235
4
Handleiding Supra 4-1. BEDIENING
BEDIENING
Het systeem wordt in bijvoorbeeld de
volgende gevallen automatisch uitge-
schakeld:
Bij het uitzetten van de motor.
Bij het inschakelen van de cruise
control.
Bij het activeren van de sportmodus
met de SPORT-modusschakelaar.
De displays worden uitgeschakeld.
De werking van het systeem wordt
onderbroken als de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld of als de versnel-
lingsbak in de neutraalstand wordt
gezet.
Beweeg de tuimelschakelaar herhaal-
delijk omhoog of omlaag tot de
gewenste snelheidslimiet is ingesteld.
Elke keer dat de tuimelschakelaar
tot aan het weerstandspunt omhoog
of omlaag wordt bewogen, wordt de
snelheidslimiet met 1 km/h verhoogd
of verlaagd.
Elke keer dat de tuimelschakelaar
tot voorbij het weerstandspunt
omhoog of omlaag wordt bewogen,
wordt de snelhe idslimiet met 10 km/h verhoogd of verlaagd naar de
volgende of vorige op de snelheids-
meter weergegeven snelheid.
Als de ingestelde snelheidslimiet wordt
bereikt of bijvoorbeeld in een afdaling
per ongeluk wordt overschreden, grijpt
het systeem niet in op de remmen.
Als u een snelheidslimiet instelt die
lager is dan de actuele rijsnelheid,
wordt de rijsnelheid automatisch ver-
laagd tot de ingestelde snelheidslimiet.
Auto's met Speed Limit Assist, zie
blz. 249: als een andere snelheidslimiet
wordt gesignaleerd door de Speed Limit
Assist, kan deze waarde als nieuwe
snelheidslimiet voor de snelheidsbe-
grenzer worden ingesteld.
De actuele rijsnelheid kan ook worden
opgeslagen door op de toets te druk-
ken:
Het systeem geeft een waarschuwing
als de rijsnelheid hoger wordt dan de
ingestelde snelheidslimiet.
U kunt de ingestelde snelheidslimiet
ook opzettelijk overschrijden. In dat
geval wordt er geen waarschuwing
gegeven.
Trap het gaspedaal volledig in om de
ingestelde snelheidslimiet opzettelijk te
overschrijden.
De limiet wordt automatisch weer geac-
tiveerd zodra de rijsnelheid weer lager
is dan de ingestelde snelheidslimiet.
Onderbreken
Snelheidslimiet wijzigen
Druk op de toets op het stuur-
wiel.
Overschrijding van de
snelheidslimiet
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page
235 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
237
4
Handleiding Supra 4-1. BEDIENING
BEDIENING
Het controlelampje gaat branden.
De cruise control is actief. De rijsnel-
heid wordt aangehouden en opgesla-
gen als ingestelde snelheid.
De Vehicle Stability Control (VSC)
wordt, indien noodzakelijk, ingescha-
keld.
De displays worden uitgeschakeld. De
opgeslagen ingestelde snelheid wordt
gewist.
De werking van he
t systeem wordt in
de volgende situaties automatisch
onderbroken:
Als de bestuurder remt.
Als de selectiehendel uit stand D
wordt gehaald.
Als de tractiemodus wordt geacti-
veerd of als de Vehicle Stability Con-
trol (VSC) wordt uitgeschakeld.
Bij een ingreep van de Vehicle Stabi-
lity Control (VSC).
Overzicht
Toetsen op het stuurwiel
ToetsFunctie
Cruise control aan/uit, zie
blz. 237.
Cruise control hervatten met
de laatste instelling, zie
blz. 239.
Cruise control onderbreken,
zie blz. 237.
Actuele snelheid opslaan
Speed Limit Assist, zie
blz. 249: handmatig instellen
op de voorgestelde snel-
heidslimiet.
Tuimelschakelaar:
Instellen van de snelheid, zie
blz. 238.
Cruise control in-/uitschakelen
Inschakelen
Druk op de toets op het stuur-
wiel.
Uitschakelen
Druk op de toets op het stuur-
wiel.
Cruise control onderbreken
Handmatig onderbreken
Druk op deze toets terwijl het
systeem is geactiveerd.
Automatische onderbreking
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 237 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
239
4
Handleiding Supra 4-1. BEDIENING
BEDIENING
voorbij het weerstandspunt omhoog
beweegt, accelereert de auto sneller.
