverlichting is verboden bij helder weer of regen, zowel
overdag als 's nachts. Ze zijn onder deze
omstandigheden namelijk verblindend voor
medeweggebruikers. De mistverlichting mag alleen
worden ingeschakeld bij mist of sneeuwval (de
regels kunnen per land verschillen).
Vergeet niet de mistverlichting uit te schakelen
zodra deze niet meer nodig is.
Uitschakelen van de verlichting bij het afzetten van het contact
Als u het contact afzet, worden alle lichten
automatisch uitgeschakeld, behalve de dimlichten
als de automatische "follow me home"-verlichting is
geactiveerd.
De verlichting inschakelen na het afzetten van het contact
Wanneer u de lichtschakelaar weer wilt activeren,
draai de ring (afhankelijk van de uitvoering) in
de stand 0 (lampen uit) of in de stand AUTO en
vervolgens in de gewenste stand.
Als het bestuurdersportier is geopend, hoort u
een tijdelijk geluidssignaal dat de bestuurder
waarschuwt dat de lampen nog branden.
De verlichting gaat automatisch na enige tijd uit; hoe
lang dit duurt is afhankelijk van de laadtoestand van
de accu (overgang naar de eco-modus).
Onder bepaalde weersomstandigheden (zoals een lage temperatuur of vocht) kan er een
laagje condens aan de binnenzijde van de
koplampen en de achterlichten ontstaan; dit
verdwijnt als de lampen enkele minuten branden.
Kijk nooit van dichtbij in de lichtbundel van ledlampen. U kunt daarbij ernstig oogletsel
oplopen!
Reizen naar het buitenland Auto's met handmatige hoogteafstelling van de
koplampen:
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een land
waar het verkeer aan de andere kant van de weg
rijdt, moeten de dimlichten worden afgesteld om
te voorkomen dat tegemoetkomend verkeer wordt
verblind. Neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Dagrijverlichting/Parkeerlichten
Deze ledlampen aan de voor- en achterzijde van de
auto gaan automatisch branden wanneer de motor
wordt gestart.
Ze hebben de volgende functies:
– Dagrijverlichting (lichtschakelaar in stand " 0" of
" AUTO" bij voldoende omgevingslicht).
–
Parkeerlicht (lichtschakelaar in stand "
AUTO" bij
weinig omgevingslicht of in stand "Parkeerlicht" of
"Dim-/groot licht").
Richtingaanwijzers
► Links of rechts: beweeg de hendel omlaag of
omhoog, voorbij het zware punt.
Wanneer de richtingaanwijzers na meer dan 20 seconden nog niet zijn uitgeschakeld,
neemt het knippergeluid bij een snelheid van meer
dan 80 km/h automatisch toe.
Drie keer knipperen
► Beweeg de hendel kort omhoog of omlaag, zonder
deze door de weerstand te drukken. De betreffende
richtingaanwijzers knipperen drie keer.
Page 60 of 260

58
Verlichting en zicht
Parkeerlichten
(Afhankelijk van de uitvoering)
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door het
inschakelen van de parkeerlichten aan de kant van het
verkeer.
►
Binnen één minuut na het afzetten van het contact
moet u de lichtschakelaar omhoog of omlaag zetten,
afhankelijk van de zijde van het verkeer (wanneer u
rechts parkeert, moet u de lichtschakelaar bijvoorbeeld
omlaag zetten om de verlichting links in te schakelen).
Als de verlichting is ingeschakeld, hoort u een
geluidssignaal en gaat het controlelampje
van de betreffende richtingaanwijzer op het
instrumentenpaneel branden.
►
Zet de lichtschakelaar in de middelste stand om de
parkeerlichten uit te schakelen.
Hoogteverstelling van de
koplampen
Handmatige verstelling van de
koplampen
Stel de hoogte van de koplampen af op basis van
de belading van uw auto om verblinding van andere
weggebruikers te voorkomen.
0 (Basisinstelling)
Alleen bestuurder of bestuurder +
voorpassagier
1 5 personen
2 5 personen + lading in de bagageruimte
3 Alleen bestuurder + lading in de bagageruimte
4 5 6 Niet gebruikt
Deze informatie is alleen bedoeld als richtlijn.
Afhankelijk van de uitvoering zijn mogelijk ongebruikte
posities vereist.
Automatische verstelling van de koplampen met Full
LED-technologie
Dit systeem past automatisch de hoogte van de
koplampen aan de lading van de auto aan.
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel branden, in
combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Het systeem zet de koplampen in de laagste stand.
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-
dealer of door een gekwalificeerde werkplaats.
Raak koplampen met led- of Full LED- technologie niet aan - gevaar van elektrocutie!
