Page 49 of 244

BELANGRIJK Als de elektrische ruiten
niet automatisch omlaag gaan, opent u
de ruiten volledig.
houd de cabrioletkap, terwijl u zich
buiten het voertuig bevindt, vast aan de
voorste rand 6 en trek deze naar de
achterzijde van het voertuig;
BELANGRIJK Om de kap van binnen in
het voertuig te openen, gebruikt u de
bovenste hendels 6 fig. 44.
verplaats de kap naar achteren en
vouw deze op terwijl u met uw hand
licht op de achterruit duwt;
terwijl de achterzijde van de kap naar
beneden is, drukt u op de voorzijde
totdat u een vergrendelgeluid hoort
fig. 45. Beweeg de open kap licht heen
en weer om te controleren of deze
goed vergrendelt is.
DE CABRIOLETKAP
OMHOOG BRENGEN
Ga als volgt te werk:
controleer of de parkeerrem is
ingeschakeld. Als de motor loopt, zet u
deze uit;
breng ontgrendelhendel 1 omhoog
om te ontgrendelen fig. 46;
houd de cabrioletkap, terwijl u zich
buiten het voertuig bevindt, vast aan de
voorste rand en trek deze naar de
voorzijde van het voertuig;
BELANGRIJK Als de elektrische ruiten
niet automatisch omlaag gaan,
opent u dan de ruiten volledig of open
de portieren.
BELANGRIJK Om de kap van binnen in
het voertuig te sluiten, gebruikt u de
bovenste hendels 2 fig. 47.
4404110102-123-002
4504110102-126-0014604110103-121-004
4704110103-L23-002
47
Page 50 of 244

zittend in een stoel pakt u de
bovenste hendels 3 beet fig. 48 en
duwt u de kap tegen het windscherm.
Zorg ervoor dat de slotplaat 4 koppelt
met het anker 5, beweeg de bovenste
grendel langzaam en duw deze
vervolgens naar boven totdat u een
vergrendelgeluid hoort.BELANGRIJK Rijden met een
cabrioletkap die niet goed is
vergrendeld, kan schade aan de kap
veroorzaken. Indien de rode indicator te
zien is op de ontgrendeltoets
fig. 49 betekent dit dat de kap niet
goed is vergrendeld. Controleer na het
vergrendelen van de cabrioletkap of de
rode indicator 6 niet zichtbaar is (7 =
vergrendelde stand/8=ontgrendelde
stand).
BELANGRIJK Spuit geen water
rechtstreeks op de naad tussen de ruit
en de kap als u vuil wegspoelt van de
zachte kap. Water kan anders in het
voertuig terechtkomen (zie paragraaf
"Onderhoud cabrioletkap" in het
hoofdstuk "Onderhoud en verzorging").VOORZORGSMAAT-
REGELEN M.B.T. DE
CABRIOLETKAP
57) 58) 59) 60) 61)
12) 13) 15) 15) 16) 17) 18) 19) 20) 21)
Verwijder bladeren of andere
materiaal op en rond de cabrioletkap.
Als bladeren of ander materiaal het
afvoerfilter blokkeert, kan er water in het
voertuig komen. Reinig het afvoerfilter
ten minste eenmaal per jaar.
Controleer, alvorens de cabrioletkap
te openen, of de ontwasemschakelaar
van de achteruit is uitgeschakeld.
Anders kan warmte die vrij komt van de
ontwasemer schade toebrengen aan de
cabrioletkap en het interne materiaal.
Stop, voordat u de cabrioletkap
opent of sluit, op een veilige plek naast
de rijbaan en parkeer op een vlakke
ondergrond.
Controleer of er niets op de
cabrioletkap of in de buurt van de
achteruit ligt als u de cabrioletkap opent
of sluit.
Zelfs kleine voorwerpen kunnen
schade berokkenen.
Controleer bij het openen van de
cabrioletkap of er in het voertuig geen
voorwerpen zijn die door de wind
kunnen worden weg geblazen.4804110103-L24-003
4904110103-124-001
48
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 51 of 244

Bevestig alle losse voorwerpen
alvorens met geopende cabrioletkap te
gaan rijden.
Ter voorkoming van diefstal of
vandalisme en om ervoor te zorgen dat
de binnenzijde van het voertuig droog
blijft, wordt aanbevolen de cabrioletkap
en beide ramen goed te sluiten en
beide portieren af te sluiten als u het
voertuig verlaat.
Rijd niet door een automatische
wasstraat; dit kan schade toebrengen
aan de cabrioletkap.
Open of sluit de cabrioletkap niet als
de temperatuur onder 5 °C is; dit
brengt schade toe aan het materiaal
van de cabrioletkap.
De zachte kap is vervaardigd van
hoogkwalitatief materiaal. Als dit niet
goed wordt onderhouden, kan het
materiaal hard worden, vlekken krijgen
of een ongelijkmatige glans opleveren.
Open de cabrioletkap niet als deze
nat is. Als de cabrioletkap opgevouwen
opdroogt, verslechtert deze en treedt
schimmel op.
Bij het openen van een natte
cabrioletkap kan tevens water in het
interieur.
Open of sluit de cabrioletkap niet bij
sterke wind, daar dit de kap kan
beschadigen of een ongeluk kan
veroorzaken.
De elektrische ruiten gaan naar
beneden als de cabrioletkap wordt
geopend/gesloten. Dit is een functie ter
verbetering van de werking en duidt niet
op een probleem. Indien de accu van
het voertuig is losgekoppeld voor
onderhoud of om andere redenen, dan
gaan de elektrische ruiten niet
automatisch omlaag. Als de elektrische
ruiten niet omlaag gaan, moet het
open/sluitmechanisme van de ruiten
worden gereset.
Het windscherm vermindert de
hoeveelheid wind die van achter in het
voertuig terechtkomt als u met
geopende kap rijdt.
BELANGRIJK
57)Zorg ervoor dat de cabriolettop correct
vergrendeld is alvorens het voertuig te
starten.
58)Draag in een rijdend voertuig uw
veiligheidsgordel goed aangebracht: staan
in het voertuig of zitten op de opbergruimte
van de cabrioletkap of het midden van het
console terwijl het voertuig rijdt is gevaarlijk.
Bij een onverwachte manoeuvre of botsing
kunt u ernstig letsel oplopen of zelfs
overlijden.59)Houd uw handen en vingers altijd uit
de buurt van bevestigingsmechanismen bij
het bewegen van de cabrioletkap: het is
gevaarlijk uw handen of vingers bij de
bevestigingsmechanismen te plaatsen. U
handen of vingers kunnen klem komen te
zitten en letsel oplopen door het
mechanisme.
60)Wees voorzichtig tijdens het
monteren/verwijderen van de softtop om
mogelijke schade of letsel te voorkomen.
61)Houd kinderen uit de buurt van de
bewegingszone van de softtop tijdens het
openen en sluiten.
BELANGRIJK
12)Open de softtop nooit als er sneeuw of
ijs op ligt, om beschadiging te voorkomen.
13)Er mogen geen ladingen op het dak
worden geplaatst.
14)Vogelpoep en plantaardige harsen
moeten zo snel mogelijk van de softtop
verwijderd worden, omdat deze de stof op
ernstige wijze kunnen beschadigen.
15)Gebruik nooit hogedrukreinigers.
16)Als er stroom- of hogedrukreinigers
gebruikt worden, houd dan een geschikte
afstand aan en gebruik geen water dat
warmer is dan 60 °C. Als de afstand te kort
of als de druk te hoog is, kan dat leiden tot
schade, vervormingen en binnendringen
van water.
17)Als een spuitlans wordt gebruikt, richt
deze dan niet op de randen van de stof en
de omranding van de voorruit om te
voorkomen dat water binnendringt.
49
Page 52 of 244
18)Gebruik nooit alcohol, benzine,
chemische producten, reinigingsmiddelen,
vlekkenverwijderaars, was, oplosmiddelen
en “was- en polijstmiddelen”.
19)Spoel zeepresten onmiddellijk af om
vlekken en kringen te voorkomen. Herhaal
de handeling indien nodig.
