Page 57 of 244

Als de zichtbaarheid van het
instrumentenpaneel wordt verminderd
vanwege verblinding door
omgevingslicht, annuleert u de
verlichtingsdimmer.
Als de verlichtingsdimmer is
geannuleerd, kan het
instrumentenpaneel niet woorden
gedimd. Ook niet als de positielichten
zijn ingeschakeld. Als de
verlichtingsdimmer is geannuleerd,
schakelt het scherm op het middelste
display naar een constante weergave
van het dagscherm.
TRIPCOMPUTER EN
INFO-SCHAKELAAR
De volgende informatie kan worden
geselecteerd met de INFO-schakelaar
fig. 54 terwijl het contact is
ingeschakeld (AAN):
Afstand-tot-leeg (gemiddelde afstand
die u kunt rijden met beschikbare
brandstof);
Gemiddeld zuinig brandstofverbruik;
Huidig zuinig brandstofverbruik;
Gemiddelde voertuigsnelheid;
Snelheidsalarm voertuig (indien
aanwezig).
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk als u problemen heeft
met uw tripcomputer.Alarm voertuigsnelheid modus
(indien aanwezig)
In deze modus wordt de huidige
instelling voor het alarm van de
voertuigsnelheid weergegeven. U kunt
de voertuigsnelheidsinstelling waarbij de
waarschuwing wordt geactiveerd,
wijzigen.
BELANGRIJK Het alarmdisplay van de
voertuigsnelheid wordt tegelijkertijd met
de pieptoon geactiveerd. De ingestelde
voertuigsnelheid knippert meerdere
malen.
Het alarm van de voertuigsnelheid kan
worden ingesteld met de
INFO-schakelaar.
De alarmfunctie van de voertuigsnelheid
kan worden ingesteld tussen 30 en
250 km/u.
BELANGRIJK Stel de voertuigsnelheid
altijd in volgens de wetten en regels in
uw land/stad waarin met het voertuig
wordt gereden. Controleer bovendien
altijd de snelheid van het voertuig
middels de snelheidsmeter.
Het alarm van de voertuigsnelheid kan
worden ingesteld met de volgende
procedure:
druk op de INFO-schakelaar om de
alarmmodus voor de voertuigsnelheid
weer te geven;
druk aanhoudend op de
INFO-schakelaar totdat een pieptoon
hoorbaar is. Op het display van de
voertuigsnelheid knippert het derde
cijfer (hondertallen) fig. 55;
druk op de INFO-schakelaar en stel
het derde cijfer (hondertallen) in op de
gewenste voertuigsnelheid. De
numerieke waarde wijzigt elke keer dat
de INFO-schakelaar wordt ingedrukt;
540620500-122-001
5505020110-121-002
55
Page 58 of 244

druk aanhoudend op de
INFO-schakelaar totdat een pieptoon
hoorbaar is. Op het display van de
voertuigsnelheid knipperen de onderste
twee cijfers (tientallen en eentallen)
fig. 56;
druk op de INFO-schakelaar en stel
de twee onderste cijfers (tientallen en
eentallen) in op de gewenste
voertuigsnelheid. De numerieke waarde
wijzigt elke keer dat de INFO-
schakelaar wordt ingedrukt;
druk aanhoudend op de
INFO-schakelaar totdat een pieptoon
hoorbaar is. De ingestelde
voertuigsnelheid wordt weergegeven p
het alarmscherm voor de
voertuigsnelheid.
SCHAKELINDICATOR(indien aanwezig)
De schakelindicator ondersteunt u bij
een optimaal zuinig brandstofverbruik
en soepel rijden.
De geselecteerde schakelstand 1
fig. 57 wordt op het instrumentenpaneel
weergegeven en er wordt aangegeven
welke schakelstand 2 het meest
geschikt is volgens de huidige
rij-omstandigheden.Indicatie Toestand
CijferDe geselecteerde
schakelstand wordt
weergegeven
en cijferSchakel op of terug
naar de aangegeven
schakelstand die
wordt weergegeven
BELANGRIJK Vertrouw niet alleen op
de aanbevolen opschakeling/
terugschakeling die wordt
weergegeven. De werkelijke rijsituatie
kan andere schakelstanden vereisen.
Om ongelukken te vermijden, moet de
weg- en verkeerssituatie goed worden
beoordeeld door de bestuurder
alvorens te schakelen.
Versies met handmatige
versnellingsbak
De schakelindicator schakelt uit als de
volgende werkingen worden uitgevoerd:
het voertuig is gestopt;
het voertuig staat in de vrijstand;
het voertuig staat in de achteruit;
de koppeling is niet volledig ingetrapt
als er na stilstand gas wordt gegeven;
het koppelingspedaal wordt
2 seconden of langer ingetrapt tijdens
het rijden.
5605020110-121-003
5705210102-12A-001
56
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 59 of 244

