295
6
Handleiding Supra 6-1. MOBILITEIT
MOBILITEIT
voor een gedeeltelijk beladen auto is de
optimale bandenspanning de spanning
die is aangegeven voor een gedeeltelijk
beladen auto.
Voor meer informatie over velgen en
banden kunt u terecht bij een erkende
Toyota-dealer of hers
teller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Op het regeldisplay kan de actuele
spanning van elke op de auto gemon-
teerde band worden weergegeven.
Om er zeker van te zijn dat de juiste
waarden worden weergegeven, moeten
de maten van de gemonteerde banden
in het systeem worden opgeslagen en
ingesteld. Zie hiervoor blz. 306.
De actuele bandenspanning van elke
band wordt weergegeven. Banden worden tijdens het rijden warm.
Als de temperatuur van de band stijgt,
stijgt ook de bandenspanning.
Banden verliezen van nature gelijkma-
tig spanning.
Bandenpompen kunnen een spanning
weergeven die meer dan 0,1 bar te laag
is.
De bandenspanningsgegevens op de
bandenspanningssticker op de portier-
stijl zijn alleen van toepassing voor
koude banden of banden die op omge-
vingstemperatuur zijn.
Controleer de bandenspanning alleen
als de banden koud zijn, dat wil zeg-
gen:
• De auto heeft niet meer dan 2 km
afgelegd.
• De auto heeft na een rit langer dan 2 uur stilgestaan.
Controleer geregeld de spanning van
het noodreservewiel in de bagage-
ruimte en pas de spanning ervan indien
nodig aan.
1 Bepaal de juiste spanning voor de
op de auto gemonteerde banden,
zie blz. 294.
2 Controleer de bandenspanning van
alle vier de banden met bijvoorbeeld
een manometer.
Australië en Nieuw-Zeeland
WAARSCHUWING
De op de bandenspanningssticker ver-
melde bandenspanningswaarden zijn
alleen van toepassing
voor de uitdrukkelijk
op de sticker vermelde banden. De span-
ningswaarden voor banden die qua maat,
snelheidsindex en bela stingsindex over-
eenkomen maar niet uitdrukkelijk op de
sticker zijn vermeld, kunnen verschillen.
Vraag bij uw bandenleverancier naar de
door de bandenfabrikant aanbevolen
spanningen voor de desbetreffende band.
Op het regeldisplay
Controleren van de
bandenspanning
Algemeen
Controleren met behulp van de
bandenspanningsgegevens op de
portierstijl
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 295 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
296
Handleiding Supra6-1. MOBILITEIT
3
Pas de spanning aan als de actuele
bandenspanning afwijkt van de
voorgeschreven waarde.
4 Controleer of alle ventieldoppen op
de bandenventielen zijn geschroefd.
Via Toyota Supra Command:
1 “My vehicle” (mijn auto)
2 “Vehicle status” (status auto)
3 “Tyre Pressure Monitor” (banden-
spanningscontrolesysteem)
4 Controleer of de actuele waarden
van de bandenspanning overeenko-
men met de voorgeschreven waar-
den.
5 Pas de spanning aan als de actuele
bandenspanning afwijkt van de
voorgeschreven waarde.
Bandenspanningsc ontrolesysteem
(TPM):
Reset het bandenspanningscontro-
lesysteem (TPM) voor banden waarvan
de bandenspanning niet wordt weerge-
geven op het regeldisplay. Q = tot 160 km/h
R = tot 170 km/h
S = tot 180 km/h
T = tot 190 km/h
H = tot 210 km/h
V = tot 240 km/h
W = tot 270 km/h
Y = tot 300 km/h
De profieldiepte van het loopvlak mag
niet kleiner zijn dan 3 mm, anders is er
een groot risico op aquaplaning.
De profieldiepte van het loopvlak mag
niet kleiner zijn dan 4 mm, anders is de
auto maar beperkt geschikt voor
gebruik onder winterse omstandighe-
den.
Over de gehele omtrek van de band
zijn op verschillende plaatsen slij-
Controleren met behulp van de ban-
denspanningsgegevens op het regel-
display
Na het aanpassen van de banden-
spanningSnelheidsindex
Loopvlak van banden
Zomerbanden
Winterbanden
Minimale profieldiepte loopvlak
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page
296 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
306
Handleiding Supra6-1. MOBILITEIT
Er kunnen geen sneeuwkettingen wor-
den gemonteerd. Gebruik in plaats
daarvan winterbanden.
Het systeem bewaakt de spanning van
de vier gemonteerde banden. Het sys-
teem waarschuwt als de spanning van
een of meer banden te laag wordt.
