Page 89 of 308

87
Verlichting en zicht
4Als de schakelaar van de plafonnier vóór in deze stand staat, wordt de
instapverlichting automatisch ingeschakeld:
–
als de auto wordt ontgrendeld.
–
als een van de portieren wordt geopend.
–
als er een verzoek van de afstandsbediening
wordt ontvangen voor het lokaliseren van de
auto.
Ongeacht de stand van de schakelaar van de
plafonnier vóór wordt de instapverlichting in de
buitenspiegels ook ingeschakeld in combinatie
met de instapverlichting en de follow me
home-verlichting.
De verlichting dooft na 30 seconden
automatisch.
Grootlichtassistent
Als de ring in de stand " AUTO” staat,
schakelt dit systeem automatisch tussen
dimlicht en grootlicht op basis van de licht- en
verkeersomstandigheden, met behulp van een
camera aan de bovenkant van de voorruit.
Dit systeem is een hulpsysteem bij het
rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk
voor de verlichting van zijn auto, voor de
aanpassing van de verlichting aan de
lichtsterkte van de omgeving, het zicht en
het verkeer, en voor het naleven van de
verkeersregels.
Het systeem wordt actief bij een
rijsnelheid hoger dan 25 km/h.
Als de snelheid lager dan 15 km/h wordt,
werkt deze functie niet meer.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie wordt ingesteld in het menu
Rijverlichting/Auto op het touchscreen.
De status van de functie blijft nadat het contact is
afgezet opgeslagen in het geheugen.
Werking
Als de omgeving voldoende is verlicht en/of als
de verkeerssituatie het gebruik van het grootlicht
niet toelaat:
– De dimlichten blijven b randen.
Deze lampjes gaan op het
instrumentenpaneel branden.
In een zeer donkere omgeving en als de
verkeerssituatie het toelaat:
– Het grootlicht gaat auto matisch
branden. Deze lampjes gaan op
het instrumentenpaneel branden.
De functie wordt uitgeschakeld als de
mistverlichting wordt ingeschakeld of als het
systeem dichte mist detecteert.
De functie wordt automatisch en direct weer
ingeschakeld als de mistverlichting wordt
uitgeschakeld of de auto niet meer in dichte mist
rijdt.
Dit lampje gaat uit als de functie wordt
uitgeschakeld.
Werking onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment
zelf de verlichting omschakelen.
►
Door het geven van een "lichtsignaal" wordt
de werking van de functie onderbroken: •
als de verklikkerlampjes "AUT
O" en
"Dimlicht" branden, zal het systeem
overschakelen op het grootlicht,
Page 90 of 308

88
Verlichting en zicht
Schakel de ruitenwissers niet in als de
voorruit droog is. Controleer voordat u bij
extreem koud of warm weer de ruitenwissers
inschakelt of de ruitenwisserbladen niet
vastzitten aan de voorruit.
Zonder automatische
ruitenwissers
Met automatische
ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
► De wissnelheid selecteren: zet de hendel
omhoog of omlaag in de gewenste stand.
• als de verklikkerlampjes "AUT O" en
"Grootlicht" branden, zal het systeem
overschakelen op het dimlicht.
Geef nogmaals een lichtsignaal om de functie
weer te activeren.
In de volgende gevallen kan het systeem
tijdelijk worden uitgeschakeld of niet
goed werken:
–
Bij zeer slecht zicht (bijvoorbeeld bij
sneeuw of zware regen).
–
Als de voorruit voor de camera vuil of
beslagen is, of wordt afgedekt (bijvoorbeeld
door een sticker).
–
Als de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door spiegelende of reflecterende
panelen (bijvoorbeeld verkeersborden).
Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit als
het dichte mist detecteert.
Het systeem detecteert geen:
–
W
eggebruikers die geen verlichting voeren,
zoals voetgangers.
–
V
oertuigen waarvan de verlichting wordt
afgeschermd (bijvoorbeeld door een vangrail
op de snelweg).
–
V
oertuigen die zich aan de top of de voet
van een steile helling, in een bocht of op een
zijweg bevinden.
Reinig de voorruit, met name het
gedeelte vóór de camera, regelmatig.
De binnenkant van de voorruit kan ook
beslaan ter hoogte van de camera. Bij
vochtige en koude weersomstandigheden
moet u de voorruit regelmatig ontwasemen.
Laat geen sneeuw op de motorkap of het dak
liggen, omdat de detectiecamera daardoor
kan worden afgedekt.
Statische bochtverlichting
(Alleen bij uitvoeringen met Full LED-koplampen)
Dit systeem zorgt ervoor dat de mistlamp
vóór tijdens het rijden met dim- of groot licht
wordt ingeschakeld om de binnenkant van
de bocht extra te verlichten bij snelheden tot
40
km/h (handig in de stad, op bochtige wegen,
kruispunten, parkeergarages enz).
Zonder/met statische bochtverlichting
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie wordt ingesteld in het menu
Rijverlichting/Auto op het touchscreen.
Inschakelen / uitschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld:
–
bij het inschakelen van een richtingaanwijzer
of
–
als het stuurwiel ver genoeg wordt verdraaid.
Het systeem wordt uitgeschakeld:
–
bij een geringe stuuruitslag.
–
bij snelheden boven 40
km/u.
–
als de achteruit is ingeschakeld.
Ruitenwisserschakelaar
Verwijder onder winterse
omstandigheden sneeuw, ijs of rijp van
de voorruit, van het gebied rondom de
ruitenwisserarmen en -bladen en van de
voorruitrand alvorens de ruitenwissers in te
schakelen.
Page 91 of 308

89
Verlichting en zicht
4Schakel de ruitenwissers niet in als de
voorruit droog is. Controleer voordat u bij
extreem koud of warm weer de ruitenwissers
inschakelt of de ruitenwisserbladen niet
vastzitten aan de voorruit.
Zonder automatische
ruitenwissers
Met automatische
ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
► De wissnelheid selecteren: zet de hendel
omhoog of omlaag in de gewenste stand.
Wissen op hoge snelheid (hevige
neerslag)
Wissen op normale snelheid (matige
regenval)
Intervalwissen (wissnelheid afhankelijk
van de rijsnelheid)
Uit
Na het afzetten van het contact kunnen
de ruitenwissers nog een kleine
beweging maken waarmee ze onder de
motorkap worden opgeborgen.
Als het contact is afgezet met de ruitenwissers ingeschakeld, moet u na
het aanzetten van het contact weer de hendel
bedienen om de ruitenwissers opnieuw in te
schakelen (tenzij het contact minder dan 1
minuut is afgezet geweest).
Automatische ruitenwissers (reageren op hoeveelheid regen).
Zie het betreffende hoofdstuk.
Eén keer wissen
► Trek de hendel kort naar u toe.
Ruitensproeiers voorruit
► Trek de hendel van de ruitenwisserschakelaar
naar u toe.
De ruitensproeiers en ruitenwissers werken
zolang er aan de hendel wordt getrokken.
Wanneer de ruitensproeiers stoppen, wissen de
ruitenwissers nog één keer.
De ruitensproeiers vóór zijn in de
uiteinden van elke ruitenwisserarmen
geïntegreerd.
De ruitensproeiervloeistof wordt over de
gehele lengte van het ruitenwisserblad
op de voorruit gesproeid. Dit zorgt voor
beter zicht en een lager verbruik van
ruitensproeiervloeistof.
In sommige gevallen, afhankelijk van de
samenstelling of kleur van de vloeistof en
het omgevingslicht is het sproeien van de
vloeistof nauwelijks zichtbaar.
Page 92 of 308

90
Verlichting en zicht
Ruitenwisserbladen
vervangen
Verwijderen/aanbrengen
ruitenwisserbladen vóór
► Voer het vervangen van de
ruitenwisserbladen uit vanaf de bestuurderszijde.
► Begin met het ruitenwisserblad dat zich het
verste van u af bevindt. Houd elke arm vast bij
het starre gedeelte en beweeg de arm zo ver
mogelijk omhoog.
Pak de ruitenwisserarmen niet vast op de
plek van de ruitensproeiers.
Raak de ruitenwisserbladen niet aan - kans
op onherstelbare vervorming.
Laat de ruitenwisserarmen niet los tijdens het
omhoog zetten - Kans op beschadiging van
de voorruit!
Bedien de ruitensproeiers niet zolang het
reservoir van de ruitensproeiervloeistof
leeg is; kans op beschadiging van de
ruitenwisserbladen.
Bedien de ruitensproeiers alleen als er geen
risico is van bevriezing van de vloeistof op
de voorruit; hierdoor zou het zicht namelijk
kunnen afnemen. Gebruik tijdens de winter
producten die geschikt zijn voor zeer lage
temperaturen.
Vul nooit bij met water.
Ruitenwisser achter
► Draai aan de ring om het symbool van de
gewenste stand tegenover het merkteken te
zetten.
Uit
Interval
Sproeien en wissen
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn geactiveerd op het
moment dat u de achteruitversnelling inschakelt,
treedt ook de ruitenwisser achter in werking.
Deze functie kan worden ingesteld
via het configuratiemenu van de
auto.
Wanneer er sneeuw of ijs op de
achterruit ligt of er een fietsendrager op
de trekhaak is gemonteerd, schakel de
automatische ruitenwisser dan uit via het
configuratiemenu van de auto.
Ruitensproeier achter
► Draai de ring helemaal richting het dashboard
en houd hem in deze stand.
De ruitensproeier en ruitenwisser werken zolang
aan de ring wordt gedraaid.
Na het sproeien wordt nog een laatste wisslag
gemaakt.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
De onderhoudsstand wordt gebruikt bij het
reinigen of vervangen van de wisserbladen. De
stand kan ook in de winter (bij ijs en sneeuw)
worden gebruikt om de ruitenwisserbladen los te
zetten van de voorruit.
Voor een goede werking van de
ruitenwissers raden wij u het volgende
aan:
–
Ga er voorzichtig mee om.
–
Reinig ze regelmatig met zeepsop.
–
Gebruik de ruitenwissers niet om een stuk
karton tegen de voorruit te houden.
– Vervang ze zodra ze tekenen van slijtage
vertonen.
Voordat u een wisserblad van de voorruit
demonteert
► Wanneer u de wisserhendel binnen een
minuut na het uitschakelen van het contact
bedient, gaan de wisserbladen in een verticale
positie staan.
►
Ga verder met waar u mee bezig was of
vervang de ruitenwisserbladen.
Na het monteren van een ruitenwisserblad
voor de voorruit
► Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserhendel om de ruitenwissers weer in
de oorspronkelijke stand te zetten.
Page 93 of 308

91
Verlichting en zicht
4Ruitenwisserbladen
vervangen
Verwijderen/aanbrengen
ruitenwisserbladen vóór
► Voer het vervangen van de
ruitenwisserbladen uit vanaf de bestuurderszijde.
►
Begin met het ruitenwisserblad dat zich het
verste van u af bevindt. Houd elke arm vast bij
het starre gedeelte en beweeg de arm zo ver
mogelijk omhoog.
Pak de ruitenwisserarmen niet vast op de
plek van de ruitensproeiers.
Raak de ruitenwisserbladen niet aan - kans
op onherstelbare vervorming.
Laat de ruitenwisserarmen niet los tijdens het
omhoog zetten - Kans op beschadiging van
de voorruit!
► Reinig de voorruit met behulp van een
reinigingsmiddel voor autoruiten.
Gebruik geen waterafstotende producten
van het type "Rain X".
►
Maak het versleten wisserblad dat zich het
dichtste bij u bevindt los en verwijder het.
►
Breng het nieuwe wisserblad aan en klem het
op de ruitenwisserarm.
►
Herhaal de procedure voor het andere
ruitenwisserblad.
►
Begin met het ruitenwisserblad dat zich het
dichtste bij u bevindt, houd nogmaals elke arm
vast bij het starre gedeelte
en leg de ruitenwisser
voorzichtig op de voorruit.
Verwijderen/aanbrengen
ruitenwisserblad achter
► Houd de arm vast bij het starre gedeelte en
beweeg deze zo ver mogelijk omhoog.
►
Reinig de achterruit met reinigingsmiddel
voor autoruiten.
►
Maak het versleten wisserblad los en
verwijder het.
►
Breng het nieuwe wisserblad aan en klem het
op de ruitenwisserarm.
►
Houd nogmaals de arm vast bij het starre
gedeelte en leg de ruitenwisser voorzichtig op de
achterruit.
Automatische ruitenwissers
In de stand AUTO worden de ruitenwissers
vóór automatisch ingeschakeld als neerslag
wordt gedetecteerd. Als het regent, wordt de
wissnelheid automatisch aangepast aan de
hoeveelheid neerslag.
De neerslag wordt gedetecteerd door een
regen-/lichtsensor die zich in het midden aan de
bovenzijde van de voorruit bevindt, achter de
binnenspiegel.
Dek de regen-/lichtsensor niet af.
Schakel de automatische ruitenwissers
uit en zet het contact af als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen van de
automatische ruitenwissers tot de voorruit
volledig ontdooid is.
Inschakelen
► Duw de hendel kort omlaag.
De ruitenwissers maken één slag om het
inschakelen te bevestigen.
Page 94 of 308
92
Verlichting en zicht
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden en er
wordt een melding weergegeven.
Uitschakelen
► Duw de hendel nog een keer kort omlaag of
zet de hendel in een andere stand ( Int.,
1 of 2).
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat uit en er wordt
een melding weergegeven.
Elke keer als het contact meer dan 1
minuut is afgezet geweest, moet u de
automatische werking van de ruitenwissers
opnieuw activeren door de hendel één keer
omlaag te duwen.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in de
intervalstand.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Page 95 of 308

93
Veiligheid
5Algemene aanbevelingen met betrekking tot de
veiligheid
Verwijder de stickers niet die op de
verschillende plaatsen van uw auto zijn
aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie over
de identificatie van de auto.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw
auto contact op met een gekwalificeerde
werkplaats die beschikt over de juiste
technische informatie, vakkennis en
apparatuur. Het PEUGEOT-netwerk is in staat
u dit te bieden.
Afhankelijk van de landelijke wetgeving kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser, een
verbandtrommel, spatlappen aan de
achterzijde van de auto enz.
Monteren van elektrische accessoires:
– Het monteren van elektrische
uitrustingselementen of accessoires die niet
onder een artikelnummer in het assortiment
van PEUGEOT
voorkomen, kan tot een
hoger stroomverbruik leiden en kan storingen
in het elektrische systeem van uw auto
veroorzaken. Ga naar het PEUGEOT-netwerk
voor meer informatie over het aanbod aan
accessoires met een artikelnummer.
–
Uit veiligheidsoverwegingen is toegang tot
de diagnose-aansluiting, die is gekoppeld
aan de elektronische systemen in de
auto, uitsluitend voorbehouden aan het
PEUGEOT
-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats waar de beschikking is over
geschikt gereedschap (kans op storingen in
de elektronische systemen die kunnen leiden
tot pech of ernstige ongevallen). De fabrikant
kan niet aansprakelijk worden gesteld als dit
voorschrift niet wordt opgevolgd.
–
Wijzigingen of aanpassingen die niet door
PEUGEOT
zijn voorzien of toegestaan, of
die niet volgens de technische voorschriften
van de fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot het
vervallen van de commerciële garantie.
Monteren van als accessoire
geleverde radiocommunicatiezenders
Voordat u een radiocommunicatiezender
met buitenantenne monteert, moet u bij
het PEUGEOT-netwerk de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne,
specifieke installatievoorschriften) van de
voor montage geschikte zenders opvragen,
conform de Richtlijn Elektromagnetische
Compatibiliteit (2004/104/EG).
Conformiteitsverklaring voor
radioapparatuur
De relevante certificaten zijn beschikbaar op
de website http://public.servicebox.peugeot.
com/APddb/.
Alarmknipperlichten
► Wanneer u op de rode toets drukt, gaan alle
richtingaanwijzers knipperen.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Automatisch inschakelen van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de alarmknipperlichten
automatisch ingeschakeld, afhankelijk van de
mate van remvertraging. Zodra u weer gas geeft,
gaan de alarmknipperlichten uit.
Page 96 of 308

94
Veiligheid
Ze kunnen ook worden uitgeschakeld door weer
op de toets te drukken.
Claxon
► Druk op het middelste gedeelte van het
stuurwiel.
Geluidssignaal voor
voetgangers (hybride)
Dit systeem waarschuwt voetgangers wanneer
u in de modus ELECTRIC rijdt (100% elektrisch
rijden).
* In overeenstemmi ng met de algemene gebruiksvoorwaarden van de dienst, die u bij een deal\
er kunt opvragen en afhankelijk van de technische
beperkingen van het systeem.
**
In gebie
den die worden gedekt door Peugeot Connect SOS en Peugeot Connect AssistanceBij een dealer kunt u een lijst van landen waar het systeem
werkzaam is en een lijst met beschikbare telematicadiensten opvragen; de\
ze lijsten zijn ook beschikbaar op de internetsite voor uw land. Het geluidssignaal voor voetgangers klinkt als
de auto rijdt, bij snelheden tot 30 km/u in een
versnelling vooruit of achteruit.
Storing
Bij een storing gaat dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem
te laten controleren.
Urgence-noodoproep
of Assistance-
pechhulpoproep
Peugeot Connect SOS
(PE112)
► Druk in geval van nood langer dan 2
seconden op de toets 1
.
Het brandende controlelampje en een
spraakbericht bevestigen dat de oproep naar de
hulpdiensten is verstuurd*.
‘Peugeot Connect SOS’ zoekt onmiddellijk
uw auto en brengt u een contact met de juiste
nooddiensten**.
►
W
anneer u deze toets meteen opnieuw
indrukt, wordt de oproep geannuleerd.
Het controlelampje knippert wanneer de
autogegevens worden verzonden en blijft
branden wanneer communicatie tot stand is
gebracht.
Als de airbagregeleenheid onafhankelijk van de activering van de airbags een
aanrijding detecteert, wordt er automatisch
een noodoproep verzonden.
‘Peugeot Connect SOS’ is een dienst die
gratis beschikbaar is.