2021 BMW 7 SERIES Instructieboekjes (in Dutch)

Overzicht
van
de
informatieSymbolenBeschrijving
Indicatie
lekke
band:
Status
van
de
bandenpechwaarschuj
wing
RPA,
zie
pagina
394.
Bandensp.contr.:
status
van
de
bandenspanningscontrole,
zie
pagina
387.
Motoroliepeil:
elektronische
oliemeting,
zie
pagina
412.
AdBlue:
BMW
diesel
met
BluePerformance,
zie
paj
gina
407.
Check
Control:
weergave
van
opgeslagen
Check-Control-melj
dingen,
zie
pagina
168.
Service-behoefte:
weergave
van
de
servicebehoefte,
zie
paj
gina
177.
Head-Up
Display
Principe
Het
systeem
projecteert
belangrijke
informatie
in
het
gezichtsveld
van
de
bestuurder,
bijvoorbeeld
de
snelheid.
De
bestuurder
kan
deze
informatie
zo
in
zich
opj nemen
zonder
de
blik
van
de
weg
af
te
wenden.
Algemeen Informatie
over
de
reiniging
van
de
Head-Up
Disj
play
in
acht
nemen.
Overzicht
In-/uitschakelen
1.CAR2.Instellingen3.Displays4.Head-up
display5.Head-up
display
Weergave
Overzicht
Op
het
Head-Up
Display
wordt
de
volgende
inj
formatie
weergegeven:
'xSnelheid.'xNavigatieaanwijzingen.'xCheck-Control-meldingen.'xKeuzelijst
op
het
instrumentenpaneel.'xRijhulpsystemen.'xSportdisplays.
Een
deel
van
deze
informatie
wordt
alleen
indien nodig
kortstondig
weergegeven.
Weergaven
in
het
Head-Up
Display
selecteren
1.CAR2.Instellingen3.Displays4.Head-up
display5.Gewenste
instelling
selecteren.Seite
185WeergavenBEDIENING185
Online
Edition
for
Part
no.
01405A11083
-
VI/20

De
instelling
wordt
opgeslagen
voor
het
momenj
teel
gebruikte
bestuurdersprofiel.
Helderheid
instellenDe
helderheid
wordt
automatisch
aan
het
omgejvingslicht
aangepast.
De
basisinstelling
kan
handmatig
worden
ingej steld.1.CAR2.Instellingen3.Displays4.Head-up
display5.Helderheid6.Controller
draaien
tot
de
gewenste
helderjheid
bereikt
is.7.Controller
indrukken.
Bij
ingeschakeld
dimlicht
kan
de
helderheid
vanhet
Head-Up
Display
ook
met
behulp
van
de
injstrumentenverlichting
worden
aangepast.
Hoogte
instellen
1.CAR2.Instellingen3.Displays4.Head-up
display5.Hoogte6.Controller
draaien
tot
de
gewenste
hoogte
is
bereikt.7.Controller
indrukken.
De
instelling
wordt
opgeslagen
voor
het
momenj
teel
gebruikte
bestuurdersprofiel.
De
hoogte
van
het
Head-Up
Display
kan
ook
met
de
geheugenfunctie
worden
opgeslagen.
Rotatie
instellen De
weergave
van
het
Head-Up-Display
kan
worj
den
gedraaid.
1.CAR2.Instellingen3.Displays4.Head-up
display5.Rotatie6.Controller
draaien
tot
de
gewenste
instelling bereikt
is.7.Controller
indrukken.
Andere
instellingen
1.CAR2.Instellingen3.Displays4.Head-up
display5.Gewenste
instelling
selecteren:'xSnelheidsassistent:
instellingen
voor
snelheidsregeling
oproepen.'xInfotainment-lijsten
weergeven
in:
inj stellen
of
de
keuzelijsten
op
het
instrujmentenpaneel
of
het
Head-Up
Display
weergegeven
worden.'xSportdisplays:
toerenteller
en
Shift
Lights
via
het
Head-Up
Display
weergej
ven.'xUit:
de
sportdisplays
worden
niet
via het
Head-Up
Display
weergegeven.'xIn
modus
SPORT:
de
sportdisplays
worden
alleen
in
de
rijmodus
SPORT
weergegeven.'xAltijd:
de
sportdisplays
worden
perj
manent
via
het
Head-Up
Display
weerj gegeven.'xGereduceerde
hoogte:
als
niet
alle
inforj
matie
in
het
zicht
van
de
bestuurder
ligt,
kan
de
informatie
in
het
onderste
gebied
van
het
Head-Up
Display
weergegeven
worden.
Herkenbaarheid
van
de
weergave
De
zichtbaarheid
van
de
weergaven
in
het
Head-Up
Display
wordt
be