Sensoren in de bandenventielen meten
de spanning en temperatuur van de
band.
Het systeem signaleert de gemon-
teerde banden automatisch. Het sys-
teem laat op het regeldisplay de
voorgeschreven spanningen zien en
vergelijkt deze met de actuele spanning
van de banden.
Als banden zijn gemonteerd die niet
zijn vermeld op de bandenspannings-
stickers in de auto, zie blz. 294, bijvoor-
beeld banden met een speciale
goedkeuring, moet het systeem actief
worden gereset. De actuele banden-
spanningswaarden worden dan
gebruikt als de voorgeschreven waar-
den.
Lees alvorens het systeem te bedienen
de overige informatie in het hoofdstuk
“Bandenspanning” en houd u aan de
daar gegeven aanwijzingen, zie
blz. 294.
Aan de volgende voorwaarden moet
zijn voldaan om te kunnen garanderen
dat het systeem een daling van de ban-
denspanning betrouwbaar zal signale-
ren:
• Elke keer nadat een band of wiel is
vervangen, heeft het systeem de
gemonteerde banden gesignaleerd,
de relevante informatie bijgewerkt
en, na een korte rit, deze informatie
weergegeven op het regeldisplay.
Als het systeem de banden niet automatisch
signaleert, voer dan de gegevens van de
gemonteerde banden in de bandeninstellin-
gen in.
Sneeuwkettingen
Kiezen van sneeuwkettingen
OPMERKING
■Rijden met sneeuwkettingen
Monteer geen sneeuwkettingen. Sneeuw-
kettingen kunnen de carrosserie en de
wielophanging beschadigen en het rijge-
drag in negatieve zin beïnvloeden.
Bandenspanningscontrole-
systeem (TPM)
Principe
Algemeen
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
De op het display weergegeven voorge-
schreven bandenspanningswaarden ver-
vangen niet de op de auto vermelde
bandenspanningsinformatie. Als onjuiste
informatie is ingevoerd in de bandeninstel-
lingen, zullen ook de voorgeschreven ban-
denspanningswaarden onjuist zijn. In dat
geval kan niet worden gegarandeerd dat
het systeem betrouwbaar een daling van
de bandenspanning zal signaleren. Er
bestaat een kans op letsel en schade.
Controleer of de maat van de gemon-
teerde banden correct wordt weergegeven
en of deze overeenkomt met de specifica-
ties op de banden en de informatie over de
bandenspanning.
Voorwaarden voor werking
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 306 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
307
6
Handleiding Supra 6-1. MOBILITEIT
MOBILITEIT
• Bij banden met een speciale goed-
keuring:
• Elke keer nadat een band of wiel is ver-vangen, moet het systeem worden gere-
set met de juiste
bandenspanningswaarden.
• Het systeem moet worden gereset als de bandenspanning van een of meer banden
is aangepast.
• Wielen met TPM-wielelektronica.
Als het systeem de banden niet auto-
matisch signaleert, kunnen de gege-
vens van de gemonteerde banden in de
bandeninstellingen worden ingevoerd.
De maat van de gemonteerde banden
is vermeld in de bandenspanningsinfor-
matie, zie blz. 294, en op de banden
zelf.
De bandengegevens hoeven niet
opnieuw te worden ingevoerd als de
bandenspanning is aangepast.
Voor zomer- en winterbanden worden
de voor beide gevallen laatst inge-
voerde bandengegevens opgeslagen.
Dit betekent dat de instellingen van de
laatst gebruikte bandensets kunnen
worden geselecteerd nadat een band of
wiel is vervangen.
Via Toyota Supra Command:
1 “My vehicle” (mijn auto)
2 “Vehicle status” (status auto)
3 “Tyre Pressure Monitor” (banden-
spanningscontrolesysteem) Via Toyota Supra Command:
1
“Tyre settings” (bandeninstellingen)
2 Selecteer de banden:
• “Summer tyres” (zomerbanden)
• “Winter tyres/all-season tyres” (win-
ter-/all-seasonbanden)
3 “Current:” (actueel)
4 Selecteer het type band dat achter
is gemonteerd:
• Bandenmaat, bijvoorbeeld 245/45
R18 96Y.
• Bij banden met een speciale goed- keuring: “Other tyre” (andere band)
5 Selecteer de beladingstoestand van
de auto als de bandenmaat is gese-
lecteerd.
6 “Confirm settings” (bevestig instel-
lingen)
De actuele bandenspanning wordt nu
gemeten. De voortgang van de meting
wordt weergegeven.
