Page 105 of 208

AUTOMATISCHE BEDIENING
Trap het rempedaal in en start de
motor;
als AUTO niet op het display staat,
de versnellingspook fig. 71 naar A/M
duwen om de AUTOMATISCHE modus
in te schakelen;
duw de versnellingspook naar (+)
om de 1eversnelling in te schakelen
(vanuit N of R kan de pook in de
middelste stand worden geplaatst) of
naar R om de achteruit in te schakelen;
laat het rempedaal los en trap het
gaspedaal in: het systeem schakelt een
aan de voertuigsnelheid aangepaste
versnelling in.
WERKING (AUTO-ECO)
De ECO-functie, die de werking van de
versnellingsbak optimaliseert, kan
alleen worden ingeschakeld bij
de automatische werking. De
ECO-functie wordt ingeschakeld door
het indrukken van de knop SPORT
op het instrumentenpaneel."Kick Down" FUNCTIE
Indien nodig (bijvoorbeeld tijdens het
inhalen), schakelt het systeem een
of meer versnellingen terug wanneer
het gaspedaal voorbij het stroeve punt
wordt ingetrapt (en als het
motortoerental dit toestaat) om het
geschikte vermogen en koppel voor de
door de bestuurder verzochte
acceleratie te leveren.
BELANGRIJK Het gebruik van de “Kick
Down” functie wordt uitsluitend
aanbevolen tijdens het inhalen of snel
accelereren, om niet het
brandstofverbruik te verhogen.
BEDIENINGSTOETSEN OP
STUURWIEL
(voor bepaalde versies/markten)
42)
Bij sommige versies kan het schakelen
sequentieel plaatsvinden via de peddels
op het stuurwiel fig. 72.
Om de peddels op het stuurwiel te
kunnen gebruiken, moet de
versnellingspook in de middelste stand
tussen + en – staan.
bediening van de + peddel:
inschakeling hogere versnelling;
bediening van de – peddel:
inschakeling lagere versnelling.De inschakeling van een lagere (of
hogere) versnelling gebeurt alleen als
het motortoerental dit toestaat.
BELANGRIJK
41)Houd de hand niet langer op de
versnellingspook dan strikt noodzakelijk is
voor het schakelen of voor de Auto/Manual
bediening.
42)Door onjuist gebruik van de peddels
(peddels naar het dashboard geduwd)
kunnen deze afbreken.
72L0F0431C
103
Page 106 of 208

STOP/START-
SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
114) 115)43)
Het Stop/Star-systeem zet automatisch
de motor af wanneer de auto stilstaat
en start de motor zodra de bestuurder
wil wegrijden. Dit verhoogt de efficiëntie
van het voertuig dankzij een beperking
van het brandstofverbruik, de uitstoot
van schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
WERKING
Afzetten van de motor
Met handgeschakelde versnellingsbak:
bij stilstaande auto, wordt de motor
afgezet als de versnellingsbak in de
vrijstand staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.
Met Dual FuNction System-
versnellingsbak: de motor wordt afgezet
als de auto stil staat en het rempedaal
is ingetrapt. De motor wordt ook
afgezet als het rempedaal niet wordt
ingetrapt, maar als de keuzehendel
in de stand N (Neutraal) staat.OPMERKING De motor kan alleen
automatisch worden afgezet bij een
snelheid van meer dan 10 km/h, om
herhaaldelijk afzetten van de motor te
voorkomen wanneer erg traag wordt
gereden.
Het symbool
verschijnt op het
display wanneer de motor wordt
afgezet.
De motor opnieuw starten
Met handgeschakelde versnellingsbak:
trap het koppelingspedaal in.
Met Dual FuNction System-
versnellingsbak: als de versnellingspook
in de stand N (Neutraal) staat, zet hem
dan in een willekeurige versnelling, of
laat het rempedaal los en zet de
versnellingspook in+,–of R (Achteruit).