Versies met automatische
versnellingsbak
De schakelindicator schakelt uit als de
volgende werkingen worden uitgevoerd:
het voertuig is gestopt;
de handmatige schakelmodus is
geannuleerd.
Handmatig opschakelen
(versies met automatische
versnellingsbak)
Gebruik de selectiehendel om een
versnelling op of terug te schakelen, tik
de selectiehendel terug + eenmaal.
ONDERHOUDS-
CONTROLE
(indien aanwezig)
Versies met Radio 7”
Ga als volgt te werk:
selecteer het pictogramop het
startscherm om het applicatiescherm
weer te geven;
selecteer “Maintenance” (Onderhoud)
om het onderhoudsscherm weer te
geven;
schakel de tab en selecteer het item
dat u wilt wijzigen: “Scheduled”
(Gepland), “Tire rotation”
(Bandenrotatie), “Oil Change” (Olie
verversen) .
U kunt de instellingen in het
configuratiescherm als volgt
aanpassen:
Gepland
Banden omwisselen
Olie verversen
Voor elke functie zijn de volgende items
aanwezig: “Setting” (Instelling)/“Time
(months)” (Tijd (maanden)/“Distance
(km or mile)” (Afstand (km of
mile)/“Reset”.
Alleen voor “Olie verversen” kunt u
tevens “Olie periode (%)” instellen.
LAMPJES EN
BERICHTEN
BELANGRIJK De melding van het
waarschuwingslampje is een korte
waarschuwing en mag vanwege zijn
beknopte karakter niet worden
beschouwd als volledig en/of een
alternatief voor de informatie die is
opgenomen in het Instructieboek. Het
wordt daarom geadviseerd het
Instructieboek altijd aandachtig te
lezen. Zie de informatie in dit hoofdstuk
in de gevallen dat een storing wordt
gemeld.
BELANGRIJK De melding op het
instrumentenpaneel blijft branden tot de
oorzaak van de storing is verholpen.
Voertuigen met Radio 7”
De details van sommige
waarschuwingen kunnen bekeken
worden op het middelste scherm.
Ga als volgt te werk:
Als het waarschuwingslampje brandt,
selecteert u het pictogram
op het
home-scherm om het applicatiescherm
weer te geven;
SelecteerVoertuigstatusmonitor;
selecteer “Waarschuwing”omde
huidige waarschuwingen weer te
geven;
57
Page 60 of 244

selecteert de van toepassing zijnde
waarschuwing om de details te
bekijken.
Voor de volgende indicatie-/
waarschuwingslampjes:
Hoofdwaarschuwingslampje;
Remsysteem waarschuwingslampje;
ABS-waarschuwingslampje;
Oplaadsysteem
waarschuwingslampje;
Motorolie waarschuwingslampje;
Controleer motor lampje;
Waarschuwingslampje hoge
temperatuur motorkoelvloeistof;
Waarschuwingslampje automatische
transmissie;
Indicatielampje storing
stuurbekrachtiging;
Waarschuwingslampje Air
Bag/Gordelspansysteem;
Waarschuwingslampje actieve
motorkap;
Waarschuwingslampje
veiligheidsgordel;
Waarschuwingslampje bij niet goed
gesloten portier;
Waarschuwingslampje Tyre Pressure
Monitoring System;
SLEUTEL waarschuwingslampje;
Led-koplamp SLEUTEL
waarschuwingslampje;
Moersleutel indicatielampje;
Indicatielampje TCS/DSC;
Indicatielampje DSC UIT;
Veiligheid indicatielampje;
Indicatielampje uitschakeling
passagiersairbag (indien aanwezig).
Het lampje gaat branden als het
contact wordt ingeschakeld voor een
werkingscontrole en schakelt enkele
seconden later uit ,of als de motor
wordt gestart. Laat het voertuig door
het Fiat Servicenetwerk inspecteren als
het lampje niet uit gaat of blijft branden.
Enkel voor “remsysteem
waarschuwingslampje”: het lampje
blijft continu branden wanneer de
parkeerrem is geactiveerd.
58
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 61 of 244

LAMPJES OP INSTRUMENTENPANEEL
Rode waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampje Wat het betekent Wat te doen
WAARSCHUWING PARKEERREM -
INSPECTIELAMPJE / WAARSCHUWING
LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU
Waarschuwing parkeerrem /
Inspectielampje
Dit lampje gaat branden als de parkeerrem
wordt gebruikt terwijl het contact op START of
AAN wordt gezet. Het schakelt uit als de
parkeerrem volledig wordt losgelaten.
Waarschuwing remvloeistofniveau te laag
Als het waarschuwingslampje van de rem blijft
branden terwijl de parkeerrem is losgelaten,
dan kan het zijn dat het remvloeistofniveau
laag is of dat er een probleem is met het
remsysteem.
BELANGRIJK Niet rijden terwijl het
waarschuwingslampje van het remsysteem
brandt. Raadpleeg het Fiat Servicenetwerk om
de remmen zo spoedig mogelijk te laten
inspecteren. Rijden met een brandend
waarschuwingslampje van het remsysteem is
gevaarlijk. Dit geeft aan dat uw remmen in het
geheel niet meer werken of dat ze ieder
moment kunnen uitvallen. Als dit lampje blijft
randen nadat is gecontroleerd of de
parkeerrem volledig is losgelaten, moet u de
remmen onmiddellijk laten nakijken.
BELANGRIJK Daarnaast kan de effectiviteit
van het remmen afnemen. U moet het
rempedaal dieper indrukken dan normaal om
het voertuig tot stilstand te brengen.Breng het voertuig onmiddellijk tot stilstand op
een veilige plek en neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
59
Page 62 of 244

Waarschuwingslampje Wat het betekent Wat te doen
SYSTEEMWAARSCHUWING EBD (Electronic
Brake-force Distribution)
Als de EBD (Electronic Brake-force
Distribution)-unit vaststelt dat bepaalde
componenten incorrect werken, kan het
waarschuwingslampje van het remsysteem
tegelijkertijd met het ABS-lampje gaan
branden. Het probleem ligt waarschijnlijk bij
het EBD-systeem.Breng het voertuig onmiddellijk tot stilstand op
een veilige plek en neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Rijd niet terwijl het ABS-lampje
en het remwaarschuwingslampje branden.
Raadpleeg het Fiat Servicenetwerk om de
remmen zo spoedig mogelijk te laten
inspecteren. Het is gevaarlijk om te rijden als
het waarschuwingslampje van het remsysteem
en het ABS-lampje tegelijkertijd branden. Als
beide lampjes branden, kunnen de
achterwielen sneller vergrendelen bij een
noodstop dan normaal het geval zou zijn.
OPLAADSYSTEEM
WAARSCHUWINGSLAMPJE
Als het waarschuwingslampje tijdens het rijden
gaat branden, duidt dit op een dynamostoring
of een storing in het laadsysteem. Rijd naar de
zijkant van de weg en parkeer naast de weg.Breng het voertuig onmiddellijk tot stilstand op
een veilige plek en neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Rijd niet verder als het
waarschuwingslampje van het laadsysteem
brandt aangezien de motor onverwacht kan
stoppen.
MOTOROLIE WAARSCHUWINGSLAMPJE
Dit waarschuwingslampje geeft een lage
motoroliedruk aan.
BELANGRIJK Laat de motor niet lopen als de
oliedruk laag is. Dit kan leiden tot ernstige
schade aan de motor.
BELANGRIJK Laat de motor niet lopen als het
oliepeil laag is. Dit kan leiden tot ernstige
schade aan de motor.
Als het lampje blijft branden terwijl het oliepeil
normaal is of nadat u olie heeft bijgevuld,
schakelt u de motor onmiddellijk uit en neemt
u contact op met het Fiat Servicenetwerk.Als het lampje gaat branden of als de
waarschuwing tijdens het rijden wordt
weergegeven:
rijd naar de zijkant van de weg en parkeer
naast de weg op een vlakke ondergrond;
schakel de motor uit en wacht 5 minuten
zodat de olie terugloopt in de carter;
controleer het motoroliepeil. Als het peil
laag is, vult u de juiste hoeveelheid olie bij
waarbij u erop let niet te overvullen;
start de motor en controleer het
waarschuwingslampje.
60
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 63 of 244
Waarschuwingslampje Wat het betekent Wat te doen
WAARSCHUWINGSLAMPJE BIJ NIET GOED
GESLOTEN PORTIER
Het lampje gaat branden als een portier niet
goed is gesloten.Sluit het portier goed.
61
Page 64 of 244

Waarschuwingslampje Wat het betekent Wat te doen
ACTIEVE MOTORKLEP (indien aanwezig)
Het lampje gaat branden als het contact wordt
ingeschakeld voor een werkingscontrole en
schakelt enkele seconden later uit.
Onder de volgende omstandigheden kan een
probleem in het systeem worden aangegeven:
het lampje gaat niet branden als het
contact wordt ingeschakeld (AAN);
blijft branden/knipperen;
63)
Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
WAARSCHUWINGSLAMPJE HOGE
TEMPERATUUR MOTORKOELVLOEISTOF
Het lampje knippert als de motorkoelvloeistof
zeer hoog is en blijft branden als de
temperatuur blijft stijgen.
Te volgen procedure
Brandend lampje: dit duidt op een
mogelijke oververhitting. Parkeer het voertuig
onmiddellijk op een veilige plek en schakel de
motor uit. Raadpleeg de paragraaf
"Oververhitting" in het hoofdstuk
"Noodsituaties".
BELANGRIJK Rijd niet met het voertuig als het
waarschuwingslampje voor een hoge
temperatuur van de motorkoelvloeistof brandt.
Dit kan leiden tot schade aan de motor.Breng het voertuig onmiddellijk tot stilstand op
een veilige plek en neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
62
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
67)