De status van het systeem, bijvoor-
beeld of het systeem actief is, kan wor-
den weergegeven op het regeldisplay.
Via Toyota Supra Command:
1 “My vehicle” (mijn auto)
2 “Vehicle status” (status auto)
3 “Tyre Pressure Monitor” (banden-
spanningscont rolesysteem)
De actuele status wordt weergegeven.
Bandeninstellingen
Algemeen
Oproepen van het menu
Wijzigen van de instellingen
Weergave status
Actuele status
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 307 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
308
Handleiding Supra6-1. MOBILITEIT
De actuele bandenspanning van iedere
band wordt weergegeven.
De actuele bandenspanningswaarden
kunnen variëren afhankelijk van de
rijomstandigheden of de buitentempe-
ratuur.
Afhankelijk van het model wordt de
actuele bandentemperatuur weergege-
ven.
De actuele bandentemperatuurwaar-
den kunnen variëren afhankelijk van de
rijomstandigheden of de buitentempe-
ratuur.
De status van het systeem en de ban-
den wordt weergegeven aan de hand
van de kleur van het wiel en een mel-
ding op het regeldisplay.
Indien van toepassing worden
bestaande meldingen niet gewist als de
weergegeven voorgeschreven span-
ning niet is bereikt nadat de banden-
spanning is aangepast.
• Het systeem is actief en baseert zich
voor wat betreft de waarschuwingen
op de weergegeven voorgeschreven
spanningswaarden.
• In het geval van banden met een speciale goedkeuring: het systeem
is actief en baseert zich voor wat betreft de waarschuwingen op de
bandenspanningswaarden die wer-
den opgeslagen bij de laatste reset
van het systeem.
Bij de desbetreffende wielen is er
sprake van een lekke band of een sterk
gedaalde bandenspanning.
Dalingen van de bandenspanning wor-
den mogelijk niet gesignaleerd.
Mogelijke oorzaken:
•Storing.
• De bandenspanning wordt gemeten nadat de bandeninstellingen zijn
bevestigd.
• Bij banden met een speciale goed- keuring: het systeem wordt gereset.
Via Toyota Supra Command:
1 “My vehicle” (mijn auto)
2 “Vehicle status” (status auto)
3 “Tyre Pressure Monitor” (banden-
spanningscont rolesysteem)
4 “Tyre settings” (bandeninstellingen)
5 Selecteer de banden:
• “Summer tyres” (zomerbanden)
• “Winter tyres/all-season tyres” (win- ter-/all-seasonbanden)
6 “Current:” (actueel)
Als “Other tyre” (andere band) niet is
geselecteerd:
7 “Load state” (status belasting)
Actuele bandenspanning
Actuele bandentemperatuur
Bandenstatussen
Algemeen
Alle wielen groen
Een tot vier gele wielen
Grijze wielen
Het systeem resetten
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 308 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
309
6
Handleiding Supra 6-1. MOBILITEIT
MOBILITEIT
8
“Confirm settings” (bevestig instel-
lingen)
9 Ga rijden met de auto.
Als “Other tyre” (andere band) is
geselecteerd:
7 “Tyre settings” (bandeninstellingen)
8 Schakel de Drive Ready-modus in,
maar rijd niet weg.
9 Reset de bandenspanning: “Per-
form reset” (Voer reset uit).
10 Rijd weg.
Na korte tijd sneller dan 30 km/h gere-
den te hebben, worden de ingestelde
bandenspanningswaarden geaccep-
teerd als referentiewaarden. Het reset-
ten wordt tijdens de rit automatisch
voltooid.
Als het systeem succesvol is gereset,
worden de wielen in groen weergege-
ven op het regeldisplay.
U kunt uw rit op elk gewenst moment
onderbreken. Het resetten wordt auto-
matisch hervat als u weer verder rijdt.
De Vehicle Stability Control (VSC)
wordt indien nodig geactiveerd zodra
een melding van een te lage banden-
spanning wordt weergegeven.
■Melding
Een symbool met een voertuigmelding
wordt weergegeven op het regeldisplay.
■Maatregel
Controleer de bandenspanning en pas
deze indien nodig aan.
■Melding
Bovendien wordt een symbool met een
voertuigmelding weergegeven op het
regeldisplay.
Meldingen: voor banden zonder
speciale goedkeuring
Algemeen
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Een beschadigde normale band met een
te lage of geen bandenspanning beïn-
vloedt de rijeigenschappen, zoals bestu-
ring en remmen, negatief. Bij run-flat
banden blijft een beperkte mate van stabi-
liteit behouden. Er bestaat een kans op
ongevallen. Blijf niet doorrijden als uw auto
is voorzien van normale banden. Als uw
auto is voorzien van run-flat banden, houd
u dan aan de aanwijzingen voor deze ban-
den en blijf doorrijden.