Als de werking van de cruise control is
onderbroken, kunt u deze weer hervat-
ten door de opgeslagen snelheid op te
roepen.
Controleer voordat u de opgeslagen
snelheid oproept of het verschil tussen
de actuele rijsnelheid en de opgeslagen
snelheid niet te groot is. Anders kan de
auto sterker decelereren of sneller
accelereren dan u verwacht.
De werking van de cruise control wordt
hervat met de opgeslagen waarden.
In de volgende situaties wordt de opge-
slagen snelheid gewist en kan deze
niet meer worden opgeroepen:
Als het systeem wordt uitgescha-
keld.
Als de Drive Ready-modus wordt uit-
geschakeld. Afhankelijk van de uitrusting van de
auto wordt de ingestelde snelheidsli-
miet gedurende korte tijd weergegeven.
Bepaalde informatie van het systeem
kan ook worden weergegeven op het
head-up display.
De ingestelde snelheid wordt ook aan-
gehouden bij hellingafwaarts rijden. Bij
hellingopwaarts rijden is het afhankelijk
van het beschikbare motorvermogen
mogelijk dat de ingestelde snelheid niet
wordt gehaald.
Bij dit systeem kunt u met de toetsen op
het stuurwiel de gewenste snelheid en
de gewenste afstand tot de voorligger
instellen.
Als de weg vrij is, houdt het systeem de
ingestelde snelheid aan door de auto
indien nodig automatisch te laten dece-
lereren of accelereren.
Rijdt er een voorligger, dan past het
systeem de snelheid
van uw auto aan
om er voor te zorgen dat de ingestelde
afstand tot de voorligger gehandhaafd
Cruise control hervatten
Druk terwijl de werking van het
systeem is onderbroken op deze
toets.
Weergave op het
instrumentenpaneel
Controlelampje
Als het controlelampje groen
brandt, is het systeem actief.
Als het controlelampje grijs
brandt, is de werking van het
systeem onderbroken.
Als het controlelampje uit is, is
het systeem uitgeschakeld.
Weergave status
Weergave op het head-up
display
Dit symbool wordt weergegeven
als de ingestelde snelheid is
bereikt.
Beperkingen van het systeem
Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik
Principe
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 239 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
242
Handleiding Supra4-1. BEDIENING
Het controlelampje gaat branden.
De cruise control is actief. De rijsnel-
heid wordt aangehouden en opgesla-
gen als ingestelde snelheid.
De Vehicle Stability Control (VSC)
wordt, indien noodzakelijk, ingescha-
keld.
Houd bij het uitschakelen bij stilstaande
auto gelijktijdig het rempedaal inge-
trapt.
Druk nogmaals op de volgende toets op
het stuurwiel:
De displays worden uitgeschakeld. De
opgeslagen ingestelde snelheid wordt
gewist.
Druk als het systeem is ingeschakeld
op de volgende toets op het stuurwiel:
Houd bij het onderbreken van het sys-
teem bij stilstaande auto gelijktijdig het
rempedaal ingetrapt.
De werking van he
t systeem wordt in
de volgende situaties automatisch
onderbroken:
Als de bestuurder remt.
Als de selectiehendel uit stand D
wordt gehaald.
Als de tractiemodus wordt geacti-
veerd of als de Vehicle Stability Con-
trol (VSC) wordt uitgeschakeld.
Bij een ingreep van de Vehicle Stabi-
lity Control (VSC).
Als de auto stilstaat, de veiligheids-
gordel wordt losgemaakt en het
bestuurdersportier wordt geopend.
Als het systeem gedurende langere
tijd geen objecten heeft gedetec-
teerd, bijvoorbeeld op wegen met
weinig verkeer en zonder duidelijke
afbakening.
Als het detectiegebied van de radar
wordt verstoord door bijvoorbeeld
vuil of zware regenval.
Als de auto gedurende langere tijd
stil heeft gestaan nadat hij door het
systeem tot stilstand is gebracht.
Cruise control in-/uitschakelen
en onderbreken
Inschakelen
Druk op de toets op het stuur-
wiel.
Uitschakelen
Toets op het stuurwiel.
Handmatig onderbreken
Toets op het stuurwiel.
Automatische onderbreking
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 242 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
246
Handleiding Supra4-1. BEDIENING
Bepaalde informatie van het systeem
kan ook worden weergegeven op het
head-up display.