Automatische verlichting
Als de lichtschakelaar in de stand "AUTO" staat en de
regen- / zonnesensor weinig buitenlicht detecteert, dan
worden de kentekenplaatverlichting, de parkeerlichten
en het dimlicht automatisch ingeschakeld, zonder
dat de bestuurder iets hoeft te doen. Ze kunnen ook
gaan branden als er regen wordt waargenomen;
de ruitenwissers worden dan ook automatisch
ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte
van de omgeving weer voldoende is of nadat de
ruitenwissers zijn gestopt.
Storing
Bij een storing in de regen- / lichtsensor gaat de verlichting van de auto branden en gaat dit
waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel
branden in combinatie met een geluidssignaal en / of
een melding.
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-
dealer of door een gekwalificeerde werkplaats.
Dek de regen- / lichtsensor midden aan de bovenzijde van de voorruit achter de
binnenspiegel niet af. De aan de sensor gekoppelde
functies worden dan niet meer geregeld.
Bij mist of sneeuw kan de regen- / lichtsensor ten onrechte voldoende licht waarnemen. De
verlichting wordt dan niet automatisch ingeschakeld.
De binnenkant van de voorruit kan beslaan en ervoor zorgen dat de regen- / lichtsensor niet
goed werkt.
Bij vochtige en koude weersomstandigheden moet
u de voorruit regelmatig ontwasemen.
Follow me home- en
instapverlichting
" Follow me home"-verlichting
Automatisch
Als de ring van de lichtschakelaar in de stand "AUTO"
staat, wordt het dimlicht bij weinig omgevingslicht
automatisch ingeschakeld zodra u het contact
uitschakelt.
U kunt deze functie inschakelen / uitschakelen
en de duur van de "follow me home"-verlichting
aanpassen in het menu Rijverlichting / Auto op het
touchscreen.
Handmatig
Page 61 of 260

59
Verlichting en zicht
4De binnenkant van de voorruit kan beslaan en ervoor zorgen dat de regen- / lichtsensor niet
goed werkt.
Bij vochtige en koude weersomstandigheden moet
u de voorruit regelmatig ontwasemen.
Follow me home- en
instapverlichting
" Follow me home"-verlichting
Automatisch
Als de ring van de lichtschakelaar in de stand "AUTO"
staat, wordt het dimlicht bij weinig omgevingslicht
automatisch ingeschakeld zodra u het contact
uitschakelt.
U kunt deze functie inschakelen / uitschakelen
en de duur van de "follow me home"-verlichting
aanpassen in het menu Rijverlichting
/ Auto op het
touchscreen.
Handmatig
► Trek bij afgezet contact de lichtschakelaar naar u
toe (lichtsignaal) om de functie in en uit te schakelen.
De handbediende "follow me home"-verlichting wordt
na een bepaalde tijd automatisch uitgeschakeld.
Instapverlichting
Wanneer de auto wordt ontgrendeld, er weinig licht
is en de functie "Automatisch inschakelen van de
koplampen" is geactiveerd, schakelt dit systeem
automatisch bepaalde lampen aan de buitenzijde en
bepaalde lampen in het interieur in.
U kunt deze functie in- en uitschakelen en de duur van de instapverlichting instellen in het
menu Rijverlichting / Auto van het touchscreen.
Instapverlichting buitenspiegels
Deze lampen verlichten de grond bij de voorportieren
zodat u gemakkelijker kunt instappen.
De instapverlichting wordt automatisch ingeschakeld:
–
als de auto wordt ontgrendeld.
–
als een van de portieren wordt geopend.
–
als er een verzoek van de afstandsbediening wordt
ontvangen voor het lokaliseren van de auto.
Deze gaan ook branden in combinatie met de
instapverlichting en de "follow me home"-verlichting.
De verlichting dooft na 30 seconden automatisch.
Automatische verlichtingssystemen -
Algemene aanbevelingen
Automatische verlichtingssystemen gebruiken een
detectiecamera, die zich bovenaan de voorruit bevindt.
WerkingslimietenIn de volgende gevallen kan het systeem
tijdelijk worden uitgeschakeld of niet goed werken:
–
Bij zeer slecht zicht (bijvoorbeeld bij sneeuw of
zware regen).
–
Als de voorruit vóór de camera vuil, beslagen of
afgedekt (bijvoorbeeld door een sticker) is.
–
Als er reflecterende borden of reflectoren van
veiligheidsbarrières vóór de auto staan.
Het systeem detecteert geen:
–
W
eggebruikers die geen verlichting voeren, zoals
voetgangers.
–
Auto's met verborgen verlichting (als u
bijvoorbeeld achter een veiligheidsbarrière op de
snelweg rijdt).
–
Auto's die zich aan de top of de voet van een
steile helling, in een bocht of op een zijweg
bevinden.
Onderhoud Reinig de voorruit, met name het gedeelte
vóór de camera, regelmatig.
De binnenkant van de voorruit kan ook beslaan
ter hoogte van de camera. Bij vochtige en
Page 62 of 260

60
Verlichting en zicht
koude weersomstandigheden moet u de voorruit
regelmatig ontwasemen.
Laat geen sneeuw op de motorkap of het dak van
de auto liggen omdat de camera daardoor kan
worden afgedekt.
Grootlichtassistent
Zie voor meer informatie de Algemene aanbevelingen voor automatische
verlichtingssystemen.
Als de ring van de lichtschakelaar in de stand
" AUTO" staat en de functie op het touchscreen is
ingeschakeld, dan schakelt dit systeem automatisch
tussen dimlicht en grootlicht, afhankelijk van de licht- en
verkeersomstandigheden, met behulp van een camera
boven aan de voorruit.
Dit systeem is een hulpsysteem bij het rijden. De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk voor
de verlichting van zijn auto, voor de aanpassing van
de verlichting aan de lichtsterkte van de omgeving,
het zicht en het verkeer, en voor het naleven van de
verkeersregels.
Het systeem wordt actief bij een rijsnelheid hoger dan 25 km/h.
Als de snelheid lager dan 15 km/h wordt, werkt deze
functie niet meer.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie wordt ingesteld in het menu Rijverlichting/Auto op het touchscreen.
De status van de functie blijft nadat het contact is
afgezet opgeslagen in het geheugen.
Werking
In een zeer donkere omgeving en als de
verkeerssituatie het toelaat:
– Het groot licht gaat automatisch
branden: deze controlelampjes gaan op
het instrumentenpaneel branden.
Als de omgeving voldoende is verlicht en / of gebruik
van het grootlicht door de verkeerssituatie niet mogelijk
is:
– De dimlichten blijven branden. Op
het instrumentenpaneel gaan deze
lampjes branden.
De functie wordt uitgeschakeld als de mistlampen
worden ingeschakeld. Als de mistlampen zijn uitgeschakeld, wordt de functie
automatisch weer geactiveerd.
Dit lampje gaat uit als de functie wordt
uitgeschakeld.
Pauze
De bestuurder kan indien nodig op elk moment zelf de
verlichting omschakelen.
►
Schakel de koplampen handmatig tussen dimlicht
en grootlicht om de functie te onderbreken.
Als de controlelampjes "AUTO" en "Dimlicht" branden,
schakelt het systeem over op het grootlicht.
Als de controlelampjes "AUTO" en "Grootlicht" branden,
schakelt het systeem over op het dimlicht.
►
U kunt de functie weer inschakelen door weer
handmatig tussen het dimlicht en grootlicht te
schakelen.
Storing
Bij een storing van het systeem of de camera gaat dit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden, samen met een
geluidssignaal en een melding.
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-
dealer of door een gekwalificeerde werkplaats.
Statische bochtverlichting
Dit systeem zorgt ervoor dat de mistlamp vóór tijdens
het rijden met dim- of groot licht wordt ingeschakeld
om de binnenkant van de bocht extra te verlichten bij
snelheden tot 40
km/h (handig in de stad, op bochtige
wegen, kruispunten, parkeergarages enz).
Zonder/met statische bochtverlichting
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie wordt ingesteld in het menu Rijverlichting/Auto op het touchscreen.
Inschakelen/uitschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld:
– bij het inschakelen van een richtingaanwijzer
of
– als het stuurwiel ver genoeg wordt verdraaid.
Het systeem wordt uitgeschakeld:
– bij een geringe stuuruitslag.
– bij snelheden boven 40 km/h.
– als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Ruitenwisserschakelaar
Voordat u de ruitenwissers onder winterse
omstandigheden gaat gebruiken, moet u
sneeuw en ijs van de voorruit en rondom de
ruitenwisserarmen en -bladen verwijderen.
Page 63 of 260

61
Verlichting en zicht
4
Zonder/met statische bochtverlichting
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie wordt ingesteld in het menu Rijverlichting/Auto op het touchscreen.
Inschakelen/uitschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld:
– bij het inschakelen van een richtingaanwijzer
of
–
als het stuurwiel ver genoeg wordt verdraaid.
Het systeem wordt uitgeschakeld:
–
bij een geringe stuuruitslag.
–
bij snelheden boven 40
km/h.
–
als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Ruitenwisserschakelaar
Voordat u de ruitenwissers onder winterse omstandigheden gaat gebruiken, moet u
sneeuw en ijs van de voorruit en rondom de
ruitenwisserarmen en -bladen verwijderen.
Schakel de ruitenwissers niet in op een droge voorruit. Bij zeer hoge of lage temperaturen
moet u controleren of de ruitenwissers niet aan de
voorruit vastzitten voordat u de ruitenwissers
inschakelt.