Als de bandenspanning gemeten
moet worden
SymboolMogelijke oorzaak
De band is niet correct, bij-
voorbeeld onvoldoende, op
spanning gebracht of er is
sprake van een natuurlijke
gelijkmatige afname van de
spanning.
Als de bandenspanning te laag is
Een geel waarschuwings-
lampje brandt op het instru-
mentenpaneel.
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 309 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
310
Handleiding Supra6-1. MOBILITEIT
■Maatregel
1 Verlaag uw snelheid. Rijd niet snel-
ler dan 130 km/h.
2 Neem de eerstvolgende gelegen-
heid, bijvoorbeeld een tankstation,
te baat om de bandenspanning van
alle vier de banden te controleren
en indien nodig aan te passen.
■Melding
Bovendien wordt in een voertuigmel-
ding op het regeldisplay een symbool
voor de desbetreffende band weerge-
geven.
■Maatregel
1 Verlaag uw snelheid en breng de
auto voorzichtig tot stilstand. Ver-
mijd krachtig of plotseling remmen
en dito stuurbewegingen.
2 Controleer of de auto is uitgerust
met standaardbanden of run-flat
banden.
Het symbool waaraan run-flat banden zijn te
herkennen, zie blz. 300, is een cirkel met
daarin de letters RSC op de wang van de
band.
De Vehicle Stability Control (VSC)
wordt indien nodig geactiveerd zodra
een melding van een te lage banden-
spanning wordt weergegeven.
SymboolMogelijke oorzaak
De bandenspanning is afge-
nomen.
Als er sprake is van een sterk
gedaalde bandenspanning
Een geel waarschuwings-
lampje brandt op het instru-
mentenpaneel.
SymboolMogelijke oorzaak
Er is sprake van een lekke
band of een sterk gedaalde
bandenspanning.
Meldingen: bij banden met een
speciale goedkeuring
Algemeen
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Een beschadigde normale band met een
te lage of geen bandenspanning beïn-
vloedt de rijeigenschappen, zoals bestu-
ring en remmen, negatief. Bij run-flat
banden blijft een beperkte mate van stabi-
liteit behouden. Er bestaat een kans op
ongevallen. Blijf niet doorrijden als uw auto
is voorzien van normale banden. Als uw
auto is voorzien van run-flat banden, houd
u dan aan de aanwijzingen voor deze ban-
den en blijf doorrijden.
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 310 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
311
6
Handleiding Supra 6-1. MOBILITEIT
MOBILITEIT
■Melding
Een symbool met een voertuigmelding
wordt weergegeven op het regeldis-
play.7
■Maatregel
1 Controleer de bandenspanning en
pas deze indien nodig aan.
2 Reset het systeem.
■Melding
Bovendien wordt een symbool met een
voertuigmelding weergegeven op het
regeldisplay.
■Maatregel
1 Verlaag uw snelheid. Rijd niet snel-
ler dan 130 km/h.
2 Neem de eerstvolgende gelegen-
heid, bijvoorbeeld een tankstation,
te baat om de bandenspanning van
alle vier de banden te controleren
en indien nodig aan te passen.
3 Reset het systeem.
■Melding
Bovendien wordt in een voertuigmel-
ding op het regeldisplay een symbool
voor de desbetreffende band weerge-
geven.
Als de bandenspanning gemeten
moet worden
SymboolMogelijke oorzaak
De band is niet correct, bij-
voorbeeld onvoldoende, op
spanning gebracht.
Het systeem heeft gesigna-
leerd dat een wiel is vervan-
gen zonder dat het systeem
is gereset.
De bandenspanning is
gedaald sinds de laatste keer
dat het systeem is gereset.
Het systeem is niet gereset.
Het systeem baseert zich
voor wat betreft de waarschu-
wingen op de bandenspan-
ningswaarden die werden
opgeslagen bij de laatste
reset van het systeem.
Als de bandenspanning te laag is
Een geel waarschuwings-
lampje brandt op het instru-
mentenpaneel.
SymboolMogelijke oorzaak
De bandenspanning is afge-
nomen.
Het systeem is niet gereset.
Het systeem baseert zich
voor wat betreft de waarschu-
wingen op de bandenspan-
ningswaarden die werden
opgeslagen bij de laatste
reset van het systeem.
Als er sprake is van een sterk
gedaalde bandenspanning
Een geel waarschuwings-
lampje brandt op het instru-
mentenpaneel.
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page
311 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM