Page 145 of 244

verwijderen aangezien daardoor de
hermetische afdichting kan worden
aangetast.
BELANGRIJK De kap van de camera is
gemaakt van plastic. Maak de kap van
de camera niet schoon met
ontvettingsmiddelen, organische
oplosmiddelen, was of omhullingsagens
voor glas. Als er wordt gemorst op de
kap, onmiddellijk afvegen met een
zachte doek.
BELANGRIJK Wrijf niet met kracht op
de camerakap met een schurende of
harde borstel. De camerakap of lens
kan worden gekrast, hetgeen de
afbeeldingen kan beinvloeden.
BELANGRIJK Maak de cameralens met
een zachte doek schoon als er water,
sneeuw of modder op terecht is
gekomen. Gebruik een neutraal
reinigingsmiddel als u de camera niet
alleen met een doek schoon kunt
krijgen.
BELANGRIJK Het kan zijn dat de
achteruitrijmonitor niet perfect werkt
wanneer de camera aan abrupte
wijzigingen in de temperatuur (van
warm naar koud of omgekeerd) wordt
blootgesteld.
BELANGRIJK Neem voor het
vervangen van de banden contact opmet het Abarth Servicenetwerk. Door
de vervanging van de banden zouden
de lijnen die op het display
weergegeven worden kunnen afwijken.
BELANGRIJK De uitlijning van de
achteruitrijparkeercamera (locatie,
montagehoek) kan gewijzigd zijn als de
voor-, zij- of achterkant van het voertuig
in een botsing betrokken is geraakt.
Laat het voertuig altijd inspecteren door
het Abarth Servicenetwerk.
BELANGRIJK Als “Geen videosignaal
beschikbaar” op het display
weergegeven wordt, kan het zijn dat de
camera een probleem vertoont. Laat
het voertuig nakijken bij een Abarth
Servicenetwerk.
HET DISPLAY
WEERGEVEN
Richtlijnen die de breedte aanduiden
van het voertuig (geel) worden op het
scherm fig. 105 weergegeven als
verwijzing naar de breedte bij
benadering van het voertuig in
vergelijking met de breedte van de
parkeerplaats waar u op dat moment
achteruit wilt inparkeren.
Gebruik deze displayweergave om het
voertuig op een parkeerplaats of in een
garage te parkeren.
(gele) voertuigbreedtelijnen: deze
lijnen geven de breedte van het voertuig
aan.
afstandslijnen: deze lijnen geven bij
benadering de afstand tot een punt
gemeten vanaf de achterkant van het
voertuig (vanaf het uiteinde van de
bumper). De rode en gele lijnen geven
de afstand vanaf de bumper
(middelpunt van elke lijn) tot de
volgende punten aan: 50 cm voor de
rode lijnen en 1 m voor de gele lijnen.
BELANGRIJK De lijnen op het display
zijn vast. Ze zijn niet met de
handelingen van de bestuurder aan het
stuurwiel gesynchroniseerd. Let altijd
goed op en controleer visueel de zone
aan de achterkant van en rondom het
voertuig wanneer u achteruitrijdt.
10507080913-111-111AB
143
Page 146 of 244

WERKING VAN DE
ACHTERUITKIJKMONITOR
OPMERKING Afbeeldingen
weergegeven op de monitor van de
achteruitkijkparkeercamera zijn
omgekeerde afbeeldingen
(spiegelafbeeldingen).
Houd rekening met de bovenstaande
waarschuwingen voordat u de
achteruitkijkmonitor gebruikt:
Schakel de selectiehendel of
versnellingspook naar achteruit (R) om
het display naar de
achteruitkijkmonitorweergave A
fig. 106 te schakelen.
Terwijl u de
omgevingsomstandigheden bevestigt,
het voertuig B fig. 106 omdraaien;
Nadat uw voertuig de parkeerplaats
oprijdt, langzaam achteruit blijven rijden
zodat de afstand tussen de
breedtelijnen van het voertuig en de
zijkanten van de parkeerplaats links en
rechts grofweg gelijk zijn;
pas het stuurwiel aan tot de
voertuigbreedtelijnen parallel aan de
beide zijden van de parkeerplaats zijn
geplaatst;
Zodra ze parallel A fig. 107 zijn, draai
de wielen recht en rijd langzaam
achteruit de parkeerplaats Bfig. 107 op. Controleer wederom de
omgeving rondom het voertuig en stop
het voertuig op de best mogelijke
plaats;
Wanneer de selectiehendel of
versnellingspook geschakeld is van
achteruit (R) naar een andere
selectiehendel of versnellingspook,
keert het scherm terug naar de vorige
weergave.
OPMERKING Als de parkeerplaats
voorzien is van scheidingslijnen, draai
10607080913-989-989AB
10707080913-990-990AB
144
STARTEN EN RIJDEN
Page 147 of 244

de wielen dan recht als de
breedtegeleidingslijnen van het voertuig
parallel staan.
OPMERKING Omdat er een verschil
kan zijn tussen de weergegeven
afbeelding, zoals hieronder
aangegeven, en de huidige condities bij
het parkeren, altijd direct met uw ogen
de veiligheid aan de achterkant van het
voertuig en rondom controleren:
In de afbeelding van de
parkeerplaats (of garage) weergegeven
op het scherm, kunnen de achterkant
en de afstandrichtlijnen in de monitor
uitgelijnd zijn, maar het kan zijn dat ze
niet werkelijk uitgelijnd zijn op de grond;
wanneer u een parkeerplaats met
een scheidingslijn aan slechts één zijde
betreedt, kunnen de scheidingslijn en
de voertuigbreedtelijnen parallel op de
monitor worden weergegeven, terwijl ze
in werkelijkheid op de grond niet parallel
zijn.
FOTOKWALITEITAAN
PASSING
164)
Fotokwaliteitaanpassing kan worden
gedaan met de selectiehendel of
versnellingspook in de achteruit (R).
Er zijn vier instellingen die kunnen
worden aangepast waaronder
helderheid, contrast, tint en kleur. Bijhet aanpassen voldoende aandacht
shenken aan de directe omgeving van
het voertuig:
selecteer het pictogram
fig. 108 op het scherm om de tabs
weer te geven;
selecteer de gewenste tab;
pas de helderheid, contrast, tint en
kleur aan met de slider. Druk op de
resetknop wanneer een reset nodig is;
selecteer het pictogram op het
scherm om de tab te sluiten.
BELANGRIJK Pas de beeldkwaliteit van
de achteruitkijkmonitor altijd bij
stilstaand voertuig aan. Pas de
beeldkwaliteit van de
achteruitkijkmonitor niet aan terwijl het
voertuig rijdt. Het aanpassen van de
beeldkwaliteit (helderheid, contrast,
kleur en kleurtoon) van deachteruitkijkmonitor terwijl het voertuig
rijdt is gevaarlijk aangezien de
bestuurder afgeleid kan worden en een
ernstig ongeval kan veroorzaken.
BELANGRIJK
163)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere mogelijk gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen mensen
(vooral kinderen) of dieren in het
betreffende gebied aanwezig zijn. De
camera dient als hulp voor de bestuurder,
die echter nooit zijn aandacht mag laten
verslappen tijdens potentieel gevaarlijke
manoeuvres, ook al worden ze met lage
snelheden verricht. Houd altijd een lage
snelheid aan, zodat meteen geremd kan
worden in geval van obstakels.
164)Stel de beeldkwaliteit van de
achteruitkijkmonitor altijd bij stilstaand
voertuig af: stel de beeldkwaliteit van de
achteruitkijkmonitor niet af terwijl u met het
voertuig rijdt. Het afstellen van de
beeldkwaliteit van de achteruitkijkmonitor,
zoals de helderheid, het contrast, de kleur
en de tint, terwijl u met het voertuig rijdt is
gevaarlijk aangezien daardoor uw aandacht
kan verslappen en een ongeval kan
ontstaan.
10807080914-111-111
145
Page 148 of 244
BELANGRIJK
29)Voor een correcte werking is het van
extreem belang dat de camera altijd
schoon en vrij van modder, vuil, sneeuw of
ijs wordt gehouden. Zorg ervoor dat de
camera tijdens het reinigen niet gekrast of
beschadigd wordt. Vermijd het gebruik van
droge, ruwe of harde doeken. De camera
moet met schoon water worden gewassen,
waaraan eventueel autoshampoo is
toegevoegd. In wasstraten met
stoomreinigers of hogedrukreinigers
moeten de camera snel gewassen worden
door de spuitmond op minstens 10 cm van
de sensoren te houden. Breng geen
stickers op de camera aan.
EEN AANHANGER
TREKKEN
Uw auto is niet ontworpen voor trekken.
146
STARTEN EN RIJDEN
Page 149 of 244
IN GEVAL VAN NOOD
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren u om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen dat
in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis landelijke of
internationale universele
telefoonnummer bellen om het
dichtstbijzijnde Servicepunt te vinden.ALARMKNIPPERLICHTEN......148
EEN LAMP VERVANGEN.......149
ZEKERINGEN VERVANGEN.....159
BANDENREPARATIEKIT........166
STARTEN MET HULPACCU.....172
SLEPEN VAN HET VOERTUIG. . . .174
SLEPEN BIJ PECH...........176
147
Page 150 of 244

ALARMKNIPPER
LICHTEN
BEDIENING
Druk op de knop fig. 109 om het licht
in/uit te schakelen.
Druk de knop van de
alarmknipperlichten in en alle
richtingaanwijzers zullen gaan
knipperen. Het alarmknipperlichten
indicatielampje
enzullen
tegelijkertijd op het instrumentencluster
gaan knipperen.
NOODSTOP
SIGNALERINGSSYSTEEM
Het systeem schakelt uit als het
vaststelt dat het rempedaal wordt
losgelaten of, op basis van de lagere
voertuigsnelheid, dat er niet langer
sprake van noodremmen is.
Als het systeem bepaalt dat een
dergelijke situatie zich voordoet, zullen
alle richtingaanwijzers snel gaan
knipperen om de bestuurder van het
voertuig achter u te waarschuwen dat
uw voertuig plotseling moet remmen.
Dit systeem is ontworpen om vast te
stellen wanneer u het rempedaal met
een grotere kracht dan normaal indrukt,
zoals wanneer noodremmen vereist is.
De snel knipperende richtingaanwijzers
zullen het normale knipperpatroon
hervatten als u het voertuig tot stilstand
brengt terwijl de richtingaanwijzers snel
knipperen.Het noodstop signaleringssignaal werkt
niet bij een voertuigsnelheid lager dan
circa 60 km/h.
Als het rempedaal bij rijden op een
gladde weg ingedrukt wordt, kan het
noodstop signaleringssysteem worden
ingeschakeld, waardoor alle
richtingaanwijzers gaan knipperen.
10905031100-L12-001AB
148
IN GEVAL VAN NOOD
Page 151 of 244

EEN LAMP
VERVANGEN
ALGEMENE INSTRUCTIES
165) 166) 167) 168)
30) 31)
Controleer alvorens een lamp te
vervangen of de contacten zijn
geoxideerd;
vervang doorgebrande lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
controleer na vervanging van een
gloeilamp in de koplamp altijd of de
koplampafstelling goed is;
neem voor het vervangen van de
lamp contact op met het Abarth
Servicenetwerk;
gebruik het beschermdeksel en het
karton van de nieuwe lamp voor de
verwijdering van de oude lamp en houd
de oude lamp buiten bereik van
kinderen;
als een lamp niet werkt, controleer
dan of de betreffende zekering is
doorgebrand alvorens de lamp te
vervangen. Om de zekeringen te vinden
wordt verwezen naar de paragraaf
“Zekeringen vervangen” in dit
hoofdstuk.
BELANGRIJK Verzeker u ervan dat de
platte schroevendraaier de inwendige
aansluitklem niet raakt wanneer u de
lens of lamp met een platte
schroevendraaier verwijdert. Er kan
kortsluiting ontstaan als de platte
schroevendraaier de aansluitklem raakt.
BELANGRIJK Bij koude of vochtige
weersomstandigheden of na hevige
regen of een wasbeurt, kan de
binnenzijde van de koplampen of
achterlichten enigszins beslagen zijn
en/of kunnen er condensdruppels
aanwezig zijn. Dit is geen defect maar
een natuurlijk verschijnsel dat
veroorzaakt wordt door de
temperatuur- en
luchtvochtigheidsverschillen tussen de
binnen- en buitenzijde van het glas, en
dat geen negatieve invloed heeft op de
normale werking van de lichten. Deze
aanslag verdwijnt geleidelijk aan (van
het midden tot de randen) zodra de
lichten worden ingeschakeld.
149
Page 152 of 244
Buitenverlichting
Lampen Type Vermogen
Posities voor(versies met volledige
led-koplampen)Led
(*)—
(versies met halogeenlamp
koplampen)W5W 5 W
Grootlicht(versies met volledige
led-koplampen)Led
(*)—
Grootlicht/Dagverlichting (DRL)(versies met halogeenlamp
koplampen)H15 55/15 W
Dagverlichting (DRL)(versies met volledige
led-koplampen)Led
(*)—
Dimlicht(versies met volledige
led-koplampen)Led
(*)—
(versies met halogeenlamp
koplampen)H11 55 W
Richtingaanwijzers voor WY21W 21 W
Richtingaanwijzers zijkant
WY5W
(**)5W
Mistvoorlichten H11 55 W
Positielichten achter
Led
(*)—
Remlichten
Led
(*)—
3
eremlicht
Led(*)—
(*) Led is de afkorting voor Light Emitting Diode (licht-emitterende diode).
(**) Het lampje kan niet vervangen worden aangezien het in de lichtunit is ingebouwd. Vervang de lichtunit.
150
IN GEVAL VAN NOOD