Wanneer u de auto in een wasstraat was, kunt u tijdelijk vreemde geluiden of verminderde
werking van de ruitenwissers opmerken.
U hoeft de
ruitenwissers niet te vervangen.
Zonder automatische
ruitenwissers
Met automatische ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
► De wissnelheid selecteren: zet de hendel omhoog
of omlaag in de gewenste stand.
Wissen op hoge snelheid (hevige neerslag)
Wissen op normale snelheid (matige neerslag)
Intervalstand (in verhouding tot de rijsnelheid)
Uitschakelen
Eén keer wissen (duw de hendel even omlaag).
of
Automatische ruitenwissers
Zie het betreffende hoofdstuk.
Als het contact is afgezet terwijl de ruitenwissers ingeschakeld zijn, dan moet u de
ruitenwisserschakelaar opnieuw bedienen om de
ruitenwissers in te schakelen nadat het contact is
aangezet (tenzij het contact minder dan een minuut
was afgezet).
In stand 1 of 2 wordt de wisfrequentie
automatisch verlaagd als de snelheid van de
auto lager is dan 5
km/h.
Zodra de wagensnelheid hoger wordt dan 10
km/h,
wordt de oorspronkelijke wisfrequentie (snel of
normaal) weer aangehouden.
Page 64 of 260

62
Verlichting en zicht
Eén keer wissen
► Trek de hendel kort naar u toe.
Ruitensproeiers vóór
► Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe.
Na het gebruik van de ruitensproeiers wordt nog een
laatste wisslag gemaakt.
Bij een automatische airconditioning zorgt elke beweging van de ruitensproeierbediening dat
de luchtinlaat tijdelijk wordt gesloten om te
voorkomen dat er geurtjes in het interieur komen.
Bedien de ruitensproeiers niet zolang het reservoir van de ruitensproeiervloeistof leeg is;
kans op beschadiging van de ruitenwisserbladen.
Bedien de ruitensproeiers alleen als er geen risico
is van bevriezing van de vloeistof op de voorruit;
hierdoor zou het zicht namelijk kunnen afnemen.
Gebruik tijdens de winter producten die geschikt zijn
voor zeer lage temperaturen.
Vul nooit bij met water.
Ruitenwisser achter
► Draai aan de ring om het symbool van de gewenste
stand tegenover het merkteken te zetten.
Uit
Intervalstand ruitenwissers
Ruitensproeier / -wisser
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn geactiveerd op het
moment dat u de achteruitversnelling inschakelt, treedt
ook de ruitenwisser achter in werking.
De instellingen kunnen worden gewijzigd via
het menu Rijverlichting/Auto van het
touchscreen.
Wanneer er sneeuw of ijs op de achterruit ligt of er een fietsendrager op de trekhaak is
gemonteerd, schakel de automatische ruitenwisser
dan uit via het menu Rijverlichting/Auto op het
touchscreen.
Ruitensproeier achter
► Draai de ring zo ver mogelijk en houd de ring in
deze stand.
De ruitensproeier en ruitenwisser werken zolang aan
de ring wordt gedraaid.
Na het sproeien wordt er nog een laatste wisbeweging
gemaakt.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
De onderhoudsstand wordt gebruikt voor het reinigen
of vervangen van de wisserbladen. De stand kan ook
bij winters weer (ijs en sneeuw) worden gebruikt om de
ruitenwisserbladen los van de voorruit te zetten.
Voor een goede werking van de ruitenwissers raden wij u het volgende aan:
–
Ga er voorzichtig mee om.
–
Reinig ze regelmatig met zeepsop.
–
Gebruik de ruitenwissers niet om een stuk karton
tegen de voorruit te houden.
–
V
ervang ze zodra ze tekenen van slijtage
vertonen.
Voordat u een wisserblad van de voorruit
demonteert
Wanneer u de wisserhendel direct na het uitschakelen
van het contact bedient, gaan de wisserbladen in een
verticale positie staan.
►
U kunt vervolgens de gewenste procedure uitvoeren
of de ruitenwisserbladen vervangen.
Na het monteren van een ruitenwisserblad voor
de voorruit
► Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers weer in de
oorspronkelijke stand te zetten.
Ruitenwisserbladen vervangen
Aan de voorzijde verwijderen/monteren
► Voer de vervangingsprocedures voor de
ruitenwisserbladen uit vanaf de bestuurderszijde.
► Begin met het ruitenwisserblad het verst van u af en
houd elke arm vast bij het starre gedeelte en beweeg
deze zo ver mogelijk omhoog.
Raak de ruitenwisserbladen niet aan - kans op onherstelbare schade.
Laat de ruitenwissers niet los tijdens het verplaatsen
- kans op beschadiging van de voorruit!
► Reinig de voorruit met behulp van een
reinigingsmiddel voor autoruiten.