20)Volg de aanwijzingen op de verpakking
van het impregneermiddel om perfecte
resultaten te verkrijgen.
21)De rubberen pakkingen van het
cabriodak mogen uitsluitend met water
gereinigd worden. Als gemerkt wordt dat
de pakkingen droog of kleverig zijn, breng
dan talkpoeder aan of gebruik producten
voor de verzorging van rubber
(siliconenspray).
50
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 53 of 244
KENNISMAKING MET HET
INSTRUMENTENPANEEL
In dit deel van het instructiehandboek
vindt u alle informatie die u nodig hebt
om het instrumentenpaneel goed te
begrijpen, te interpreteren en te
gebruiken.INSTRUMENTENPANEEL........52
ONDERHOUDSCONTROLE......57
LAMPJES EN BERICHTEN.......57
51
Page 54 of 244
INSTRUMENTENPANEEL
1. Kilometerteller/dagteller en knop dagteller/Dashboardverlichting - 2. Toerenteller - 3. Snelheidsmeter - 4. Infodisplay
automatische versnellingsbak - 5. Kilometerteller/Info tripcomputer/Temperatuurmeter motorkoelvloeistof/Brandstofmeter/
Buitentemperatuur/Snelheidsbegrenzer/Cruise Control/INFO-display
5005020100-121-001
52
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 55 of 244
VERSIES MET STUUR RECHTS
1. Kilometerteller/dagteller en knop dagteller/Dashboardverlichting - 2. Toerenteller - 3. Snelheidsmeter - 4. Infodisplay
automatische versnellingsbak - 5. Kilometerteller/Info tripcomputer/Temperatuurmeter motorkoelvloeistof/Brandstofmeter/
Buitentemperatuur/Instelbare snelheidsbegrenzer/Cruise Control/INFO-display
5105020100-667-888
53
Page 56 of 244

KILOMETERTELLER /
DAGTELLER
U kunt de weergavemodus wijzigen van
kilometerteller in Dagteller A” en in
“Dagteller B”,en terug naar
kilometerteller door schakelaar 1
fig. 52 in te drukken terwijl een van de
modi wordt weergegeven. De gekozen
modus wordt weergegeven.
Trip meter
De dagteller kan de totale afstand van
twee afgelegde afstanden registreren.
Een wordt geregistreerd onder "Trip A"
en de andere onder "Trip B".
“Trip A” kan bijvoorbeeld de afstand
vanaf het vertrekpunt registreren en
“Trip B” de afstand vanaf de laatste
tankbeurt.OPMERKING Alleen de dagtellers
registreren tienden van kilometers
(miles).
Dagteller resetten
De dagteller wordt gewist als de
stroomtoevoer wordt onderbroken
(doorgebrande zekering of
losgekoppelde accu) of als het voertuig
meer dan 9999,9 km (mile) heeft
gereden.
VERLICHTING
INSTRUMENTENPANEEL
Aanpassing lichtintensiteit
De lichtintensiteit van het
instrumentenpaneel en de
dashboardverlichting kan worden
aangepast door knop 1 fig. 53 te
draaien:
de lichtintensiteit vermindertdoor
de knop naar links te draaien. Er is een
pieptoon hoorbaar als de knop naar de
maximale dimstand is gedraaid;
de lichtintensiteit verhoogtdoor
de knop naar rechts te draaien.
Verlichtingsdimmer annuleren
Draai de knop naar rechts totdat u een
pieptoon hoort terwijl het
instrumentenpaneel wordt gedimd met
het contact AAN.
5205020102-121-001
5305020102-121-001
54
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Gebruik deze meter om reisafstanden
bij te houden en brandstofverbruik te
berekenen.
Versies met Radio 7”: als de
gegevens van zuinig brandstofverbruik
worden gereset via de controle voor
zuinig brandstofverbruik, of als Trip A
wordt gerest met de dagteller als de
functie die synchroniseert met de
controle van zuinig brandstofverbruik
terwijl de dagteller is ingeschakeld, dan
resetten de gegeven van zuinig
energieverbruik en Trip A gelijktijdig.