Page 153 of 260

151
Praktische informatie
7Compatibiliteit van
brandstoffen
Benzine die voldoet aan de norm EN228 met
respectievelijk tot 5% en 10% ethanol.
Diesel die voldoet aan de normen
EN590, EN16734 en EN16709, met een
methylvetzuurgehalte tot respectievelijk 7%,
10%, 20% en 30%. Bij het gebruik van B20- of
B30-brandstof, zelfs af en toe, gelden speciale
onderhoudsvoorschriften die onder "Zware
omstandigheden" vallen.
Diesel met paraffine volgens de norm EN15940.
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is
nadrukkelijk verboden (kans op schade aan
de motor en het brandstofcircuit).
Alleen brandstofadditieven die voldoen aan de norm B715001(benzine) of
B715000 (diesel) zijn toegestaan.
Diesel bij lage
buitentemperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan
paraffine in zomerdiesel vlokvorming en
storingen in de motor veroorzaken. Bij deze
temperaturen is het raadzaam winterdiesel te
tanken en de tank voor minimaal 50% gevuld te
houden.
Bij temperaturen beneden -15 °C is het beter om de auto binnen te parkeren (verwarmde garage)
om problemen bij het starten te voorkomen.
Reizen naar het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de motor van
uw auto beschadigen.
In bepaalde landen kan het nodig zijn een
specifieke brandstofsoort te gebruiken
(specifiek octaangetal, specifieke
commerciële benaming enz.) om de goede
werking van de motor te garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw
dealer.
Tanken
Inhoud brandstoftank: ongeveer 44 liter
(benzine) of 41 liter (diesel).
Reservevolume: ongeveer 5 liter.
Laag brandstofniveau
Als de brandstoftank bijna leeg is, gaat dit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal. Als het
lampje gaat branden, bevat de tank nog
ongeveer 5 liter brandstof.
Zolang er nog niet voldoende brandstof is
getankt, gaat dit lampje steeds bij het aanzetten
van het contact branden in combinatie
met de weergave van een melding en een
geluidssignaal. Tijdens het rijden worden deze
melding en dit geluidssignaal steeds vaker
herhaald naarmate het niveau steeds dichter bij
0 komt.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat
u met een lege tank strandt.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over een lege brandstoftank
(diesel).
Stop & Start
Tank nooit als de motor in de STOP-
stand staat. Zet in dat geval altijd het contact
af.
Tanken
Als er minder dan 5 liter brandstof wordt getankt,
wordt deze stijging van het brandstofniveau niet
weergegeven op de brandstofniveaumeter.
Bij het openen van de brandstofvuldop kan er
een aanzuiggeluid van lucht hoorbaar zijn. Dit is
volkomen normaal en wordt veroorzaakt door de
onderdruk die ontstaat door de afdichting van het
brandstofcircuit.
Veilig tanken:
Page 154 of 260

152
Praktische informatie
►Zet altijd eerst de motor af.
►Druk, als de auto is ontgrendeld, ophet midden van het achterste deel van de
brandstofvulklep om deze te openen.
►Kies de juiste brandstof bij het tankstation(deze staat vermeld op de sticker aan de
binnenzijde van de brandstofvulklep van de
auto).
►Draai de brandstofvuldop linksom.►Verwijder de brandstofvuldop en plaats dezeop de steun (op de brandstofvulklep).►Steek het vulpistool tot de aanslag in devulopening voordat u het vulpistool inknijpt (om
spatten te voorkomen).
►Vul de brandstoftank.Laat het vulpistool maximaal drie keer
afslaan, aangezien er anders storingen
kunnen optreden.
►Plaats de vuldop terug.►Draai de dop rechtsom.►Druk de brandstofvulklep dicht.
Als u per ongeluk verkeerde brandstofvoor de auto tankt, moet de tank eerst
worden afgetapt en weer gevuld voordat de
motor kan worden gestart.
De auto is voorzien van een katalysator die
schadelijke bestanddelen in de uitlaatgassen
vermindert.
Bij benzinemotoren mag uitsluitend loodvrije
benzine worden gebruikt.
Door de smallere vulpijp kan er alleen loodvrije
benzine worden getankt.
Tankbeveiliging (diesel)
(Afhankelijk van het verkoopland.)
Dit mechanische systeem voorkomt dat er
benzine in de tank van een dieselauto getankt
kan worden.
Deze voorziening, die in de tankopening
is ingebouwd, is zichtbaar zodra u de
brandstofvuldop verwijdert.
Werking
Wanneer u bij een auto met dieselmotor een
benzinetankpistool in de tankopening plaatst,
wordt dit tegengehouden door een klep.
Daardoor blijft het pistool vergrendeld en kan er
dus niet worden getankt.
Probeer in dat geval niet alsnog te tanken,
maar kies een dieseltankpistool.
Het vullen van de brandstoftank met
behulp van een jerrycan is wel mogelijk.
Reizen naar het buitenland
De tankpistolen voor het tanken van
diesel kunnen per land verschillen, waardoor
kan een tankbeveiliging op de auto ervoor
kan zorgen dat tanken niet mogelijk is.
Wanneer u naar het buitenland reist, raden
wij u aan om bij een PEUGEOT-dealer na
te vragen of de auto geschikt is voor de
apparatuur in de landen die u bezoekt.
Laadsysteem (elektrisch)
Elektrisch systeem van
400V
Het elektrische tractiesysteem dat met
een spanning van ongeveer 400 V werkt,
is te herkennen aan de oranje kabels. De
componenten ervan zijn gemarkeerd met het
volgende symbool:
De aandrijflijn van een elektrische auto
kan tijdens het gebruik en na het
uitzetten van het contact heel warm worden.
Neem de waarschuwingen op de labels in
acht, vooral die op de binnenzijde van de
klep.
Alle werkzaamheden of aanpassingen aan
het elektrische systeem van de auto (inclusief
de tractiebatterij, stekkers, oranje kabels en
andere componenten die aan de binnen- of
buitenkant zichtbaar zijn) zijn ten strengste
Page 155 of 260

153
Praktische informatie
7Laadsysteem (elektrisch)
Elektrisch systeem van
400 V
Het elektrische tractiesysteem dat met
een spanning van ongeveer 400 V werkt,
is te herkennen aan de oranje kabels. De
componenten ervan zijn gemarkeerd met het
volgende symbool:
De aandrijflijn van een elektrische auto
kan tijdens het gebruik en na het
uitzetten van het contact heel warm worden.
Neem de waarschuwingen op de labels in
acht, vooral die op de binnenzijde van de
klep.
Alle werkzaamheden of aanpassingen aan
het elektrische systeem van de auto (inclusief
de tractiebatterij, stekkers, oranje kabels en
andere componenten die aan de binnen- of
buitenkant zichtbaar zijn) zijn ten strengste
verboden - kans op ernstige brandwonden
of een mogelijk dodelijke elektrische schok
(kortsluiting/elektrocutie)!
Neem bij problemen altijd contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Dit label mag alleen door de brandweer
en onderhoudsdiensten worden gebruikt
bij werkzaamheden aan de auto.
Andere personen mogen het apparaat op dit
label niet aanraken.
Bij een aanrijding of schok
Het elektrische systeem of de
tractiebatterij kan ernstig beschadigd raken
bij een ongeval of een schok tegen de
onderzijde van de auto.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats en zet het contact af.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij brand
Stap onmiddellijk uit de auto en laat ook
alle passagiers uit de auto stappen. Probeer
de brand nooit zelf te blussen - kans op
elektrocutie!
U moet onmiddellijk contact opnemen met de
nooddiensten en daarbij melden dat het om
een elektrische auto gaat.
Bij het wassen van de auto
Als u de auto gaat wassen, controleer
dan altijd eerst of de laadklep goed is
gesloten.
Was de auto niet tijdens het opladen van de
tractiebatterij.
Wassen met hogedrukspuit
Vermijd schade aan elektrische
componenten door nooit een hogedrukspuit
te gebruiken om de motorruimte of de
onderzijde van de auto te wassen.
Gebruik geen hogere druk dan 80 bar
wanneer u de carrosserie wast.
Zorg dat er geen water of stof in de
laadaansluiting of laadstekker komt
- kans op elektrocutie of brand!
U mag de laadstekker of -kabel nooit met
natte handen aansluiten of loskoppelen - kans
op elektrocutie!
Page 156 of 260

154
Praktische informatie
Tractiebatterij
In deze batterij wordt de energie opgeslagen
voor de elektromotor en de verwarming en
airconditioning. Tijdens het gebruik loopt de
tractiebatterij leeg en daarom moet hij regelmatig
worden opgeladen. U hoeft niet met opladen te
wachten tot de tractiebatterij bijna leeg is.
De actieradius van de tractiebatterij is afhankelijk
van de rijstijl, de route, het gebruik van de
verwarmings- en airconditioningssystemen en
de veroudering van de componenten van de
tractiebatterij.
Het verouderingsproces van de
tractiebatterij wordt door diverse factoren
beïnvloed, zoals het klimaat, de afgelegde
afstand en hoe vaak de tractiebatterij snel is
opgeladen.
Bij schade aan de tractiebatterij
Het is ten strengste verboden om zelf
werkzaamheden aan de auto uit te voeren.
Als er vloeistof uit de batterij komt, raak deze
dan nooit aan. Als dit toch gebeurt, spoel de
huid dan grondig af met water en raadpleeg
zo snel mogelijk een arts.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
Laadaansluitingen
en bijbehorende
verklikkerlampjes
1. Laadaansluitingen
2. Toets voor inschakelen van geprogrammeerd
opladen
3. Verklikkerlampje vergrendeling laadstekker
Rood: stekker correct geplaatst en
vergrendeld in de aansluiting.
4. Verklikkerlampje voor laden
Status van
verklikkerlampje
voor opladen Betekenis
Wit, permanent Verlichting wanneer
de klep wordt
geopend.
Blauw, permanent Geprogrammeerd
laden.
Groen, knipperend Laden bezig.
Groen, permanent Laden voltooid.
Rood, permanent Storing.
Bij een schok (zelfs een lichte schok)
tegen de laadklep mag deze niet meer
worden gebruikt.
Verwijder of wijzig de laadstekker niet
- brandgevaar!
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Laadkabels
De bij de auto meegeleverde laadkabel is
geschikt voor elektrische systemen in het
land waar de auto is verkocht. Als u naar het
buitenland gaat, raadpleeg dan de onderstaande
tabel en controleer of uw laadkabel geschikt is
voor de plaatselijke elektrische systemen.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats voor meer
Page 157 of 260

155
Praktische informatie
7informatie en voor het aanschaffen van geschikte
laadkabels.
Normaal stopcontact
(Opladen via een normaal stopcontact - éénfase-wisselstroom (AC))
Type 2 met een gewoon stopcontact A:
maximale laadstroom 8 A.
Type 2 met een Green'Up-stopcontact B: maximale laadstroom 16 A.
Laadkabel type 2 (AC) met geïntegreerde
regeleenheid
Laadkabel type 2 met geïntegreerde
regeleenheid
Het is van essentieel belang om beschadiging
van de kabel te voorkomen.
Een beschadigde kabel mag u niet meer
gebruiken. Neem in dat geval contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om de kabel te laten vervangen.
Lader voor versneld laden (wallbox)
(versneld laden - éénfase- of driefasen- wisselstroom (AC))
Afhankelijk van de uitvoering, met type 3 en een wallbox voor versneld laden: maximale laadstroom 32 A.
Laadkabel type 3 (AC)
Lader voor versneld laden (wallbox)
Verwijder de wallbox niet en wijzig hem
niet. Kans op elektrocutie en/of brand!
Zie de gebruikershandleiding van de wallbox
voor de bedieningsinstructies.
Openbaar snellaadpunt
(snelladen - gelijkstroom (DC))
Laadkabel type 4 (DC)
(onderdeel van het openbare snellaadpunt)
Page 158 of 260

156
Praktische informatie
Regeleenheid
POWER
Groen: elektrische verbinding tot stand
gebracht; het laden kan beginnen.
CHARGE
Knippert groen: bezig met laden of
voorverwarming geactiveerd.
Brandt permanent groen: laden voltooid.
FAULT
Rood: storing; laden niet toegestaan of
moet onmiddellijk worden gestopt. Controleer
of alle aansluitingen in orde zijn en of de
elektrische installatie niet defect is.
Als het lampje niet uit gaat, neem dan
contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als u de laadkabel in een stopcontact steekt,
gaan alle lampjes kort branden.
Als er geen lampjes gaan branden, controleer
dan de zekering van het stopcontact.
– Als de zekering is gesprongen, neem dan contact op met een elektricien om te controleren
of uw elektrische installatie geschikt is en
eventuele reparaties uit te voeren.
– Als de zekering niet is gesprongen, gebruik de laadkabel dan niet en neem contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Aanbevelingen op het label van de
regeleenheid
1.Lees voor gebruik het instructieboekje.
2. Bij verkeerd gebruik van deze laadkabel
kunnen er brand, schade aan eigendommen
en ernstig of dodelijk letsel door elektrocutie
ontstaan!
3. Gebruik altijd een goed geaard stopcontact,
beschermd door een aardlekschakelaar van
30 mA.
4. Gebruik altijd een stopcontact met zekering,
geschikt voor de stroomsterkte van het
elektrische circuit. 5.
Het gewicht van de regeleenheid mag niet
door het stopcontact, de stekker en de
kabels worden gedragen.
6. Gebruik deze laadkabel nooit als hij defect
of beschadigd is.
7. Probeer deze laadkabel nooit te repareren
of te openen. Deze kabel heeft geen
onderdelen die kunnen worden gerepareerd
- vervang de laadkabel als deze beschadigd
is.
8. Dompel deze laadkabel nooit onder in water.
9. Gebruik deze laadkabel nooit met een
verlengsnoer, een multistekker, een
omvormeradapter of een beschadigd
stopcontact.
10. Stop het laden niet door de stekker uit het
stopcontact te trekken.
11 . Forceer de stekker niet als deze op de
aansluiting van de auto is vergrendeld.
12. Stop onmiddellijk met laden door de auto
met de afstandsbediening te vergrendelen
en daarna te ontgrendelen als de laadkabel
of het stopcontact zeer heet aanvoelen.
13. Deze laadkabel bevat onderdelen die
elektrische bogen of vonken kunnen
veroorzaken. Stel deze kabel niet bloot aan
ontvlambare dampen.
14. Gebruik deze laadkabel alleen bij auto's van
het merk PEUGEOT.
15. U mag de stekker nooit met natte handen in
het stopcontact steken of eruit halen.
De tractiebatterij laden
(elektrisch)
Als u de tractiebatterij wilt opladen, sluit dan
de auto aan op een normaal stopcontact
(voor normaal of versneld opladen) of op een
openbaar snellaadstation (voor snel laden).
Om de tractiebatterij volledig op te laden
moet u de gewenste laadprocedure zonder
onderbrekingen volgen tot de procedure
automatisch wordt beëindigd. Het laden kan
direct beginnen of op een geprogrammeerd
tijdstip.
U kunt op elk moment stoppen met laden door
de auto te ontgrendelen en de laadstekker te
verwijderen.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de laadweergaven op het
instrumentenpaneel en het touchscreen.
Afhankelijk van de uitvoering wordt de functie voor geprogrammeerd laden via
het touchscreen of de MyPeugeot-app
ingesteld.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de functie geprogrammeerd
laden.
U kunt de voortgang van het laden ook in
de gaten houden met de
MyPeugeot-app.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de op afstand bedienbare
functies.
Page 159 of 260

157
Praktische informatie
7De tractiebatterij laden
(elektrisch)
Als u de tractiebatterij wilt opladen, sluit dan
de auto aan op een normaal stopcontact
(voor normaal of versneld opladen) of op een
openbaar snellaadstation (voor snel laden).
Om de tractiebatterij volledig op te laden
moet u de gewenste laadprocedure zonder
onderbrekingen volgen tot de procedure
automatisch wordt beëindigd. Het laden kan
direct beginnen of op een geprogrammeerd
tijdstip.
U kunt op elk moment stoppen met laden door
de auto te ontgrendelen en de laadstekker te
verwijderen.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de laadweergaven op het
instrumentenpaneel en het touchscreen.
Afhankelijk van de uitvoering wordt de
functie voor geprogrammeerd laden via
het touchscreen of de MyPeugeot-app
ingesteld.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de functie geprogrammeerd
laden.
U kunt de voortgang van het laden ook in
de gaten houden met de
MyPeugeot-app.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de op afstand bedienbare
functies.
Uit veiligheidsoverwegingen start de
motor niet als de laadkabel is
aangesloten op de laadaansluiting van de
auto. Er wordt een waarschuwing op het
instrumentenpaneel weergegeven.
De tractiebatterij laden
De ventilator gaat tijdens het laden
aan om de geïntegreerde lader en de
tractiebatterij te koelen.
Auto langere tijd niet gebruikt
Laat de tractiebatterij elke drie maanden
volledig op. Voer de procedure voor het
opladen via een normaal stopcontact uit.
Controleer of de hulpaccu niet losgekoppeld
of leeg is voordat u begint met laden. Als
deze accu leeg is, zie dan het betreffende
hoofdstuk voor informatie over het aansluiten
of opladen van de accu.
Voorzorgsmaatregelen
Elektrische auto's zijn ontwikkeld in
overeenstemming met de richtlijnen voor
maximale elektromagnetische velden, zoals
uitgegeven door de International Commission
on Non-Ionizing Radiation Protection (ICNIRP - Richtlijnen 1998).Dragers van pacemakers of vergelijkbare
apparaten moeten een arts raadplegen
over eventueel te nemen voorzorgsmaatregelen
of contact opnemen met de fabrikant van hun
geïmplanteerde elektronische medische
apparaat om na te vragen of het apparaat
gegarandeerd werkt in een omgeving die voldoet
aan de richtlijnen van de ICNIRP.
Bij twijfel
Laden via een normaal stopcontact of
versneld laden: blijf niet in of in de buurt van
de auto, of in de buurt van de laadkabel of de
lader, zelfs niet voor korte tijd.
Snel opladen : gebruik het systeem niet
zelf en komt niet in de buurt van openbare
snelladers. Verlaat het gebied en vraag
iemand anders om de auto op te laden.
Voor laden via een normaal
stopcontact of versneld laden
Voorafgaand aan het laden
Afhankelijk van de situatie:
► Laat een elektricien controleren of de elektrische installatie voldoet aan de
geldende normen en geschikt is voor het
opladen van de auto.
► Laat een voor de auto geschikt specifiek stopcontact of een voor de auto geschikte
lader voor versneld laden (wallbox) monteren
door een professionele elektricien.
Gebruik de laadkabel die bij de auto wordt
meegeleverd.
Page 160 of 260

158
Praktische informatie
(Tijdens het laden)
Voer nooit werkzaamheden uit onder de
motorkap:
– Sommige gebieden blijven zeer heet, tot zelfs 1 uur nadat het laden is beëindigd - kans
op brandwonden!
– De ventilator kan op elk moment inschakelen - kans op snijwonden of
verstikking!
Na het laden
Controleer of de laadklep is gesloten.
Laat de kabel na het laden niet in het
stopcontact zitten - kans op kortsluiting of
elektrocutie als de kabel nat wordt of in water
terechtkomt!
Voor snelladen
Voorafgaand aan het laden
Controleer of het openbare
snellaadstation en de laadkabel geschikt zijn
voor uw auto.
Bij buitentemperaturen lager dan:
– 0 °C: het laden kan langer duren.– -20 °C: laden is mogelijk, maar het kan nog langer duren (de accu moet eerst worden
opgewarmd).
(Tijdens het laden)
Blijf niet in de auto zitten en blijf niet in de
buurt van de auto.
Wanneer het laden bezig is, wordt het laden
onderbroken als het bestuurdersportier wordt
geopend.
Na het laden
Controleer of de laadklep is gesloten.
Aansluiten
► Controleer of de selectiehendel in stand P
staat en het contact is afgezet voordat u begint
met laden, anders is het laden niet mogelijk.
► Open de laadklep door op de drukknop te drukken en controleer of er geen vuil aanwezig is
op de laadstekker.
Opladen via een normaal stopcontact
(type 2)
► Sluit de laadkabel aan de kant van de regeleenheid aan op een normaal stopcontact.
Tijdens het aansluiten gaan alle lampjes op de
regeleenheid branden. Vervolgens blijft alleen
het groene lampje POWER branden.► Verwijder de beschermkap van de laadstekker.► Steek de laadstekker in de laadaansluiting.Als het laden start, gaan de groene lampjes
CHARGE in de klep en daarna op de
regeleenheid knipperen.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of
alle aansluitingen in orde zijn.
Het rode lampje in de klep gaat branden om te
bevestigen dat de laadstekker is vergrendeld.
Als het laden is voltooid, maar de laadkabel nog is aangesloten, wordt het
laden bij het openen van het
bestuurdersportier ongeveer 20 seconden
hervat.
Versneld opladen (type 3)
► Volg de instructies voor het gebruik van de lader voor versneld opladen (Wallbox).► Verwijder de beschermkap van de laadstekker.