De afstandsinformatie is actief onder de
volgende omstandigheden:
Dynamic Radar Cruise Control uitge-
schakeld.
Weergave op het head-up display
geselecteerd, zie blz. 181.
Afstand te kort.
Rijsnelheid hoger dan ongeveer
70 km/h.
Het detectievermogen van het systeem
en het automatische remvermogen zijn
beperkt.
Tweewielers worden bijvoorbeeld
mogelijk niet gedetecteerd.
Het systeem decelereert niet in de vol-
gende situaties:
Bij voetgangers of vergelijkbare
langzame weggebruikers.
Bij een verkeerslicht dat op rood
staat.
Bij kruisend verkeer.
Bij tegemoetkomend verkeer.
Voertuigsymbool knip-
pert:
Er wordt niet meer vol-
daan aan de werkings-
voorwaarden van het
systeem.
Het systeem is gedeacti-
veerd, maar blijft rem-
men tot u zelf het rem- of
gaspedaal intrapt.
Voertuigsymbool en
afstandsbalk knipperen
rood in combinatie met
een geluidssignaal:
Rem af en wijk indien
nodig uit.
Weergave op het head-up
display
Ingestelde snelheid
Dit symbool wordt weergegeven
als de ingestelde snelheid is
bereikt.
Afstandsinformatie
Dit symbool wordt weergegeven
als de afstand tot de voorligger te
kort is.
SymboolBeschrijving
Beperkingen van het systeem
Detectiegebied
Deceleratie
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 246 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
250
Handleiding Supra4-1. BEDIENING
In de handbediende modus kan een
gedetecteerde snelheidslimiet handma-
tig als ingestelde snelheid voor de
cruise control worden geselecteerd.
U kunt de voorgestelde snelheidslimiet
exact overnemen, maar ook met een
tolerantie van –15 km/h tot +15 km/h.
Via Toyota Supra Command:
1
“My vehicle” (mijn auto)
2 “Vehicle settings” (instellingen auto)
3 “Speed Assistant” (snelheidsassis-
tent)
4 “Adjust speed limits” (snelheidsli-
mieten instellen) 5
Bevestig de gew enste instelling.
De Speed Limit Assist werkt op basis
van het Speed Limit Info-systeem.
Houd rekening met de beperkingen van
het Speed Limit Info-systeem, zie
blz. 176.
In bepaalde landen kunnen weergege-
ven snelheidslimieten niet of slechts
gedeeltelijk worden overgenomen, bij-
voorbeeld in combinatie met snelheids-
informatie van het navigatiesysteem.
Cruise control zonder afstandsrege-
ling: afhankelijk van het systeem kun-
nen snelheidslimieten mogelijk niet
automatisch worden overgenomen.
Snelheidslimieten die verderop van
kracht worden, worden mogelijk alleen
overgenomen voor de Dynamic Radar
Cruise Control.
Het systeem reageert mogelijk niet op
snelheidslimieten al s het navigatiesys-
teem de positie van de auto niet met
zekerheid kan vaststellen.
Parking Sensors helpt u bij het parke-
ren van de auto. Wanneer objecten
voor of achter de auto langzaam wor-
den genaderd, wordt de bestuurder hier
door geluidssignalen en een weergave
op het regeldisplay op geattendeerd.
Afhankelijk van de uitvoering: objecten
aan de zijkant van de auto die worden
gedetecteerd door de ultrasoonsenso-
ren aan de zijkant kunnen ook worden
Gedetecteerde andere snel-
heidslimiet die direct van
kracht is.
Een afstandsvermelding naast
het symbool geeft een eventu-
ele aanstaande wijziging van
de snelheidslimiet aan.
Controlelampje brandt groen:
de gedetecteerde snelheidsli-
miet kan worden geselec-
teerd met de toets SET.
Zodra de snelheidslimiet is
geselecteerd, wordt een
groen vinkje weergegeven.
De gedetecteerde
snelheidslimiet handmatig
selecteren
Druk op de toets als het symbool
SET in het wit wordt weergege-
ven.
De ingestelde snelheid
aanpassen
SymboolFunctie
Beperkingen van het systeem
Parking Sensors
Principe
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 250 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
253
4
Handleiding Supra 4-1. BEDIENING
BEDIENING
Als zich gelijktijdig zowel voor als ach-
ter de auto objecten op een afstand van
minder dan ongeveer 25 cm bevinden,
klinkt een afwisselend ononderbroken
geluidssignaal.