HET SYSTEEM
HANDMATIG
INSCHAKELEN/
UITSCHAKELEN
Druk op knop A fig. 73 op het
bedieningspaneel van het dashboard
om het systeem handmatig in of uit
te schakelen.
Led uit: systeem uitgeschakeld.
Led aan: systeem ingeschakeld.
BELANGRIJK
114)Neem altijd contact op met het Lancia
Servicenetwerk om de accu te laten
vervangen. Vervang de accu door een
exemplaar van hetzelfde type (HEAVY
DUTY) en met dezelfde specificaties.
115)Wij adviseren om de contactsleutel te
verwijderen als er zich nog inzittenden in
het voertuig bevinden. Verlaat het voertuig
alleen na de contactsleutel te hebben
uitgenomen of in de stand STOP te
hebben gedraaid. Controleer bij het tanken
of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de stand STOP staat.
BELANGRIJK
43)Als een comfortabele temperatuur
prioritair is, dan kan het Stop/Start-
systeem worden uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven werken.
73L0F0421C
104
STARTEN EN RIJDEN
Page 107 of 208

CRUISE CONTROL
(voor bepaalde versies/markten)
116) 117)
Dit is een elektronisch geregeld
hulpsysteem waarmee de gewenste
rijsnelheid gehandhaafd kan worden,
zonder het gaspedaal in te hoeven
trappen.
Het systeem kan gebruikt worden bij
een snelheid van meer dan 30 km/h op
lange, droge en rechte wegen met
weinig veranderingen in de
rijomstandigheden (bijv. snelwegen).
Het gebruik van de cruisecontrol wordt
dus niet aanbevolen op buitenwegen
met druk verkeer. Gebruik het systeem
niet in de stad.
HET SYSTEEM
INSCHAKELEN
Zet de draaischakelaar A fig. 74 op ON.
Inschakeling wordt aangeduid door
een brandend
waarschuwingslampje en bij
sommige versies door een melding op
het display.De snelheid van de auto opslaan
Ga als volgt te werk:
zet de draaischakelaar fig. 74 in de
stand ON and en trap het gaspedaal
in om de gewenste snelheid te
bereiken;
beweeg de hendel ten minste één
seconde omhoog (+) en laat deze
vervolgens los: de snelheid wordt
opgeslagen en het gaspedaal kan
losgelaten worden.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen)
kan de snelheid gewoon verhoogd
worden door het gaspedaal in te
trappen: als het gaspedaal vervolgens
wordt losgelaten, keert de auto terug
naar de eerder opgeslagen snelheid.De opgeslagen snelheid verhogen
Dat kan op twee manieren: trap het
gaspedaal in en sla de nieuwe snelheid
op of beweeg de hendel fig. 74
omhoog (+), tot de nieuwe snelheid
bereikt is, die automatisch opgeslagen
zal worden.
De opgeslagen snelheid verlagen
Dat kan op twee manieren: door het
systeem uit te schakelen en de nieuwe
snelheid op te slaan of door de hendel
fig. 74 omlaag (-) te zetten, tot de
nieuwe snelheid bereikt is, die
automatisch opgeslagen zal worden.
UITSCHAKELEN VAN HET
SYSTEEM
De bestuurder kan het systeem op de
volgende manieren uitschakelen:
door de draaischakelaar A fig. 74 in
de OFF-stand te zetten;
door de motor uit te schakelen;
door het rem-, koppelings- of
gaspedaal in te trappen; in het laatste
geval wordt het systeem niet volledig
uitgeschakeld, maar wordt voorrang
aan het acceleratieverzoek gegeven.
Het systeem blijft actief, zonder de
noodzaak om de RES-knop te
bedienen om na het accelereren naar
de vorige toestand terug te keren.
74L0F0202C
105
Page 108 of 208

Automatische uitschakeling
Het systeem wordt in de volgende
gevallen automatisch uitgeschakeld:
inwerkingtreding van het ABS- of
ESC-systeem, voertuigsnelheid onder
de van tevoren vastgestelde limiet,
systeemstoring.
BELANGRIJK
116)Als met actieve cruise-control wordt
gereden, mag de versnellingspook nooit in
de vrijstand worden gezet.
117)Draai bij een storing of defect van het
systeem de draaischakelaar A naar OFF
en neem contact op met het Lancia
Servicenetwerk.
PARKEERSENSOREN
(voor bepaalde versies/markten)
44)
SENSOREN
Deze sensoren bevinden zich in de
achterbumper fig. 75 en detecteren de
aanwezigheid van obstakels achter
het voertuig en waarschuwen de
bestuurder met een intermitterend
geluidssignaal.
INSCHAKELING
De sensoren worden automatisch
ingeschakeld zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De frequentie van het geluidssignaal
neemt toe naarmate het voertuig
dichter bij het obstakel komt.WERKING MET EEN
AANHANGER
De werking van de sensoren wordt
automatisch uitgeschakeld zodra de
elektrische stekker van de aanhanger in
het stopcontact van de trekhaak van
het voertuig wordt gestoken.
De sensoren worden automatisch
ingeschakeld zodra de stekker van de
aanhangerkabel verwijderd wordt.
BELANGRIJKE
INFORMATIE
118)45)
Let tijdens parkeermanoeuvres met
name op obstakels die zich boven of
onder de sensoren kunnen bevinden.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen voorwerpen in de buurt van het
voertuig niet gedetecteerd worden en
kunnen zo schade aan het voertuig
veroorzaken of zelf beschadigd raken.
De volgende omstandigheden kunnen
de werking van het parkeerhulpsysteem
beïnvloeden:
de aanwezigheid van ijs, sneeuw,
modder of meerdere verflagen op
het oppervlak van de sensor kunnen
leiden tot verminderde gevoeligheid van
de sensor en afname van de prestaties
van het systeem.
75L0F0027C
106
STARTEN EN RIJDEN
Page 109 of 208

mechanische interferentie (bijv.
tijdens het wassen van het voertuig,
regen, sterke wind, hagel) kan ertoe
leiden dat de sensor een niet-bestaand
voorwerp detecteert ("echogeluid");
de aanwezigheid van
ultrasoonsystemen (bijv. pneumatisch
remsysteem van vrachtwagens of
pneumatische boren) in de buurt van
het voertuig kan van invloed zijn op de
door de sensor uitgezonden signalen;
de werking van het
parkeerhulpsysteem kan tevens
beïnvloed worden door wijziging van de
positie van de sensor veroorzaakt
door een verandering in de geometrie
(door slijtage van de wielophanging
of schokdempers), als de banden
verwisseld zijn, overbelast voertuig, of
afstellingen waardoor de auto lager
komt te liggen.
de aanwezigheid van een trekhaak
zonder aanhanger beïnvloedt de juiste
werking van de parkeersensoren. Als
een vaste trekhaak is gemonteerd,
kunnen de sensoren niet worden
gebruikt. Als de klant een afneembare
trekhaak monteert, moet die altijd
van het subframe zijn losgekoppeld
wanneer de aanhanger niet wordt
getrokken om inschakeling van de
sensoren te voorkomen.
BELANGRIJK
118)De verantwoordelijkheid voor de
parkeermanoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen mensen
(vooral kinderen) of dieren in het
betreffende gebied aanwezig zijn. De
parkeersensoren dienen als hulp voor de
bestuurder, die echter nooit zijn aandacht
mag laten verslappen tijdens potentieel
gevaarlijke manoeuvres, ook al worden ze
met lage snelheden verricht.
BELANGRIJK
44)Voor een correcte werking van het
systeem mogen de sensoren nooit bevuild
zijn met modder, vuil, sneeuw of ijs. Zorg
ervoor dat ze tijdens het reinigen niet
gekrast of beschadigd worden. Vermijd het
gebruik van droge, ruwe of harde doeken.
De sensoren moeten met schoon water
worden gewassen, waaraan eventueel
autoshampoo is toegevoegd. Wanneer
speciale reinigingsapparaten worden
gebruikt, zoals stoomreinigers of
hogedrukreinigers, reinig dan de sensoren
zeer snel en houd de straal op minstens
10 cm afstand. Breng geen stickers op de
sensoren aan.45)Voor werkzaamheden aan de bumper
in de buurt van de sensoren, dient u zich
uitsluitend tot het Lancia Servicenetwerk te
wenden. Werkzaamheden aan de bumper
die niet goed worden uitgevoerd, kunnen
de werking van de sensoren in gevaar
brengen.
107
Page 110 of 208

EEN AANHANGER
TREKKEN
119) 120)
BELANGRIJKE
OPMERKINGEN
Voor het trekken van caravans of
aanhangers moet het voertuig voorzien
zijn van een goedgekeurde trekhaak
en een geschikte elektrische installatie.
De montage moet door een
vakspecialist worden uitgevoerd.
Monteer eventuele speciale en/of extra
buitenspiegels conform de
wegenverkeerswetgeving.
Vergeet niet dat het klimvermogen van
de auto door het gewicht van een
aanhanger of caravan wordt
gereduceerd. Ook de remafstand wordt
langer en er is meer tijd nodig om in te
halen.
Schakel een lage versnelling in bij een
helling omlaag om een continu gebruik
van de rem te voorkomen.Op de trekhaak rust het gewicht van de
aanhanger waardoor het laadvermogen
van het voertuig in dezelfde mate
afneemt. Om er zeker van te zijn dat het
maximum toelaatbaar getrokken
gewicht (op het kenteken van het
voertuig vermeld) niet wordt
overschreden, moet er rekening mee
gehouden worden dat deze waarde
betrekking heeft op het toelaatbaar
gewicht van de volgeladen
aanhangwagen, inclusief accessoires
en bagage.
Neem de snelheidsbeperkingen van het
land waar u bent voor auto’s met
aanhanger in acht. Rijd in geen geval
harder dan 100 km/h.
Elke elektrische rem moet rechtstreeks
vanaf de accu worden gevoed, met
een kabel met een diameter van
minimaal 2,5 mm
2.
Naast de elektrische aansluitingen die
op het schakelschema zijn aangegeven,
kan de elektrische installatie alleen
aangesloten worden op de
voedingskabel voor een elektrische rem
en op de kabel voor een interne
gloeilamp van niet meer dan 15 W voor
de aanhanger. Voor de aansluitingen
dient de daarvoor bestemde
regeleenheid te worden gebruikt met
een accukabel met een doorsnede van
minstens 2,5 mm
2.BELANGRIJK De toepassing van
andere verbruikers dan de
buitenverlichting (elektrische rem, enz.)
moet met draaiende motor gebeuren.
BELANGRIJK Neem contact op met
het Lancia Servicenetwerk voor de
montage van de trekhaak.
BELANGRIJK
119)Het ABS waarmee de auto is
uitgerust heeft geen controle over het
remsysteem van de aanhanger. Wees dus
bijzonder voorzichtig op gladde wegen.
120)Probeer nooit de remwerking van de
aanhanger te beïnvloeden door wijzigingen
aan het remsysteem van het voertuig uit
te voeren. Het remsysteem van de
aanhanger moet volledig onafhankelijk zijn
van het hydraulisch systeem van de auto.
108
STARTEN EN RIJDEN
Page 111 of 208

TANKEN
46) 47) 48)
Zet altijd de motor af alvorens te
tanken.
BENZINEMOTOREN
Tank uitsluitend loodvrije benzine met
een minimum octaangehalte (R.O.N.)
van 95.
Om beschadiging aan de katalysator te
voorkomen, de tank nooit bijvullen,
niet in noodgevallen en evenmin met
een minimale hoeveelheid, met
loodhoudende benzine.
DIESELMOTOREN
49)
Tank uitsluitend diesel voor
motorvoertuigen (specificatie EN 590).
Als het voertuig gedurende een lange
periode in de bergen of in koude zones
wordt gebruikt of geparkeerd, wordt
geadviseerd om met de plaatselijk
beschikbare dieselolie te tanken. In dit
geval wordt tevens geadviseerd om
de tank meer dan 50% gevuld te
houden.TANKPROCEDURE
Benzine- en dieselversies uitgerust
met brandstoftankdop
(voor bepaalde versies/markten)
Ga als volgt te werk om te tanken:
trek aan tankklep A fig. 76 om hem
te openen;
houd dop B vast, steek de
contactsleutel in het slot en draai hem
linksom;
draai de dop linksom en verwijder
hem.
De dop is voorzien van een koord C fig.
76 dat aan het klepje vastzit, om verlies
van de dop te voorkomen. Maak bij
het tanken de dop aan het klepje vast
zoals afgebeeld.
Breng dop B fig. 76 (compleet met
sleutel) na het tanken aan en draai hem
rechtsom tot de aanslag. Draai de
sleutel rechtsom en verwijder hem. Sluit
klep A.Benzine- en dieselversies uitgerust
met "Smart Fuel"-systeem
De hieronder beschreven
tankprocedure is afgebeeld op het
plaatje Bfig. 77 dat aan de binnenkant
van de tankklep is aangebracht. Op het
plaatje is ook het type brandstof
aangegeven (LOODVRIJE
BRANDSTOF=benzine,
DIESEL=dieselbrandstof).
76L0F0240C
77L0F0085C
109
Page 112 of 208

Ga als volgt te werk om te tanken:
trek aan tankklep A fig. 77 om hem
te openen;
steek het vulpistool in de vulopening
en tank;
wacht na het tanken minstens 10
seconden alvorens het vulpistool te
verwijderen zodat de brandstof in de
tank kan vloeien;
neem het vulpistool uit de
vulopening en sluit het klepje A.
Klepje A fig. 77is voorzien van een
stofkap C die bij gesloten klep de rand
van de vulopening beschermt tegen
de afzetting van vuil en stof.
Tanken in noodgevallen (alleen voor
versies uitgerust met "Smart Fuel"
systeem)
Ga als volgt te werk:
open de bagageruimte en neem de
adapter B uit de gereedschapshouder
(versies met ruimtebesparend
reservewiel - voor bepaalde versies/
markten) fig. 78 of in de Fix&Go
Automatic kit (versies voorzien van
Fix&Go Automatic);
trek aan tankklep A fig. 77 om hem
te openen;
steek de adapter B in de vulopening
en tank;
verwijder de adapter na het tanken
en sluit de klep;
doe de adapter terug in de houder
en plaats deze weer terug in de
bagageruimte.
LPG-versies
Open, om de vulopening te bereiken,
de toegangsklep A fig. 79 en draai
de dop B los.Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht tijdens
het tanken:
schakel de motor uit;
trek de handrem aan;
draai de contactsleutel op STOP;
rook niet;
overhandig de speciale vuladapter
(zie de volgende beschrijving) aan
het gekwalificeerde LPG-tankpersoneel.
BELANGRIJK Afhankelijk van het land
zijn er verschillende soorten adapters
voor tankstations. Adapter A fig. 80,
wordt bij de auto in een speciaal doosje
geleverd, is speciaal ontworpen voor
het land waarin de auto verkocht is. Als
u in een ander land rijdt, moet u
uitzoeken welke soort adapter hier
gebruikt wordt.
Natural Power versies
50)
Om toegang te krijgen tot de
vulopening C fig. 81, het benzineklepje
A openen en dop B naar links
losdraaien.
Het profiel van vulopening C om te
tanken is van het universele type
compatibel met Italiaanse en NGV1
normen.
78L0F0242C
79L0F0200C
110
STARTEN EN RIJDEN