'xVoorwerpen
op
de
afdekking
van
het
Head-
Up
Display.'xZonnebrillen
met
bepaalde
polarisatiefilters.'xNat
wegdek.'xOngunstige
lichtverhoudingen.
Als
het
beeld
vervormd
wordt
weergegeven,
de
basisinstellingen
door
een
Service
Partner
van
de
fabrikant
of
een
andere
gekwalificeerde
servij
cepartner
of
vakwerkplaats
laten
controleren.
Speciale
voorruit
De
voorruit
is
een
onderdeel
van
het
systeem.
De
vorm
van
de
voorruit
laat
een
nauwkeurige projectie
toe.
Een
folie
in
de
voorruit
voorkomt
dat
het
beeld
dubbel
wordt
weergegeven.
Daarom
wordt
dringend
geadviseerd,
de
speciale
voorruit
indien
nodig
door
een
Service
Partner van
de
fabrikant
of
een
andere
gekwalificeerdeService
Partner
of
specialist
te
laten
vervangen.
Seite
187WeergavenBEDIENING187
Online
Edition
for
Part
no.
01405A11083
-
VI/20

VerlichtingUitrusting
van
de
auto
In
dit
hoofdstuk
worden
alle
standaard,
landspejcifieke
en
speciale
uitrustingen
beschreven
die
inde
modelserie
aangeboden
worden.
Daarom
worden
er
ook
uitrustingen
en
functies
beschrej ven
die
niet
in
een
voertuig
beschikbaar
zijn,
bijv.omwille
van
de
geselecteerde
speciale
opties
of
landuitvoering.
Dat
geldt
ook
voor
veiligheidsrelej vante
functies
en
systemen.
Bij
gebruik
van
deze
functies
en
systemen
moeten
de
geldende
wetj
ten
en
voorschriften
worden
nageleefd.
Licht
en
verlichting
Schakelaars
in
de
auto
De
lichtschakelaar
bevindt
zich
naast
het
stuurj
wiel.
SymboolFunctieMistachterverlichting.Night
Vision.Licht
uit.
Automatische
verlichtingsregeling.
Dagrijlicht.SymboolFunctieStadslicht.Automatische
verlichtingsregeling.
Adaptieve
lichtfuncties.Dimlicht.Instrumentenverlichting.Parkeerlicht,
rechts.Parkeerlicht,
links.
Automatische
verlichtingsregeling
Principe
Het
dimlicht
wordt
afhankelijk
van
de
omgevingsj
lichtsterkte
automatisch
in-
of
uitgeschakeld,
bijj voorbeeld
in
een
tunnel,
bij
schemering
of
neerjslag.
Algemeen Een
blauwe
hemel
met
laagstaande
zon
kan
totinschakelen
van
de
verlichting
leiden.
Activeren
Schakelaarstand:




,



Het
controlelampje
in
het
instrumentenpaneel
brandt
bij
ingeschakeld
dimlicht.
Seite
188BEDIENINGVerlichting188
Online
Edition
for
Part
no.
01405A11083
-
VI/20

Grenzen
van
het
systeemHet
inschatten
van
de
verlichting
valt,
ondanksde
automatische
verlichtingsregeling,
onder
de
verantwoording
van
de
bestuurder.
De
sensoren
kunnen
bijvoorbeeld
mist
of
nevelig
weer
niet
herkennen.
Schakel
het
licht
in
dergej
lijke
situaties
manueel
in.
Stads-,
dim-
en parkeerlicht
Algemeen
Schakelaarstand:




,



,



De
buitenverlichting
wordt
na
enige
tijd
automaj
tisch
uitgeschakeld
als
bij
uitgeschakeld
rijden-
stand-by
het
bestuurdersportier
wordt
geopend.
Stadslicht Inschakelen
Schakelaarstand:




Het
controlelampje
in
het
instrumentenj paneel
gaat
branden.
De
auto
is
rondom
verlicht.
Stadslicht
niet
gedurende
een
langere
tijd
ingej
schakeld
laten,
anders
wordt
de
accu
ontladen en
kan
de
rijden-stand-by
eventueel
niet
meer
worden
ingeschakeld.
Dimlicht
Inschakelen Schakelaarstand:




Het
dimlicht
brandt
bij
ingeschakelde
rijden- stand-by.
Het
controlelampje
in
het
instrumentenjpaneel
gaat
branden.
Parkeerlicht
Bij
het
parkeren
van
de
auto
kan
aan
één
kant het
parkeerlicht
worden
ingeschakeld.ToetsFunctieParkeerlicht,
rechts
aan/uit.Parkeerlicht,
links
aan/uit.
Begroetingsverlichting
Algemeen
De
buitenverlichting
wordt
bij
de
nadering
van het
voertuig
of
bij
de
ontgrendeling
automatisch
ingeschakeld.
Afhankelijk
van
de
uitrusting
kan
de
buitenverlichting
van
de
auto
individueel
worj
den
ingesteld.
Activeren/deactiveren Schakelaarstand:




,



1.CAR2.Instellingen3.Buitenverlichting4.Gewenste
instelling
selecteren:'xBegroeting
en
afscheid
Bij
het
ontgrendelen
van
de
auto
worden
enkele
verlichtingsfuncties
heel
even
inj geschakeld.'xVerlichting
portierhandgrepen
De
portiergrepen
en
de
bodem
voor
de
portieren
worden
gedurende
een
bej
perkte
tijd
verlicht.'xBodemverlichting
Het
gebied
naast
de
auto
wordt
geduj
rende
een
beperkte
tijd
verlicht.Seite
189VerlichtingBEDIENING189
Online
Edition
for
Part
no.
01405A11083
-
VI/20

Bodemverlichting
De
lichtbron
bevindt
zich
op
de
aangegeven
pojsitie.
Lichtbron
schoon
en
vrij
houden.
Thuiskomverlichting
Algemeen
Voor
de
verlichting
van
de
omgeving
van
het voertuig
na
het
verlaten
van
het
voertuig
kan
de
buitenverlichting
voor
een
bepaalde
tijd
worden ingeschakeld.
Activeren
Na
het
uitschakelen
van
de
rijden-stand-by
de
knipperlichthendel
kort
naar
voren
drukken.
Duur
instellen
1.CAR2.Instellingen3.Buitenverlichting4.Thuiskomverl.5.Gewenste
instelling
selecteren.6.OK
Dagrijlicht
Algemeen
Schakelaarstand:




,



Het
dagrijlicht
brandt
bij
ingeschakelde
rijden-
stand-by.
Bij
een
ingeschakeld
dagrijlicht
brandt
het
controlelampje
op
het
instrumentenj paneel.
Activeren/deactiveren In
sommige
landen
is
een
dagrijlicht
verplicht,
daarom
kan
het
dagrijlicht
vooraan
evt.
niet
worj
den
gedeactiveerd.1.CAR2.Instellingen3.Buitenverlichting4.Afhankelijk
van
de
landuitvoering:
Dagrijlicht
of
Dagrijlicht
achter
De
instelling
wordt
opgeslagen
voor
het
momenj
teel
gebruikte
bestuurdersprofiel.
Dynamische
ECO-verlichtingsfunctie
Algemeen
Afhankelijk
van
snelheid
en
afstand
tot
de
voorj
ligger
wordt
de
helderheid
van
het
dimlicht
verj laagd.
Activeren Schakelaarstand:




De
rijmodus
ECO
PRO
activeren.
Meer
informatie:
ECO
PRO,
zie
pagina
151.
Adaptieve verlichtingsfuncties
Principe
Adaptive
verlichtingsfuncties
zorgen
voor
een
dynamische
verlichting
van
de
weg.
Seite
190BEDIENINGVerlichting190
Online
Edition
for
Part
no.
01405A11083
-
VI/20

Algemeen
Afhankelijk
van
de
uitvoering
bestaan
de
adapj tieve
verlichtingsfuncties
uit
één
of
meerdere systemen:'xAdaptieve
bochtverlichting.'xVariabele
lichtverdeling.'xHoekverlichting.'xRotondeverlichting.
Activeren
Schakelaarstand:




De
adaptieve
verlichtingsfuncties
zijn
bij
ingej
schakelde
rijden-stand-by
actief.
Adaptieve
bochtverlichting
Algemeen
Afhankelijk
van
de
stuuruitslag
en
van
andere
paj
rameters
volgt
het
voorlichtenlicht
het
verloop van
de
weg.
Om
het
tegemoetkomend
verkeer
niet
te
verblinj den,
draait
de
adaptieve
bochtverlichting
bij
stilj
stand
niet
naar
de
tegemoetkomende
baan.
Als
de
voorlichten
worden
veranderd,
is
de
adapj
tieve
bochtverlichting
eventueel
slechts
beperkt beschikbaar.
Meer
informatie:
Rechts-/linksrijdend
verkeer,
zie
pagina
194.
Vooruitblikkende
bochtverlichting
Het
licht
van
de
voorlichten
zwenkt
al
voor
het
inj
rijden
of
uitrijden
van
een
bocht
in
de
volgende
rijrichting.
S-bochtverlichting
Als
de
auto
door
S-bochten
rijdt,
wordt
het
licht
van
de
voorlichten
zo
recht
mogelijk
gehouden.
Haarspeldbochtverlichting
Voordat
de
auto
een
haarspeldbocht
inrijdt, wordt
ook
de
hoekverlichting
ingeschakeld.
Variabele
lichtverdeling
Principe De
variabele
lichtverdeling
maakt
een
nog
betere
verlichting
van
de
weg
mogelijk.
Algemeen De
lichtverdeling
wordt
automatisch
aan
de
snelj
heid
aangepast.
Bij
uitrusting
met
navigatiesysteem
wordt
de
lichtverdeling
afhankelijk
van
de
navigatiegegej vens
en
de
snelheid
aangepast.
Stadslicht
Het
verlichtingsbereik
van
het
dimlicht
wordt
uitj
gebreid
aan
de
zijkanten.
Snelwegverlichting De
reikwijdte
van
het
dimlicht
wordt
vergroot.
Hoekverlichting
In
scherpe
bochten,
bijvoorbeeld
haarspeldbochj ten,
of
bij
het
afslaan
wordt
tot
een
bepaald
sneljheidsbereik
een
hoekverlichting
ingeschakeld
dat
de
binnenbocht
verlicht.
De
hoekverlichting
wordt
afhankelijk
van
de
stuuruitslag
of
evt.
richtingaanwijzer
automatisch
ingeschakeld.
Bij
het
achteruitrijden
wordt
de
hoekverlichting eventueel
onafhankelijk
van
de
stuuruitslag
autoj
matisch
ingeschakeld.
Seite
191VerlichtingBEDIENING191
Online
Edition
for
Part
no.
01405A11083
-
VI/20

Rotondeverlichting
Kort
voor
het
oprijden
van
de
rotonde
wordt
dehoekverlichting
aan
beide
zijden
ingeschakeld.De
rand
van
de
weg
wordt
beter
verlicht.
Kort
nahet
verlaten
van
een
rotonde
wordt
de
hoekverj
lichting
aan
beide
zijden
weer
uitgeschakeld.
Adaptieve koplampverstelling
De
adaptieve
koplampverstelling
compenseert
versnellingen
en
remacties
en
beladingstoestanj den
van
het
voertuig
om
het
tegenliggende
verjkeer
niet
te
verblinden.
Er
wordt
een
optimale
verlichting
van
de
rijbaan
bereikt.
Grootlichtassistent
Principe De
grootlichtassistent
herkent
vroegtijdig
andereverkeersdeelnemers
en
schakelt
afhankelijk
van
de
verkeerssituatie
het
grootlicht
automatisch
in
of
uit.
Algemeen
De
grootlichtassistent
zorgt
ervoor
dat
het
grootj
licht
wordt
ingeschakeld
als
de
verkeerssituatie
dit
toelaat.
Bij
lage
snelheden
wordt
het
grootj
licht
door
het
systeem
niet
ingeschakeld.
Het
systeem
reageert
op
de
verlichting
van
tej
genliggers
en
voorliggers
alsook
op
de
omgej
vingsverlichting,
bijvoorbeeld
in
de
bebouwde
kom.
Het
grootlicht
kan
altijd
handmatig
worden
in-
en
uitgeschakeld.
Bij
een
uitvoering
met
Selective
Beam
wordt
het
grootlicht
bij
tegenliggers
of
voorliggers
niet
uitj
geschakeld
Alleen
de
gedeeltes
die
het
tegej
moetkomend
of
voorliggend
verkeer
kunnen
verj
blinden,
worden
uitgeschakeld.
In
dit
geval
blijft
het
blauwe
controlelampje
gewoon
branden.
Als
de
voorlichten
worden
veranderd,
is
de
grootlichtassistent
eventueel
slechts
beperkt
bej
schikbaar.
Meer
informatie:
Rechts-/linksrijdend
verkeer,
zie
pagina
194.
Activeren
Schakelaarstand:



Toets
op
de
richtingaanwijzerschakelaar
indrukj ken.
Bij
ingeschakeld
dimlicht
brandt
het
conjtrolelampje
in
het
instrumentenpaneel.
De
verandering
tussen
dimlicht
en
grootlicht
wordt
automatisch
uitgevoerd.
Het
blauwe
controlelampje
in
het
instruj
mentenpaneel
brandt,
als
het
grootlicht
door
het
systeem
wordt
ingeschakeld.
Bij
het
handmatig
in-
en
uitschakelen
van
het
dimlicht
wordt
de
grootlichtassistent
gedeactij
veerd.
Om
de
grootlichtassistent
opnieuw
te
activeren,
de
toets
op
de
richtingaanwijzerschakelaar
inj
drukken.
Seite
192BEDIENINGVerlichting192
Online
Edition
for
Part
no.
01405A11083
-
VI/20