Het onderbroken of ononderbroken
geluidssignaal stopt als de selectiehen-
del in stand P wordt gezet.
Als de auto stilstaat, stopt het onderbro-
ken geluid na korte tijd.
■Volumeregeling
Het volume van het geluidssignaal van
Parking Sensors kan worden ingesteld.
Via Toyota Supra Command:
1 “My vehicle” (mijn auto)
2 “System settings” (systeeminstellin-
gen)
3 “Sounds” (geluiden)
4 “Volume settings” (volume-instellin-
gen)
5 “Parking Sensor” (Parking Sensors)
6 Stel de gewenste waarde in.
De instelling wordt opgeslagen voor het
op dat moment gebr uikte bestuurders-
profiel.
De nadering van een object wordt
weergegeven op het regeldisplay. Ver- der verwijderde objecten worden al
weergegeven voordat een geluidssig-
naal klinkt.
Deze weergave verschijnt zodra Par-
king Sensors wordt geactiveerd.
Het detectiegebied van de sensoren
wordt in de kleuren groen, geel en rood
weergegeven als er objecten binnen dit
gebied worden gedetecteerd.
Er worden koerslijnen weergegeven om
het inschatten van de benodigde ruimte
te vergemakkelijken.
Als de beelden van de achteruitrijca-
mera worden weergegeven, kan wor-
den overgeschakeld naar het scherm
van Parking Sensors of, indien nodig,
naar een ander scherm met obstakel-
markeringen:
1
Duw de controller indien nodig naar
links.
2 Bijvoorbeeld “Parking sensors”
(Parking Sensors)
RCTA-functie (Rear Cross Traffic Alert),
zie blz. 260: afhankelijk van de uitrus-
ting wordt in de weergave voor Parking
Sensors ook gewaarschuwd voor voer-
tuigen die voor of achter de auto vanaf
de zijkant naderen.
De noodremfunctie van Parking Sen-
sors voert bij een dreigende aanrijding
een noodstop uit.
Visuele waarschuwing
Afhankelijk van de uitvoering:
noodremfunctie, Parking
Sensors met noodremfunctie
Principe
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 253 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
254
Handleiding Supra4-1. BEDIENING
Vanwege de beperkingen van het sys-
teem kan een aanrijding niet onder alle
omstandigheden worden voorkomen.
De functie is beschikbaar wanneer
langzamer dan stapvoets achteruit
wordt gereden of gerold.
De remingreep kan worden onderbro-
ken door het gaspedaal in te trappen.
Nadat de auto door de noodremfunctie
tot stilstand is gebracht, is het mogelijk
om langzaam verder te rijden richting
het obstakel. Trap daarvoor het gaspe-
daal voorzichtig in.
Als het gaspedaal dieper wordt inge-
trapt, trekt de auto op de normale
manier op. U kunt op elk moment zelf
remmen.
Het systeem maakt gebruik van de
ultrasoonsensoren van Parking Sen-
sors en het Parking Assist-systeem.
Via Toyota Supra Command:
1
“My vehicle” (mijn auto)
2 “Vehicle settings” (instellingen auto)
3 “Parking” (parkeren) 4
“Active PDC emergency interven-
tion” (noodremfunctie parkeerhul-
psysteem actief)
5 “Active PDC emergency interv.”
(noodremfunctie parkeerhulpsys-
teem actief)
De instelling wordt opgeslagen voor het
op dat moment gebruikte bestuurders-
profiel.
Het systeem waarschuwt voor obsta-
kels aan de zijkant van de auto.
Het systeem maakt gebruik van de
ultrasoonsensoren van Parking Sen-
sors en het Parking Assist-systeem.
Er worden obstakelmarkeringen weer-
gegeven aan de zijkanten van de auto
ter bescherming van de flanken.
Gekleurde markeringen: waarschu-
wing voor gedetecteerde obstakels.
Algemeen
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Dit systeem ontneemt u niet de verant-
woordelijkheid om de verkeerssituatie
goed in te schatten. Er bestaat een kans
op ongevallen. Pas uw rijstijl aan de
omstandigheden op de weg aan. Houd
altijd de verkeerssituatie en de omgeving
van de auto in de gaten en grijp in als de
situatie dit vereist.
Inschakelen/uitschakelen van het
systeem
Afhankelijk van de uitvoering:
flankbescherming
Principe
Algemeen
Display
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 254 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM