Page 89 of 260

87
Veiligheid
5“RÖMER Baby-Safe Plus met ISOFIX-basis”
(lengtecategorie: E)
Categorie 0+: vanaf geboorte tot 13 kg.
Dit kinderzitje wordt met de rug in de
rijrichting geplaatst met behulp van een
ISOFIX-basis die aan de ogen ( A) wordt
bevestigd.
De basis is voorzien van een in hoogte
verstelbare steun die op de vloer van de auto rust.
Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd met een veiligheidsgordel. In dat geval wordt het
zitje zonder basis met de driepuntsgordel op de zitplaats van de auto bevestigd.
"RÖMER Duo Plus ISOFIX "
(lengtecategorie: B1)
Groep 1: van 9 tot 18 kg
"RÖMER Duo Plus ISOFIX "
(lengtecategorie: B1)
Groep 1: van 9 tot 18 kg
Dit zitje wordt uitsluitend met het gezicht in de rijrichting geplaatst.
Het wordt aan de ringen ( A) en (B), en met de
bovenste riem, de TOP TETHER, bevestigd.
Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand. Dit kinderzitje kan ook worden gebruikt op
zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX- bevestigingspunten. In dat geval moet het
zitje met de driepuntsveiligheidsgordel op de stoel van de auto worden bevestigd. Stel de
voorstoel zo af dat de voeten van het kind de rugleuning niet kunnen raken.
i-Size-kinderzitjes
i-Size-kinderzitjes zijn voorzien van twee sloten die aan de twee bevest\
igingsringen A kunnen worden vastgemaakt.
Deze i-Size-kinderzitjes zijn ook uitgerust met:
– een bovenste bevestigingsriem die kan worden vastgemaakt aan bevestiging\
sring B.– of een steun die op de vloer rust, vóór de voor i-Size kinderzitje\
s geschikte zitplaats van de auto.Ze voorkomen dat het kinderzitje bij een ongeval naar voren kantelt.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over ISOFIX-bevestigingen.
Page 90 of 260
88
Veiligheid
Universele ISOFIX- en i-Size-kinderzitjes installeren
In overeenstemming met de Europese regelgeving geeft deze tabel de mogel\
ijkheden om kinderzitjes op de juiste manier met een veiligheidsgordel, \
en
universeel goedgekeurde kinderzitjes (a) en de grootste ISOFIX- en i-Size-kinderzitjes op posities in de auto die zijn voorzien van ISOFIX-ankerpunten te
installeren.
Stoelnummer
Voorstoelen (j) Achterbank
(j)
1 3456
3 1456
Airbag vóór aan passagierszijde Uitgeschakeld OFF
(b) Ingeschakeld ON
(c)
Plaats geschikt voor een universeel (a)
kinderzitje nee
ja (d) (f) jaja (e) ja
Plaats geschikt voor een i-Size-kinderzitjenee jajanee ja
Plaats voorzien van een TOP
TETHER-haak nee
jajanee ja
Kinderzitje van het type Carrycotnee neeja (g)neeja (g)
ISOFIX -kinderzitje met de rug in de
rijrichting nee
R3 neeR3 (h) (i) neeR3 (h) (i)
ISOFIX -kinderzitje met het gezicht in de
rijrichting nee
F3F3nee F3
Page 91 of 260

89
Veiligheid
5Stoelnummer
Voorstoelen (j) Achterbank
(j)
1 3456
3 1456
Airbag vóór aan passagierszijde Uitgeschakeld OFF
(b) Ingeschakeld ON
(c)
Kinderzitje met zitverhoger neeB3B3neeB3 (k)
Regels:
– Een plaats die geschikt is voor i-Size is ook
geschikt voor R1, R2 en F2X, F2, B2.
– Een plaats die geschikt is voor R3 is ook
geschikt voor R1 en R2.
– Een plaats die geschikt is voor F3 is ook
geschikt voor F2X en F2.
– Een plaats die geschikt is voor B3 is ook
geschikt voor B2.
(a) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle
auto's met de veiligheidsgordel kan worden
bevestigd.
(b) Wanneer u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op deze plaats wilt installeren,
dan moet de airbag van de voorpassagier
worden uitgeschakeld en dus op " OFF"
worden gezet . (c)
Op deze plaats mag alleen een kinderzitje
met het gezicht in de rijrichting worden
geplaatst wanneer de airbag van de
voorpassagier op " ON" staat.
(d) Stel een stoel met hoogteverstelling in op
de hoogste stand en zet deze volledig naar
achteren.
(e) Plaats een kinderzitje met steun nooit op de
middelste zitplaats achter.
(f) Bij een stoel zonder hoogteverstelling moet
de rugleuning rechtop staan.
(g) Als op deze plaats een kinderzitje van het
type Carrycot wordt geïnstalleerd, kunnen
er mogelijk geen andere kinderzitjes
achterin worden geïnstalleerd. (h)
Zet de bestuurdersstoel in de hoogste
stand.
(i) Zet de passagiersstoel vóór in de voorste
stand.
(j) Raadpleeg afhankelijk van de uitvoering
de wetgeving in uw land voordat u een
kinderzitje op deze zitplaats bevestigt.
(k) Klap de rugleuning niet neer.
Page 92 of 260

90
Veiligheid
• Draai naar rechts op het linker achterportier.• Draai naar links op het rechter achterportier.► Om te ontgrendelen, draait u deze in de tegenovergestelde richting.
Verwar de rode knop van de
kinderbeveiliging niet met de zwarte knop
van de noodvergrendeling.
Elektrische
kinderbeveiliging
Afhankelijk van de uitvoering voorkomt dit
systeem dat de achterportieren kunnen worden
geopend met de binnenhandgrepen en/of met de
knoppen van de elektrische achterruitbediening.
Uitvoeringen met 1 bediening
BelangrijkPlaatsen waar geen kinderzitje mag
worden geïnstalleerd.
Airbag voorpassagier uitgeschakeld.
Airbag voorpassagier ingeschakeld.
Plaatsen die geschikt zijn voor het
installeren van een kinderzitje die met de
veiligheidsgordel wordt bevestigd en universele
kinderzitjes met de rug of het gezicht in de
rijrichting .
Plaatsen geschikt voor het installeren van
een universeel goedgekeurd kinderzitje
met de veiligheidsgordel en kinderzitjes met het
gezicht in de rijrichting .
Plaatsen waar het installeren van een
i-Size-kinderzitje is toegestaan.
Plaatsen waar het installeren van een
i-Size-kinderzitje met het gezicht in de
rijrichting is toegestaan.
Aanwezigheid van een TOP TETHER-
bevestiging aan de achterzijde van de
rugleuning zodat er een ISOFIX-kinderzitje met
het gezicht in de rijrichting kan worden
gemonteerd.
Aanwezigheid van een TOP TETHER-
bevestiging aan de achterzijde van de
rugleuning zodat er een universeel ISOFIX-
kinderzitje met het gezicht in de rijrichting
kan worden gemonteerd.
ISOFIX -kinderzitje met de rug in de
rijrichting:
– R1: ISOFIX -kinderzitje voor baby.– R2: ISOFIX kleiner formaat kinderzitje.– R3: ISOFIX groot formaat kinderzitje.ISOFIX-kinderzitje met het gezicht in de
rijrichting:
– F2X: ISOFIX -kinderzitje voor kleuters.– F2: ISOFIX lager kinderzitje.– F3: ISOFIX volledige hoogte kinderzitje.Kinderzitje met zitverhoger.
ISOFIX-kinderzitje type Carrycot::
– L1: hoofd naar de linkerzijde.– L2: hoofd naar de rechterzijde.
Mechanische
kinderbeveiliging
Het systeem voorkomt dat een van de
achterportieren van binnenuit met de handgreep
kan worden geopend.
De rode knop bevindt zich op de zijkant van
beide achterportieren (aangegeven door een
label).
Vergrendelen/ontgrendelen
► Om te vergrendelen, draait u de rode knop
zo ver mogelijk met behulp van de spiesleutel:
Page 93 of 260

91
Veiligheid
5• Draai naar rechts op het linker achterportier.• Draai naar links op het rechter achterportier.► Om te ontgrendelen, draait u deze in de tegenovergestelde richting.
Verwar de rode knop van de
kinderbeveiliging niet met de zwarte knop
van de noodvergrendeling.
Elektrische
kinderbeveiliging
Afhankelijk van de uitvoering voorkomt dit
systeem dat de achterportieren kunnen worden
geopend met de binnenhandgrepen en/of met de
knoppen van de elektrische achterruitbediening.
Uitvoeringen met 1 bediening
Alleen elektrische ruiten
Deze bediening is een aanvulling op de
handbediende kinderbeveiliging voor de
achterportieren.
Portieren en elektrische ruiten
Uitvoeringen met 2 bedieningen
Alleen portieren/Alleen elektrische ruiten
Inschakelen/uitschakelen
► Druk met het contact aan op de bijbehorende knop om de kinderbeveiliging in of uit te
schakelen (het bijbehorende controlelampje gaat
aan of uit om dit aan te geven).
Wanneer de kinderbeveiliging wordt in- of
uitgeschakeld, wordt er ook een melding
weergegeven.
Als het lampje een andere status aangeeft, wijst dit op een storing in de
elektrische kinderbeveiliging.
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als de kinderbeveiliging is ingeschakeld, kunnen de deuren nog altijd van buitenaf
worden geopend en/of kunnen de elektrische
achterruiten met de bediening op het
bestuurdersportier worden bediend.
Dit systeem werkt onafhankelijk van de
centrale vergrendeling; gebruik het nooit
in plaats daarvan.
Controleer bij het aanzetten van het contact
altijd de stand van de kinderbeveiliging.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor
een korte periode, altijd de sleutel mee.
Bij een ernstige aanrijding wordt de
elektrische kinderbeveiliging automatisch
uitgeschakeld, zodat de achterpassagiers de
auto kunnen verlaten.
Page 94 of 260

92
Rijden
Rijadviezen
► Houd u altijd aan de verkeersregels en let onder alle omstandigheden goed op.► Richt uw aandacht op het verkeer en houd uw handen op het stuurwiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
► Kies voor een soepele rijstijl, anticipeer op situaties waarbij u moet remmen en houd
afstand van de auto's voor u, vooral bij slecht
weer.
► Voer handelingen die veel aandacht vergen (bijvoorbeeld verstellen of afstellen) altijd bij
stilstaande auto uit.
► Bij lange ritten is het raadzaam om elke twee uur pauze te nemen.
Belangrijk!
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte. Verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans
op vergiftiging met dodelijke afloop!
Laat de motor bij zeer winterse
omstandigheden (temperaturen lager
dan -23 °C) gedurende 4 minuten stationair
draaien voordat u wegrijdt. Dit is belangrijk
voor de goede werking en de levensduur van
de mechanische onderdelen van uw auto (de
motor en de transmissie).
Rijd nooit met aangetrokken
parkeerrem . Kans op oververhitting en
beschadiging van het remsysteem!
Parkeer de auto niet of laat de motor
niet draaien op een brandbare
ondergrond (dor gras, dode bladeren
enz).Het uitlaatsysteem van uw auto wordt
erg warm en blijft ook na het afzetten van de
motor nog enkele minuten warm.
Brandgevaar!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter.Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten, schakel
dan de parkeerrem in en zet de
versnellingsbak of schakelhendel in de
neutraalstand of in de stand N of P,
afhankelijk van de uitvoering.
Laat nooit kinderen zonder toezicht in
de auto achter.
Rijden op een overstroomde
weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
► controleer dat de diepte van het water nergens meer is dan 15 cm en houd daarbij rekening met de golven die kunnen worden
veroorzaakt door andere gebruikers,
► schakel de functie Stop & Start uit,► rijd zo langzaam mogelijk zonder de motor te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan 10 km/h,► zet de auto niet stil en zet de motor niet af.Als u het overstroomde weggedeelte achter u
hebt gelaten, rem dan, zodra de verkeerssituatie
dat toelaat, meerdere keren licht af om de
remschijven en remblokken te drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Geluid (elektrisch)
Buiten
De auto maakt onder het rijden bijna geen
geluid; daarom moet de bestuurder extra goed
opletten.
Bij snelheden tot 30 km/u waarschuwt het geluidssignaal voor voetgangers andere
weggebruikers dat uw auto eraan komt.
De tractiebatterij laden
De ventilator gaat tijdens het laden
aan om de geïntegreerde lader en de
tractiebatterij te koelen.
Binnen
Onder het rijden kunt u bepaalde geluiden horen
die bij een elektrische auto horen. Deze geluiden
zijn bijvoorbeeld:
– Het relais van de tractiebatterij bij het starten.– De vacuümpomp bij het remmen.– Afrolgeluiden van de banden of windgeruis tijdens het rijden. – Schokkende en kloppende geluiden bij het wegrijden op een helling.
Trekken van een aanhanger
Wanneer de auto met een aanhanger
rijdt, wordt de auto zwaarder belast en
moet u extra voorzichtig zijn.
Overschrijd nooit het maximaal
toegestane aanhangergewicht.
Op hoogte: verlaag het maximale
aanhangergewicht met 10% voor elke extra
1000 meter; door de lagere luchtdichtheid op
grote hoogte nemen de motorprestaties af.
Page 95 of 260

93
Rijden
6Bij snelheden tot 30 km/u waarschuwt het
geluidssignaal voor voetgangers andere
weggebruikers dat uw auto eraan komt.
De tractiebatterij laden
De ventilator gaat tijdens het laden
aan om de geïntegreerde lader en de
tractiebatterij te koelen.
Binnen
Onder het rijden kunt u bepaalde geluiden horen
die bij een elektrische auto horen. Deze geluiden
zijn bijvoorbeeld:
– Het relais van de tractiebatterij bij het starten.– De vacuümpomp bij het remmen.– Afrolgeluiden van de banden of windgeruis tijdens het rijden. – Schokkende en kloppende geluiden bij het wegrijden op een helling.
Trekken van een aanhanger
Wanneer de auto met een aanhanger
rijdt, wordt de auto zwaarder belast en
moet u extra voorzichtig zijn.
Overschrijd nooit het maximaal
toegestane aanhangergewicht.
Op hoogte: verlaag het maximale
aanhangergewicht met 10% voor elke extra
1000 meter; door de lagere luchtdichtheid op
grote hoogte nemen de motorprestaties af.
Nieuwe auto: gebruik de auto pas om een aanhanger te trekken als deze
minstens 1000 kilometer heeft gereden.
Als de buitentemperatuur hoog is, raden wij u aan om de motor 1 tot 2 minuten
stationair te laten draaien voordat u de motor
afzet, zodat de motor sneller kan afkoelen.
Controle voor vertrek
Kogeldruk
► Verdeel het gewicht in de caravan/aanhanger gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht
mogelijk bij de as (op het punt van samenkomst
bij uw auto) en probeer de maximaal toegestane
kogeldruk zo dicht mogelijk te benaderen zonder
deze te overschrijden.
Banden
► Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhanger en breng deze indien nodig op
de juiste waarde.
Verlichting
► Controleer de verlichting van de aanhanger en de hoogteverstelling van de koplampen van
uw auto.
De parkeerhulp wordt automatisch
uitgeschakeld om een geluidssignaal te
vermijden als bij het aankoppelen van een
aanhanger een originele PEUGEOT-trekhaak
wordt gebruikt.
Tijdens het rijden
Koeling
Wanneer u met de auto een aanhanger sleept
terwijl u een helling op rijdt, dan stijgt de
temperatuur van de koelvloeistof. Het maximale
aanhangergewicht is afhankelijk van het
hellingspercentage en de buitentemperatuur. Het
koelvermogen van de ventilator neemt niet toe
met het motortoerental.
► Verlaag de snelheid en het motortoerental zodat de vloeistof niet te veel opwarmt.
Let altijd goed op de koelvloeistoftemperatuur.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden in combinatie met het
waarschuwingslampje STOP, stop dan zo snel
mogelijk en zet de motor af.
Remsysteem
Met een aangekoppelde aanhanger heeft de
auto een langere remweg. Vermijd langdurig
gebruik van de remmen om te voorkomen dat de
remmen oververhit raken. Dan is het beter om
op de motor af te remmen.
Zijwind
Vergeet niet dat de auto tijdens het slepen meer
last heeft van de wind.
Page 96 of 260

94
Rijden
Diefstalbeveiliging
Elektronische
startblokkering
De sleutels zijn voorzien van een elektronisch
startblokkeringssysteem waarvan de geheime
code moet worden herkend om de motor te
kunnen starten.
Bij een storing in het systeem wordt er een
melding weergegeven en zal de motor niet
starten.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer.
Starten / afzetten van de
motor met de sleutel
Contactslot
Het contactslot heeft 3 standen:
– 1. Stop: sleutel in het contactslot steken
en uit het contactslot verwijderen, stuurslot
vergrendeld.
– 2. Contact: stuurslot ontgrendeld, contact
ingeschakeld, voorgloeien dieselmotor, draaien
van de motor.
– 3. Starten.
Bevestig geen zware objecten aan de
sleutel of aan de afstandsbediening.
Hierdoor worden deze zwaarder en zouden
een storing in het contactslot kunnen
veroorzaken.
Stand Contact
In deze stand werkt de elektrische uitrusting
van de auto en kan externe apparatuur worden
opgeladen.
Als het laadniveau van de accu een bepaalde
minimale grenswaarde heeft bereikt, schakelt het
systeem over op de eco-mode: de elektrische
voeding wordt automatisch uitgeschakeld zodat
de accu voldoende opgeladen blijft.
De motor starten
Met een aangetrokken parkeerrem:► Zet bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
► Zet bij een auto met een automatische
transmissie de selectiehendel in de stand N of
P en trap het rempedaal volledig in.
► Steek de sleutel in het contactslot; het systeem herkent de code.► Ontgrendel het stuurslot door gelijktijdig aan het stuurwiel en de sleutel te draaien.
In bepaalde gevallen is veel kracht nodig
bij het draaien aan het stuurwiel
(bijvoorbeeld als de wielen volledig naar links
of rechts zijn gedraaid).
► Bij een auto met een benzinemotor: activeer
de startmotor door de sleutel in de stand 3 te
houden tot de motor is aangeslagen. Geef hierbij
geen gas. Laat de sleutel los zodra de motor
start.
Bij benzinemotoren kan na een koude
start het voorverwarmen van de
katalysator bij een stilstaande auto met
draaiende motor (verhoogd stationair
toerental) gedurende wel 2 minuten
waarneembare motortrillingen met zich
meebrengen.
► Bij een auto met een dieselmotor draait u de
sleutel in de stand 2, contact inschakelen, om de
motor te laten voorgloeien.
Zodra dit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel uit gaat, start de
startmotor door de sleutel in de stand 3 te
houden totdat de motor is aangeslagen; geef
daarbij geen gas. Laat de sleutel los zodra de
motor start.
Onder winterse omstandigheden blijft het waarschuwingslampje langer branden.
Als de motor warm is, gaat het
waarschuwingslampje niet branden.
Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, zet dan het contact uit. Wacht een paar
seconden voordat u de motor opnieuw start.
Als de motor ook na een aantal pogingen niet
aanslaat, probeer dan niet langer de motor te
starten: de startmotor en de motor zouden
beschadigd kunnen raken.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de motor bij gematigde
temperaturen niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg
zonder de motor veel toeren te laten draaien.
Afzetten van de motor
► Zet de auto stil.
► Draai bij een stationair draaiende motor de sleutel naar stand 1.► Verwijder de sleutel uit het contactslot.► Draai om het stuurslot te vergrendelen aan het stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten. Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.